Jane Boleyn, Ampthill, oktober 1541

Haar stonde begon ongeveer een week later, maar ik was niet al te zeer ontmoedigd. Alleen de gedachte aan een zwangerschap was genoeg om de koning nog verliefder op haar te doen worden dan ooit, en ze heeft eindelijk afgesproken dat, hoewel de zon uitsluitend voor Thomas Culpepper opkomt en weer ondergaat, hij niet deelgenoot van elk geheimpje gemaakt hoeft te worden.

Ze is heel aardig geweest tegen de mensen die ze deze zomer heeft ontmoet; zelfs wanneer ze verveeld was of haar aandacht er niet bij kon houden wist ze een vriendelijke glimlach op haar gezicht te bewaren, en ze heeft geleerd om een stukje achter de koning te lopen en te allen tijde zedig en gehoorzaam over te komen. Ze heeft hem in bed als een bezoldigde hoer bediend, en aan tafel zit ze naast hem en verblikt of verbloost niet als hij een wind heeft gelaten. Het is een egoïstisch, onnozel kind, maar ze zou na verloop van tijd wel eens een goede koningin kunnen worden. Als ze in verwachting raakt en Engeland een zoon schenkt, zou ze wel eens lang genoeg kunnen leven om een koningin te leren zijn die bewondering oogst.

De koning is in elk geval verzot op haar. Door zijn toegeeflijkheid is het voor ons een stuk gemakkelijker om Culpepper haar slaapkamer in en er weer uit te smokkelen. In Pontrefact hadden we een slechte nacht, want toen stuurde hij sir Anthony Denny zonder aankondiging naar haar kamer, en zat zij binnen met Culpepper opgesloten. Denny probeerde de deur en ging zonder een woord te zeggen weer weg. Een andere keer begon de koning in haar bed te woelen, terwijl zij aan de andere kant van de deur bezig waren, en moest ze snel weer naar de oude man, nog vochtig van het zweet en de kussen. Als het in de kamer niet zo naar zijn winden had gestonken had hij vast en zeker de geur van de wellust geroken. Op Grafton Regis hebben de geliefden op het privaat de liefde bedreven. Culpepper sloop de trap op naar het kamertje met stenen muren dat boven de slotgracht uitsteekt en zij zei tegen haar hofdames dat ze hondsberoerd was, en heeft toen de hele middag daarbinnen met hem doorgebracht, vrijend dat de stukken eraf vlogen, terwijl wij verder allemaal kandeel aan het maken waren. Als het niet zo gevaarlijk was had ik erom kunnen lachen. Vooralsnog raak ik nog steeds vervuld van een ademloze mengeling van angst en verlangen als ik hen zo samen bezig hoor.

Ik lach nooit. Ik denk aan mijn echtgenoot en zijn zus, en dan besterft elke lach om mijn lippen. Ik denk eraan dat hij haar beloofde onder alle omstandigheden haar man te zijn. Ik denk aan haar, die niets liever wilde dan een zoon krijgen en zeker wist dat Hendrik haar die niet kon geven. Ik denk aan het goddeloze pact dat ze met elkaar gesloten moeten hebben. En met een zachte kreun denk ik dan dat dit allemaal alleen maar mijn angst, mijn fantasie is, en dat het misschien wel nooit echt is gebeurd. Het ergste aan het feit dat die twee nu dood zijn is dat ik nooit zal weten wat er gebeurd is. De enige manier waarop ik de gedachte al die jaren heb kunnen verdragen aan wat zij gedaan hebben en aan de rol die zij gespeeld hebben is door hem ver van mij af te schuiven. Ik denk er nooit aan, ik heb het er nooit over en in mijn bijzijn spreekt niemand ooit over hen. Het is alsof ze nooit bestaan hebben. Dat is de enige manier waarop ik het feit dat ik leef en zij dood zijn kan dragen: door net te doen alsof ze nooit bestaan hebben.

‘Dus toen koningin Anna Boleyn van verraad beschuldigd werd bedoelden ze eigenlijk overspel?’ vraagt Catharina aan mij.

De vraag sluit zo naadloos aan bij mijn eigen gedachten dat het is alsof ik met een mes gestoken word. ‘Hoe bedoelt u?’ vraag ik.

Het is een heldere, koude ochtend in oktober en we rijden van Collyweston naar Ampthill. De koning rijdt in galop voor ons uit, samen met de jonge mannen van zijn hof, en denkt dat hij wint als zij hun paarden inhouden. Thomas Culpepper bevindt zich onder hen. Catharina stapt voort op haar grijze merrie en ik rijd op een van de jachtpaarden van de familie Howard naast haar. Verder rijdt iedereen een eindje achterop om te kunnen kletsen, en er is niemand die me tegen haar nieuwsgierigheid kan beschermen.

‘U zei laatst dat zij en de andere mannen van overspel beschuldigd waren,’ gaat ze verder.

‘Dat is maanden geleden.’

‘Dat weet ik, maar ik heb erover nagedacht.’

‘U denkt wel erg langzaam,’ zeg ik vals.

‘Dat weet ik,’ zegt ze volkomen ongegeneerd. ‘En ik heb bedacht dat ze Anna Boleyn, mijn nicht, alleen maar van verraad hebben beschuldigd omdat ze de koning ontrouw was, en haar hebben onthoofd.’ Ze kijkt om zich heen. ‘En ik heb bedacht dat ik in dezelfde situatie verkeer,’ zegt ze. ‘Als iemand het wist zou hij zeggen dat ik de koning ontrouw ben. Misschien zouden ze dit ook wel verraad noemen. Wat zou er dan met mij gebeuren?’

‘Daarom zeggen we ook niets,’ antwoord ik. ‘Daarom zijn we zo voorzichtig. Weet u nog? Ik heb u van meet af aan gewaarschuwd dat u voorzichtig moet zijn.’

‘Maar waarom hebt u me dan geholpen om Thomas te kunnen ontmoeten? Terwijl u wist hoe gevaarlijk het was? Nadat uw eigen schoonzus om precies hetzelfde is gedood?’

Ik sta met mijn mond vol tanden. Ik had nooit gedacht dat ze me deze vraag zou stellen. Maar ze is zo onnozel dat ze soms recht op dingen af gaat die zo klaar als een klontje zijn. Ik draai mijn hoofd om alsof ik over de koude weilanden uitkijk, waar de rivier, die door de recente regenval sterk gezwollen is, ligt te glinsteren als een zwaard, een Frans zwaard.

‘Omdat u mij gevraagd hebt u te helpen,’ zeg ik. ‘Ik ben uw vriendin.’

‘Hebt u Anna Boleyn geholpen?’

‘Nee!’ roep ik uit. ‘Die wilde geen hulp van mij!’

‘Was u niet haar vriendin?’

‘Ik was haar schoonzus.’

‘Mocht ze u niet?’

‘Ik durf te betwijfelen of ze me ooit gezien heeft. Ze had geen oog voor me.’

Dit brengt haar speculaties niet tot stilstand, zoals mijn bedoeling was geweest, maar voedt die juist. Ik kan bijna haar gedachten langzaam rond horen malen.

‘Mocht ze u niet?’ vraagt Catharina. ‘Haar man, haar zus en zij waren altijd samen. Maar u sloten ze buiten.’

Ik lach, maar het gaat niet van harte. ‘Als u het zo zegt klinkt het net alsof we kinderen op het schoolplein waren.’

Ze knikt. ‘Zo gaat het precies aan een koninklijk hof. Had u een hekel aan hen omdat u niet mee mocht doen?’

‘Ik was een Boleyn,’ zeg ik. ‘Ik was net zo goed een Boleyn als zij. Ik was door mijn huwelijk een Boleyn. Hun oom de hertog is mijn oom. Mijn belangen liggen bij de familie, net zo goed als dat voor hen gold.’

‘Waarom hebt u dan tegen hen getuigd?’ vraagt ze.

Ik schrik zo van deze regelrechte beschuldiging dat ik weer met mijn mond vol tanden sta. Ik kijk haar aan. ‘Waar hebt u dat gehoord? Waarom wilt u hierover spreken?’

‘Dat heeft Catharina Carey me verteld,’ zegt ze, alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat twee meisjes, bijna kinderen nog, elkaar vertrouwelijke dingen vertellen over verraad, incest en de dood. ‘Ze zei dat u tegen uw man en zijn zus getuigd hebt. U hebt het bewijs geleverd waarmee aangetoond kon worden dat zij geliefden en verraders waren.’

‘Niet waar,’ fluister ik. ‘Niet waar.’ Ik kan er niet tegen dat ze dat met zo veel woorden zegt, ik denk er zelf nooit aan. Ik wens er vandaag de dag niet aan te denken. ‘Zo is het helemaal niet gegaan,’ zeg ik. ‘Dat begrijpt u niet omdat u nog maar een jong meisje bent. Toen dit allemaal gebeurde was u een kind. Ik heb geprobeerd hem te redden, ik heb geprobeerd haar te redden. Het is allemaal zo door uw oom bekokstoofd. Het is mislukt, maar het had moeten slagen. Ik dacht dat ik hem zou redden als ik getuigde, maar het is verkeerd afgelopen.’

‘Is het zo dan gegaan?’

‘Het was hartverscheurend!’ roep ik overmand door verdriet uit. ‘Ik heb geprobeerd hem te redden, ik hield van hem, ik had alles voor hem willen doen.’

Uit haar knappe jonge gezichtje spreekt medeleven. ‘Was het uw bedoeling om hem te redden?’

Met de rug van mijn handschoen veeg ik snel de tranen uit mijn ogen. ‘Ik had voor hem willen sterven,’ zeg ik. ‘Ik dacht dat ik hem kon redden. Ik zou hem redden. Ik zou alles gedaan hebben om hem te redden.’

‘Waarom is het dan verkeerd afgelopen?’ fluistert ze.

‘Uw oom en ik dachten dat de koning, als zij schuld bekenden, zich van Anna zou laten scheiden en dat ze naar een klooster zou worden gestuurd. We dachten dat ze hem zijn titel en ereblijken zouden afnemen en dat hij dan verbannen zou worden. De mannen die samen met haar genoemd werden, zijn nooit schuldig geweest – dat wist iedereen. Zij waren de vrienden van George en haar hovelingen, maar niet haar minnaars. We dachten dat ze allemaal vergiffenis zouden krijgen, net zoals Thomas Wyatt vergiffenis was geschonken.’

‘Wat is er dan gebeurd?’

Het voelt als een droom nu ik de geschiedenis opnieuw vertel. Het is de droom die mij vaak bezoekt, waar ik ’s nachts van wakker word alsof ik ziek ben, waardoor ik uit mijn bed gedreven word en op en neer loop in de donkere kamer, totdat het eerste grauwe licht aan de hemel verschijnt en ik weet dat mijn bezoeking ten einde is.

‘Ze hebben ontkend schuldig te zijn. Dat hoorde niet bij het plan. Zij hadden moeten bekennen, maar ze hebben alles ontkend, behalve dat ze enige kritiek op de koning hadden geuit. George had gezegd dat de koning impotent was.’ Zelfs op deze zonnige herfstdag, vijf jaar na het proces, laat ik nog steeds mijn stem dalen en kijk ik schielijk om me heen om zeker te weten dat niemand meeluistert. ‘Ze hadden er de moed niet voor, hebben ontkend schuldig te zijn en niet om genade gevraagd. Ik heb me vastgehouden aan het plan, zoals ik van uw oom moest doen. Ik heb de titel gered, het grondbezit gered, de Boleyn-erfenis gered, hun fortuin gered.’

Catharina wacht op wat er nog meer komt. Ze begrijpt niet dat dit het einde van het verhaal is. Dit is mijn grote daad en mijn triomf: ik heb de titel en het grondbezit gered. Ze kijkt zelfs niet-begrijpend.

‘Ik heb gedaan wat ik moest doen om de Boleyn-erfenis te redden,’ herhaal ik. ‘Mijn schoonvader, de vader van George en Anna, had in de loop van zijn leven een fortuin opgebouwd. George had dat nog groter gemaakt. Daar kwam de rijkdom van Anna ook nog eens bij. Ik heb dat gered. Ik heb Rochford Hall voor ons gered, ik heb de titel weten te behouden. Ik ben nog steeds lady Rochford.’

‘U hebt de erfenis behouden, maar zij hebben hem niet geërfd,’ zegt Catharina, die het niet begrijpt. ‘Uw man is gestorven, en hij moet toch gedacht hebben dat u tegen hem getuigde. Hij moet gedacht hebben dat u hem beschuldigde, terwijl hij zelf zei dat hij onschuldig was. U was een getuige in zijn proces.’ Ze denkt langzaam, ze spreekt langzaam, en langzaam zegt ze het allerergste. ‘Hij moet gedacht hebben dat u hem de dood in stuurde zodat u de titel en de grond kon houden, ook al had u hem gedood.’

Ik zou het wel willen uitgillen om wat zij zegt, omdat ze deze nachtmerrie onder woorden brengt. Ik wrijf met de rug van mijn handschoen over mijn gezicht alsof ik mijn frons wil wegwrijven. ‘Nee. Niet waar! Niet waar! Dat kan hij niet gedacht hebben,’ zeg ik radeloos. ‘Hij wist dat ik van hem hield, dat ik hem probeerde te redden. Toen hij zijn dood tegemoet ging, moet hij geweten hebben dat ik op mijn knieën voor de koning lag en hem smeekte mijn man in leven te laten. Toen zij haar dood tegemoet ging, wist ze dat ik op het allerlaatste moment nog voor de koning stond en hem vroeg haar in leven te laten.’

Ze knikt. ‘Nou, ik hoop dat u nooit zult hoeven getuigen om mij te redden,’ zegt ze. Het is een armzalige poging tot humor; ik acht die niet eens een glimlach waard.

‘Daarmee was mijn leven ten einde,’ zeg ik eenvoudigweg. ‘Niet alleen hun leven was ten einde, maar ook ik ging toen dood.’

We rijden een tijdje zwijgend naast elkaar voort en dan geven een paar vriendinnen van Catharina hun paard de sporen om naast haar te komen rijden en met haar over Ampthill te babbelen en over de ontvangst die ons daar ongetwijfeld te wachten staat, en over de vraag of Catharina al genoeg heeft van haar gele jurk en die aan Catharina Tylney wil geven. Even later breekt er ruzie uit, omdat Catharina hem aan Joan had beloofd, maar Margaret echt vindt dat hij haar toekomt.

‘Houden jullie allebei je gemak,’ zeg ik streng, nadat ik mezelf weer naar het heden heb gesleurd. ‘De koningin heeft die jurk hooguit drie keer aangehad en hij blijft in haar garderobe totdat ze hem vaker heeft gedragen.’

‘Mij maakt het niet uit,’ zegt Catharina. ‘Ik kan zo een nieuwe bestellen.’

De Erfenis Van De Boleyns
titlepage.xhtml
index_split_000.xhtml
index_split_001.xhtml
index_split_002.xhtml
index_split_003.xhtml
index_split_004.xhtml
index_split_005.xhtml
index_split_006.xhtml
index_split_007.xhtml
index_split_008.xhtml
index_split_009.xhtml
index_split_010.xhtml
index_split_011.xhtml
index_split_012.xhtml
index_split_013.xhtml
index_split_014.xhtml
index_split_015.xhtml
index_split_016.xhtml
index_split_017.xhtml
index_split_018.xhtml
index_split_019.xhtml
index_split_020.xhtml
index_split_021.xhtml
index_split_022.xhtml
index_split_023.xhtml
index_split_024.xhtml
index_split_025.xhtml
index_split_026.xhtml
index_split_027.xhtml
index_split_028.xhtml
index_split_029.xhtml
index_split_030.xhtml
index_split_031.xhtml
index_split_032.xhtml
index_split_033.xhtml
index_split_034.xhtml
index_split_035.xhtml
index_split_036.xhtml
index_split_037.xhtml
index_split_038.xhtml
index_split_039.xhtml
index_split_040.xhtml
index_split_041.xhtml
index_split_042.xhtml
index_split_043.xhtml
index_split_044.xhtml
index_split_045.xhtml
index_split_046.xhtml
index_split_047.xhtml
index_split_048.xhtml
index_split_049.xhtml
index_split_050.xhtml
index_split_051.xhtml
index_split_052.xhtml
index_split_053.xhtml
index_split_054.xhtml
index_split_055.xhtml
index_split_056.xhtml
index_split_057.xhtml
index_split_058.xhtml
index_split_059.xhtml
index_split_060.xhtml
index_split_061.xhtml
index_split_062.xhtml
index_split_063.xhtml
index_split_064.xhtml
index_split_065.xhtml
index_split_066.xhtml
index_split_067.xhtml
index_split_068.xhtml
index_split_069.xhtml
index_split_070.xhtml
index_split_071.xhtml
index_split_072.xhtml
index_split_073.xhtml
index_split_074.xhtml
index_split_075.xhtml
index_split_076.xhtml
index_split_077.xhtml
index_split_078.xhtml
index_split_079.xhtml
index_split_080.xhtml
index_split_081.xhtml
index_split_082.xhtml
index_split_083.xhtml
index_split_084.xhtml
index_split_085.xhtml
index_split_086.xhtml
index_split_087.xhtml
index_split_088.xhtml
index_split_089.xhtml
index_split_090.xhtml
index_split_091.xhtml
index_split_092.xhtml
index_split_093.xhtml
index_split_094.xhtml
index_split_095.xhtml
index_split_096.xhtml
index_split_097.xhtml
index_split_098.xhtml
index_split_099.xhtml
index_split_100.xhtml
index_split_101.xhtml
index_split_102.xhtml
index_split_103.xhtml
index_split_104.xhtml
index_split_105.xhtml
index_split_106.xhtml
index_split_107.xhtml
index_split_108.xhtml
index_split_109.xhtml
index_split_110.xhtml
index_split_111.xhtml
index_split_112.xhtml
index_split_113.xhtml