Catharina, paleis Greenwich, 3 januari 1540

Precies zoals ik altijd al had gedroomd wordt er na het eten gedanst in een prachtig vertrek met daarin de knapste jongemannen ter wereld. En wat ik nooit had durven dromen: ik heb een nieuwe jurk, en op die jurk zit, natuurlijk zo in het oog springend en opvallend mogelijk, mijn nieuwe gouden broche, die ik hoogstpersoonlijk van de koning van Engeland heb gekregen. Ik zit er voortdurend aan, bijna alsof ik ernaar wijs en tegen mensen zeg: ‘Nou, wat zeg je me daarvan? Niet slecht, hè, voor zo ongeveer mijn eerste dag aan het hof?’ De koning zit op zijn troon en ziet er machtig en vaderlijk uit, en lady Anna is zo mooi als maar kan (in die vreselijke jurk) naast hem. Ze had dat sabelbont net zo goed in de Theems kunnen gooien als het op die tent van tafzijde laten naaien. Ik vind het zo erg dat dat prachtige bont zo verpest wordt dat het de pret bijna even drukt.

   Maar dan kijk ik het vertrek rond – niet onbescheiden natuurlijk; ik kijk gewoon rond, alsof ik naar niets in het bijzonder kijk – en dan zie ik eerst één jonge, knappe jongen en dan nog een; ik zie er wel een stuk of vijf die ik graag beter zou leren kennen. Sommigen zitten bij elkaar aan een tafel, de tafel van de pages, en stuk voor stuk zijn het zonen van goede families, die van zichzelf rijk zijn en hoog in aanzien staan bij een lord. Dereham, de arme Dereham, kan nog niet in hun schaduw staan; Henry Manox zou hun bediende zijn. Dit worden mijn nieuwe vrijers. Ik kan mijn ogen bijna niet van hen afhouden.

Ik zie dat een paar even mijn kant op kijken en ik voel een prikkeling van opwinding en genot doordat ik weet dat er naar me gekeken wordt, dat ik begeerd word, dat mijn naam zal vallen, dat ik een briefje toegespeeld zal krijgen, dat het hele vrolijke avontuur van flirten en verleiden weer opnieuw begint. Een jongen zal vragen hoe ik heet en me een briefje sturen. Ik zal instemmen met een ontmoeting; er worden bij het dansen, sporten en tijdens de maaltijd blikken en onnozele woorden uitgewisseld. Dan volgt er een kus, daarna misschien nog een, en dan zal er een verleiding plaatsvinden, langzaam, verrukkelijk, en leer ik de aanraking, de zalige kussen van een andere jongen kennen en word ik weer stapelverliefd.

Het eten is heerlijk, maar ik peuzel maar een klein beetje, want aan het hof word je altijd wel door iemand in de gaten gehouden, en ik wil niet gulzig overkomen. Onze tafel staat naar de voorkant van de zaal gericht, dus het is heel normaal dat ik omhoogkijk en de koning aan zijn maaltijd zie zitten. Met zijn weelderige kleren aan en prachtige gouden kraag om zou je hem ten onrechte kunnen aanzien voor een van de oude schilderijen boven een altaar; ik bedoel, voor een schilderij van God. Hij is zo voornaam en breed, en zo beladen met goud en juwelen, dat hij fonkelt als een oude schatberg. Over zijn indrukwekkende stoel ligt een goudkleurige doek uitgespreid, aan weerskanten hangen geborduurde gordijnen, en elk gerecht wordt door een geknielde bediende geserveerd. Zelfs de bediende die hem een gouden kom voorhoudt om zijn vingers in te dopen en zijn handen af te vegen, doet dit op één knie. Dan is er weer een andere bediende die hem de linnen doek overhandigt. Als ze voor hem knielen, houden ze ook hun hoofd gebogen, alsof hij van zo’n onaardse verhevenheid is dat ze hem niet kunnen aankijken.

Dus als hij opkijkt en ziet dat ik naar hem kijk, weet ik niet of ik mijn blik moet afwenden, een buiging moet maken, of wat ook. Ik raak hier zo van in de war dat ik maar even naar hem glimlach en zo’n beetje wegkijk, en dan weer terug, om te kijken of hij nog naar me kijkt – en jawel hoor. Dan bedenk ik dat ik me ook precies zo zou gedragen als ik de aandacht van een jongen probeerde te trekken, en die gedachte bezorgt me rode konen, en ik sla mijn blik weer naar mijn bord. O, wat ben ik toch een domme gans. Maar als ik opkijk – dit keer onder mijn wimpers door – om te zien of hij nog steeds kijkt, zie ik dat hij de zaal in blikt en mij blijkbaar nauwelijks gezien heeft.

Oom Howard houdt evenwel zijn scherpe zwarte ogen op me gericht en ik ben bang dat hij zijn voorhoofd zal fronsen; misschien had ik een buiging voor de koning moeten maken toen ik zag dat hij naar me keek. Maar de hertog geeft me alleen een goedkeurend knikje en richt dan het woord tot de man die rechts van hem zit. Een man die mij niets interesseert; hij lijkt wel honderdtweeënnegentig, zo oud is hij.

Het verbaast me zeer dat iedereen aan het hof zo oud is, en de koning is zelfs bejaard. Ik had altijd de indruk dat het een hof vol jonge mensen was, jong, mooi en vrolijk, niet van die stokoude mannen. Ik weet zeker dat de koning geen één vriend heeft die jonger is dan veertig. Zijn grote vriend Charles Brandon, van wie gezegd wordt dat hij het toppunt van aantrekkelijkheid en charme is, is echt bejaard en op zijn vijftigste al kinds. Mevrouw mijn grootmoeder spreekt over de koning alsof hij de prins is die ze als jong meisje gekend heeft, en dat is natuurlijk de reden waarom ik het helemaal verkeerd begrepen heb. Ze is zo oud dat ze vergeet dat er inmiddels vele jaren verstreken zijn. Ze denkt waarschijnlijk dat ze allemaal nog jong zijn. Als ze het over de koningin heeft, bedoelt ze altijd koningin Catharina van Aragon, niet koningin Jane, en zelfs niet lady Anna Boleyn. Ze slaat iedereen na Catharina gewoon over. Mijn grootmoeder is door de ondergang van haar nichtje Anna Boleyn zo bang geworden dat ze nooit over haar spreekt, behalve dan als afschrikwekkend voorbeeld voor ondeugende meisjes als ik.

   Maar zo is het niet altijd geweest. Ik weet nog vaag dat ik voor het eerst in het huis van mijn stiefgrootmoeder in Horsham was en dat er om de zin ‘mijn nichtje de koningin’ werd gezegd, en dat haar in elke brief naar Londen om een gunst of een vergoeding werd gevraagd, om een baan voor een bediende of de profijten van een klooster, of dat haar werd gevraagd om een priester weg te sturen of een nonnenklooster te slopen. Daarna kreeg Anna een dochter en was het ‘onze baby prinses Elizabeth’ voor en na, en hoopte men dat de volgende baby een jongen zou zijn. Iedereen beloofde me dat ik een positie aan het hof zou krijgen, in de hofhouding van mijn nicht, dat ik familie van de koningin van Engeland zou zijn, dat ik de echtgenoten voor het uitzoeken had. Een andere nicht van de familie Howard, Mary, was getrouwd met de buitenechtelijke zoon van de koning, Henry Fitzroy, en voor prinses Mary was een neef bestemd. We waren dermate via huwelijken met de Tudors vervlochten dat we zelf ook koninklijk zouden worden. Maar toen werd er langzaam maar zeker, zoals wanneer de winter aanbreekt, maar je eerst niet merkt dat het kouder wordt, steeds minder en met minder stelligheid over haar hof gesproken. Op een dag riep mijn stiefgrootmoeder alle leden van de familie bij elkaar in de grote zaal en zei ze abrupt dat Anna Boleyn (zo noemde ze haar, zonder titel, en al helemaal zonder familieaanduiding), dat Anna Boleyn zichzelf en haar familie te schande had gemaakt, haar koning had verraden en dat haar naam en de naam van haar broer nooit meer genoemd zouden worden.

We wilden natuurlijk allemaal dolgraag weten wat er gebeurd was, maar we moesten wachten op de roddels van de bedienden. Pas toen eindelijk het bericht uit Londen kwam, werd mij verteld wat mijn nicht koningin Anna had gedaan. Mijn dienstmeisje vertelde me – ik hoor het haar nog zeggen – dat lady Anna beschuldigd was van verschrikkelijke misdaden, van overspel met vele mannen, onder wie haar broer, van hekserij, verraad, beheksing van de koning, van een hele reeks aan gruwelen, waarvan slechts één ding mij, een dodelijk geschrokken jong meisje, bijbleef: dat ze beschuldigd was door haar eigen oom, door mijn oom Norfolk. Dat hij het hof had voorgezeten, dat hij haar doodvonnis had uitgesproken en dat zijn zoon, mijn knappe neef, naar de Tower was gegaan zoals een man naar een jaarmarkt gaat, op zijn paasbest gekleed, om te zien hoe zijn nicht werd onthoofd.

   Ik dacht dat mijn oom misschien zo’n geduchte man was dat hij een pact met de duivel had; maar nu lach ik om die kinderachtige angsten, nu ik zijn gunstelinge ben en zo hoog bij hem aangeschreven sta dat hij Jane Boleyn, lady Rochford, opdracht heeft gegeven om bijzonder goed voor mij te zorgen en hij haar geld heeft gegeven om een jurk voor me te kopen. Hij is blijkbaar bijzonder met me ingenomen; hij vindt mij van alle Howard-dochters die hij aan het hof heeft geplaatst de beste, en hij denkt dat ik de belangen van de familie zal dienen door een goed huwelijk te sluiten, door bevriend te raken met de koningin of door in de smaak te vallen bij de koning. Ik had gedacht dat hij een harteloze duivel was, maar nu vind ik hem een heel vriendelijke oom.

   Na het eten zijn er een maskerade en wat grappige potsen van de nar van de koning, en daarna is er nog zang – verschrikkelijk saai. De koning is een groot muzikant, wordt mij verteld, dus ’s avonds zullen we meestal wel een van zijn liederen moeten aan horen. Het is een lied met veel tra-la-la en iedereen luistert heel aandachtig en applaudisseert aan het eind heel hard. Lady Anna vindt er volgens mij net zomin iets aan als ik, maar ze begaat de vergissing om een beetje leeg om zich heen te kijken, alsof ze eigenlijk liever ergens anders was. Ik zie dat de koning even naar haar kijkt, en dan zijn blik afwendt, alsof haar gebrek aan aandacht hem ergert. Ik sla uit voorzorg mijn handen onder mijn kin in elkaar en glimlach met halfgeloken ogen alsof de vreugde me bijna te veel wordt. Wat een geluk! Hij kijkt toevallig weer even mijn kant op en denkt natuurlijk dat ik door zijn muziek in vervoering ben gebracht. Hij glimlacht me breed en goedkeurend toe, ik glimlach terug en sla mijn ogen neer alsof ik bang ben dat ik hem te lang aankijk.

‘Heel goed gedaan,’ zegt lady Rochford, en ik kijk even triomfantelijk. Heerlijk, heerlijk, het hofleven. Heus, mijn hoofd raakt er nog van op hol.

De Erfenis Van De Boleyns
titlepage.xhtml
index_split_000.xhtml
index_split_001.xhtml
index_split_002.xhtml
index_split_003.xhtml
index_split_004.xhtml
index_split_005.xhtml
index_split_006.xhtml
index_split_007.xhtml
index_split_008.xhtml
index_split_009.xhtml
index_split_010.xhtml
index_split_011.xhtml
index_split_012.xhtml
index_split_013.xhtml
index_split_014.xhtml
index_split_015.xhtml
index_split_016.xhtml
index_split_017.xhtml
index_split_018.xhtml
index_split_019.xhtml
index_split_020.xhtml
index_split_021.xhtml
index_split_022.xhtml
index_split_023.xhtml
index_split_024.xhtml
index_split_025.xhtml
index_split_026.xhtml
index_split_027.xhtml
index_split_028.xhtml
index_split_029.xhtml
index_split_030.xhtml
index_split_031.xhtml
index_split_032.xhtml
index_split_033.xhtml
index_split_034.xhtml
index_split_035.xhtml
index_split_036.xhtml
index_split_037.xhtml
index_split_038.xhtml
index_split_039.xhtml
index_split_040.xhtml
index_split_041.xhtml
index_split_042.xhtml
index_split_043.xhtml
index_split_044.xhtml
index_split_045.xhtml
index_split_046.xhtml
index_split_047.xhtml
index_split_048.xhtml
index_split_049.xhtml
index_split_050.xhtml
index_split_051.xhtml
index_split_052.xhtml
index_split_053.xhtml
index_split_054.xhtml
index_split_055.xhtml
index_split_056.xhtml
index_split_057.xhtml
index_split_058.xhtml
index_split_059.xhtml
index_split_060.xhtml
index_split_061.xhtml
index_split_062.xhtml
index_split_063.xhtml
index_split_064.xhtml
index_split_065.xhtml
index_split_066.xhtml
index_split_067.xhtml
index_split_068.xhtml
index_split_069.xhtml
index_split_070.xhtml
index_split_071.xhtml
index_split_072.xhtml
index_split_073.xhtml
index_split_074.xhtml
index_split_075.xhtml
index_split_076.xhtml
index_split_077.xhtml
index_split_078.xhtml
index_split_079.xhtml
index_split_080.xhtml
index_split_081.xhtml
index_split_082.xhtml
index_split_083.xhtml
index_split_084.xhtml
index_split_085.xhtml
index_split_086.xhtml
index_split_087.xhtml
index_split_088.xhtml
index_split_089.xhtml
index_split_090.xhtml
index_split_091.xhtml
index_split_092.xhtml
index_split_093.xhtml
index_split_094.xhtml
index_split_095.xhtml
index_split_096.xhtml
index_split_097.xhtml
index_split_098.xhtml
index_split_099.xhtml
index_split_100.xhtml
index_split_101.xhtml
index_split_102.xhtml
index_split_103.xhtml
index_split_104.xhtml
index_split_105.xhtml
index_split_106.xhtml
index_split_107.xhtml
index_split_108.xhtml
index_split_109.xhtml
index_split_110.xhtml
index_split_111.xhtml
index_split_112.xhtml
index_split_113.xhtml