Koningin Catharina, paleis Oatlands, 28 juli 1540

Nou, ik moet zeggen dat het allemaal leuk en aardig is om getrouwd te zijn, maar ik heb niet half de bruiloft gehad die zij gehad heeft. Voor mij was er geen grote ontvangst op Greenwich, ik mocht niet op een mooi paard rijden en ik werd niet begroet door hem met alle edellieden van Engeland achter zich. Er werd niet in sloepen de rivier af gevaren, en ook ging heel Londen niet uit zijn dak van blijdschap, dus de mensen die denken dat het een heel vrolijk gebeuren is om met de koning te trouwen moeten maar eens naar mijn bruiloft kijken, want die was, om het maar eens bot te zeggen, een stiekeme aangelegenheid. Zo! Ik heb het gezegd, en iedereen die er anders over denkt is er niet bij geweest. Dat geldt dus voor de meeste mensen op aarde, want er was bijna niemand bij aanwezig.

   De dag ervoor zei ik nog tegen lady Rochford: ‘Vraagt u eens aan de kamerheer of aan het hoofd van de huishouding of wie ook wat we precies moeten doen. Waar ik moet staan en wat ik moet zeggen en zo.’ Ik wilde oefenen. Ik oefen graag als ik voor mensen moet verschijnen en iedereen naar me zal kijken. Door haar antwoord had ik beter kunnen weten.

‘Er valt niet veel te oefenen,’ zei ze stug. ‘Uw bruidegom heeft in elk geval al genoeg geoefend. U hoeft alleen de gelofte te herhalen. En verder komt er voor u toch nauwelijks iemand.’

En gelijk had ze! De bisschop van Londen was er en droeg de mis op (hartelijk dank, voor mij was er niet eens een echte aartsbisschop), de koning was er, die niet eens een speciaal vest droeg, maar een oude jas aanhad – dat is toch je reinste belediging? – en ik in de mooiste jurk die ik had kunnen laten maken, maar ja, in krap twee weken krijg je niet veel voor elkaar. Ik had niet eens een kroon op mijn hoofd!

Ik heb een paar heel mooie sieraden van hem gekregen; ik heb ze meteen naar de goudsmid gestuurd om ze te laten taxeren, en ze waren inderdaad heel fraai, hoewel ik van sommige zeker weet dat Catharina van Aragon ze uit Spanje heeft meegenomen, en wie wil er nu sieraden die van een vriendin van je grootmoeder zijn geweest? Er zal vast wel sabelbont komen dat net zo mooi is als dat van koningin Anna. Ik heb de kleermakers al opdracht gegeven om nieuwe jurken voor me te maken en er komen vast geschenken van iedereen ter wereld, zodra iedereen het weet, zodra iedereen het te horen heeft gekregen.

Maar het was in elk geval niet zo’n luisterrijke bruiloft als ik verwacht had, en hij haalde het niet bij die van haar. Ik dacht dat we maanden bezig zouden zijn met alles regelen, dat er optochten en een belangrijke intocht in Londen zouden zijn, en dat ik mijn eerste nacht in de Tower zou doorbrengen en dan door de straten die behangen waren met goudkleurige doeken, terwijl de mensen liedjes over me zongen, naar Westminster Abbey gereden zou worden. ‘Schone Catharina’ dacht ik dat ze zouden zingen. ‘Roos van Engeland.’

   Maar nee hoor, in plaats daarvan zijn er alleen een bisschop, de koning en ik in een betoverende jurk van grijsgroene zijde die als ik beweeg van kleur verschiet, met een nieuwe kap op en in elk geval zijn parels om, en mijn oom en grootmoeder als getu igen, en een paar heren van zijn hof, en daarna gaan we aan tafel, en daarna… Daarna! Het is niet te geloven! Ze hebben het over niets anders dan over de onthoofding van Thomas Cromwell.

   Tijdens een bruiloftsontbijt! Is dat nou wat een bruid op haar huwelijksdag wil horen? Er worden geen heildronken uitgebracht, geen toespraken voor me gehouden, en er zijn nauwelijks feestelijkheden. Niemand geeft me complimentjes, er wordt niet gedanst en niet geflirt, er worden geen vleiende woorden gesproken. Ze hebben het alleen maar over Thomas Cromwell, omdat hij vandaag is onthoofd. Op mijn trouwdag! Is dat de manier waarop de koning zijn bruiloft viert: met de dood van zijn belangrijkste raadsman en beste vriend? Dat is niet zo’n leuk geschenk voor een jong meisje op haar trouwdag, hè? Ik ben heus niet zoals die vrouw – je weet wel, die uit de Bijbel, die iemands hoofd als huwelijksgeschenk wilde hebben. Het enige wat ik echt als huwelijksgeschenk wilde, was sabelbont, en niet het bericht dat de raadsman van de koning is onthoofd, terwijl hij om genade smeekte.

De oude mensen hebben het over niets anders. Niemand heeft gevraagd hoe ik me voel. Ze zijn er natuurlijk helemaal opgetogen over, dus ze praten over mijn hoofd heen, alsof ik een kind ben in plaats van de nieuwe koningin van Engeland, en ze praten over het verbond met Frankrijk en zeggen dat koning Frans ons zal helpen met de paus. En niemand vraagt mij naar mijn mening.

   De koning pakt, door de tafel aan het zicht onttrokken, mijn hand beet, buigt zich naar me toe en fluistert: ‘Ik kan niet wachten tot vannacht, roos van me, mijn mooiste sieraad’, en dat is bepaald niet erg inspirerend als je bedenkt dat Thomas Culpepper hem naar zijn stoel moest helpen en hem vast en zeker ook bij mij in bed moet hijsen.

Kortom, ik ben de gelukkigste vrouw ter wereld, prijs de Heer. Alleen een beetje ontevreden vanavond.

En ik ben niet in mijn gewone doen. Als ik op dit uur in de kamer van de koningin was, zouden we ons allemaal klaarmaken om in de zaal te gaan dineren, zouden we elkaar monsteren en plagen als iemand haar haar heel mooi gedaan had of iets heel moois aanhad. Er was altijd wel iemand die mij ervan beschuldigde dat ik de aandacht van een of andere jongen probeerde te trekken en dan bloosde ik altijd en zei: ‘Nee! Niet waar!’ alsof de gedachte alleen al me onthutste. En dan kwam de koningin haar slaapkamer uit, lachte ons toe, ging ons voor naar de zaal en dan werd het een vrolijke bedoening. De helft van de tijd was er wel een jongeman die een oogje op me had; de afgelopen paar weken zat Thomas Culpepper voortdurend naar me te glimlachen en dan stootten alle meisjes om me heen me aan en zeiden dat ik om mijn eer moest denken. Nu kijkt hij natuurlijk niet eens meer naar me, want voor een koningin bestaat er geen vertier. Je zou bijna denken dat ik al net zo oud ben als mijn man.

Het was niet alleen vrolijk, het was ook druk, blij en jong. We waren altijd met een heel stel, allemaal bij elkaar, allemaal blij en samen grappen makend. En als de grappen van tijd tot tijd wat zuur werden, door jaloezie of boosaardigheid, was er altijd wel iemand anders bij wie je je nood kon klagen, met wie je een groepje kon vormen en een ruzie kon veroorzaken. Ik vind het fijn om in een groep meisjes te zijn, ik vind het leuk in de kamer van de jonge hofdames. Ik vind het leuk om een van de hofdames van de koningin te zijn, gezellig met z’n allen bij elkaar.

Koningin van Engeland zijn is allemaal leuk en aardig, maar ik heb geen vrienden. Het lijkt wel of ik alleen ben met die oude mensen: grootmoeder, mijn oom, de koning en zijn oude heren van de Geheime Raad. De jonge mannen die bij de koning in dienst zijn glimlachen niet eens meer naar me; je zou denken dat ze me niet leuk meer vinden. Thomas Culpepper buigt zijn hoofd als ik bij hem in de buurt kom en kijkt me niet meer aan. En de oude mensen praten onder elkaar over de dingen waar oude mensen belangstelling voor hebben: het weer, het beroerde einde van Thomas Cromwell, zijn bezittingen en geld, de toestand van de Kerk en het gevaar van katholieken en ketters, het gevaar van de mensen uit het noorden die nog steeds hun kloosters terug willen. En ik zit erbij als een goed opgevoede dochter, als een goed opgevoede kleindochter eigenlijk, en ik moet mijn best doen om niet te gapen.

Ik draai mijn hoofd de ene kant op, zodat het net is alsof ik naar mijn oom luister, en dan de andere kant op naar de koning. Ik luister naar geen van beiden, om de waarheid te zeggen. Het is een en al geroezemoes, geroezemoes boven mij, en er zijn geen muzikanten en er wordt niet gedanst; er is, kortom, niets om mij af te leiden, behalve het gesprek van mijn man, en welke bruid zit daar nou op te wachten?

Dan zegt Hendrik heel zacht en lief dat het tijd is dat we ons terugtrekken, en godzijdank komt lady Rochford dan binnen en neemt mij mee, weg van de rest. Ze heeft een mooi nieuw nachthemd voor me met een bijpassend manteltje voor eroverheen, en ik verkleed me in de eigen kleedkamer van de koningin, want ik ben nu koningin.

‘God zij met u, majesteit,’ zegt ze. ‘Maar u bent wel erg hoog gestegen.’

‘Inderdaad, vrouwe Rochford,’ zeg ik, plechtig bijna. ‘En als u mij in de toekomst wilt adviseren en helpen zoals u dat in het verleden gedaan hebt, zal ik u bij mij houden.’

‘Uw oom heeft mij dat ook precies opgedragen,’ zegt ze. ‘Ik word het hoofd van uw privévertrek.’

‘Ik benoem mijn eigen hofdames,’ zeg ik hooghartig.

‘Nee, dat zal niet gaan,’ zegt ze vriendelijk. ‘Uw oom heeft de belangrijkste benoemingen al geregeld.’

Ik kijk even of de deur wel achter haar dicht is. ‘Hoe gaat het met de koningin?’ vraag ik haar. ‘U komt toch net van Richmond?’

Ze legt me meteen het zwijgen op. ‘Noem haar geen koningin. Ú bent nu de koningin.’

Ik slaak een kreetje over mijn eigen onnozelheid. ‘Dat was ik vergeten. Maar hoe is het met haar?’

‘Toen ik wegging, was ze heel verdrietig,’ zegt ze. ‘Maar volgens mij niet omdat ze hem nu kwijt is. Eerder omdat ze ons nu moet missen. Het leven als koningin van Engeland beviel haar wel; ze vond de vertrekken prettig, ze vond het fijn om met ons te zijn, en alles eromheen.’

‘Ik vond het ook fijn,’ zeg ik weemoedig. ‘Ik mis het ook. Vrouwe Rochford, neemt ze het mij erg kwalijk, denkt u? Heeft ze iets lelijks over mij gezegd?’

   Lady Rochford knoopt mijn nachthemd in mijn hals dicht. Op de bandjes zitten heel kleine pareltjes geborduurd; het is een uitermate hartverwarmend nachthemd, het zal in mijn huwelijksnacht een hele troost voor me zijn om te weten dat ik een nachthemd d raag dat aan parels een klein fortuin heeft gekost. ‘Ze neemt het u niet kwalijk,’ zegt ze vriendelijk. ‘Mal kind. Iedereen weet toch dat u hier niets aan kon doen – behalve dan dat u jong en mooi bent, en dat zal niemand u kwalijk nemen. Zelfs zij niet. Ze weet best dat u niet bewust op haar ondergang en ongeluk uit was, net zomin als u verantwoordelijk bent voor de dood van Thomas Cromwell. Iedereen weet dat u hier niets mee te maken hebt.’

‘Ik ben koningin,’ zeg ik enigszins geïrriteerd. ‘Je zou zeggen dat ik hier meer mee te maken heb dan wie ook.’

‘U bent de vijfde koningin,’ merkt ze op. Ze is niet onder de indruk van mijn geërgerde toon. ‘En als ik heel eerlijk ben is er na de eerste geen koningin meer geweest die die naam waardig was.’

‘Nou, ik ben nu de koningin,’ zeg ik vastberaden. ‘En dat is het enige wat ertoe doet.’

‘Koningin van de dag,’ zegt ze, en ze gaat achter me staan om het sleepje van mijn nachthemd uit te spreiden. Ook dat is zwaar bezet met pareltjes; het is echt een schitterend nachthemd. ‘Een eendagsvliegkoningin. God behoede u, majesteitje.’

De Erfenis Van De Boleyns
titlepage.xhtml
index_split_000.xhtml
index_split_001.xhtml
index_split_002.xhtml
index_split_003.xhtml
index_split_004.xhtml
index_split_005.xhtml
index_split_006.xhtml
index_split_007.xhtml
index_split_008.xhtml
index_split_009.xhtml
index_split_010.xhtml
index_split_011.xhtml
index_split_012.xhtml
index_split_013.xhtml
index_split_014.xhtml
index_split_015.xhtml
index_split_016.xhtml
index_split_017.xhtml
index_split_018.xhtml
index_split_019.xhtml
index_split_020.xhtml
index_split_021.xhtml
index_split_022.xhtml
index_split_023.xhtml
index_split_024.xhtml
index_split_025.xhtml
index_split_026.xhtml
index_split_027.xhtml
index_split_028.xhtml
index_split_029.xhtml
index_split_030.xhtml
index_split_031.xhtml
index_split_032.xhtml
index_split_033.xhtml
index_split_034.xhtml
index_split_035.xhtml
index_split_036.xhtml
index_split_037.xhtml
index_split_038.xhtml
index_split_039.xhtml
index_split_040.xhtml
index_split_041.xhtml
index_split_042.xhtml
index_split_043.xhtml
index_split_044.xhtml
index_split_045.xhtml
index_split_046.xhtml
index_split_047.xhtml
index_split_048.xhtml
index_split_049.xhtml
index_split_050.xhtml
index_split_051.xhtml
index_split_052.xhtml
index_split_053.xhtml
index_split_054.xhtml
index_split_055.xhtml
index_split_056.xhtml
index_split_057.xhtml
index_split_058.xhtml
index_split_059.xhtml
index_split_060.xhtml
index_split_061.xhtml
index_split_062.xhtml
index_split_063.xhtml
index_split_064.xhtml
index_split_065.xhtml
index_split_066.xhtml
index_split_067.xhtml
index_split_068.xhtml
index_split_069.xhtml
index_split_070.xhtml
index_split_071.xhtml
index_split_072.xhtml
index_split_073.xhtml
index_split_074.xhtml
index_split_075.xhtml
index_split_076.xhtml
index_split_077.xhtml
index_split_078.xhtml
index_split_079.xhtml
index_split_080.xhtml
index_split_081.xhtml
index_split_082.xhtml
index_split_083.xhtml
index_split_084.xhtml
index_split_085.xhtml
index_split_086.xhtml
index_split_087.xhtml
index_split_088.xhtml
index_split_089.xhtml
index_split_090.xhtml
index_split_091.xhtml
index_split_092.xhtml
index_split_093.xhtml
index_split_094.xhtml
index_split_095.xhtml
index_split_096.xhtml
index_split_097.xhtml
index_split_098.xhtml
index_split_099.xhtml
index_split_100.xhtml
index_split_101.xhtml
index_split_102.xhtml
index_split_103.xhtml
index_split_104.xhtml
index_split_105.xhtml
index_split_106.xhtml
index_split_107.xhtml
index_split_108.xhtml
index_split_109.xhtml
index_split_110.xhtml
index_split_111.xhtml
index_split_112.xhtml
index_split_113.xhtml