Jane Boleyn, paleis Greenwich, 3 januari 1540
‘Hertog, heer,’ zeg ik, en ik buig heel diep.
We bevinden ons in de Howard-vertrekken op paleis Greenwich: een reeks fraaie kamers die in elkaar overlopen en bijna net zo ruim en mooi zijn als de vertrekken van de koningin zelf. Ik heb hier één keer met George gelogeerd, toen we net getrouwd waren, en ik herinner me het uitzicht over de rivier en het licht bij zonsopgang, toen ik wakker werd, heel erg verliefd, en ik het geluid van zwanen hoorde, die op hun reusachtige krakende vleugels overvlogen en naar de rivier afdaalden.
‘Ach, vrouwe Rochford,’ zegt mijn heer de hertog, en zijn doorgroefde gezicht staat beminnelijk. ‘Ik heb u nodig.’
Ik wacht.
‘U bent toch bevriend met lady Anna? U verkeert toch op goede voet met haar?’
‘Voor zover dat kan wel, ja,’ zeg ik voorzichtig. ‘Ze spreekt vooralsnog bijna geen Engels, maar ik heb mijn best gedaan om met haar te praten, en volgens mij mag ze me wel.’
‘Denkt u dat ze u in vertrouwen zou nemen?’
‘Ik denk dat ze eerst met haar metgezellen uit Kleef zal praten. Maar ze vraagt me wel eens dingen over Engeland. Volgens mij vertrouwt ze me.’
Hij draait zich om naar het raam en tikt met de nagel van zijn duim tegen zijn gele tanden. Zijn grauwe gezicht staat nadenkend.
‘We hebben een probleem,’ zegt hij langzaam.
Ik wacht.
‘Zoals u wel hebt gehoord hebben ze haar hier inderdaad zonder de juiste documenten naartoe laten komen,’ zegt hij. ‘Ze is als kind verloofd geweest met Frans van Lotharingen, en de koning moet zeker weten dat deze verloving verbroken en ontbonden is, alvorens hij verdere stappen kan ondernemen.’
‘Staat het haar niet vrij om te trouwen?’ vraag ik verbijsterd. ‘Terwijl de contracten ondertekend zijn, ze helemaal hiernaartoe is gekomen en de koning haar als zijn bruid heeft onthaald? Terwijl Londen haar als zijn nieuwe koningin welkom heeft geheten?’
‘Het is niet uitgesloten,’ zegt hij vaag.
Het is volkomen uitgesloten, maar het is niet aan mij om dat te zeggen. ‘Wie beweert dan dat ze misschien niet vrij is om te trouwen?’
‘De koning durft er niet mee verder te gaan. Zijn geweten knaagt aan hem.’
Ik wacht even; ik kan niet snel genoeg nadenken om dit te snappen. Deze koning is met de vrouw van zijn eigen broer getrouwd en heeft haar vervolgens afgedankt omdat het huwelijk voor het leven niet geldig zou zijn. Deze koning heeft het hoofd van Anna Boleyn op basis van zijn eigen oordeel op het blok doen belanden, en daartoe zou hij God exclusief geraadpleegd hebben. Dit is geen koning die zich laat afschrikken om met een vrouw te trouwen louter en alleen omdat een of andere Duitse ambassadeur het juiste papiertje niet bij zich heeft, zo veel is zeker. Dan herinner ik me het moment waarop zij hem op Rochester opzij heeft geduwd, en hoe hij keek toen hij achteruitdeinsde.
‘Dus het is waar. Ze bevalt hem niet. Hij kan haar niet vergeven hoe ze hem op Rochester heeft behandeld. Hij zoekt een manier om onder het huwelijk uit te komen. Hij gaat wederom een beroep doen op een al eerder bestaand contract.’ Eén blik op het duistere gezicht van de hertog en ik weet dat ik de spijker op zijn kop heb geslagen, en ik zou bijna hardop willen lachen om deze nieuwe wending in de komedie die het leven van koning Hendrik is. ‘Hij moet haar niet en hij gaat haar terugsturen.’
‘Als ze zou bekennen dat er een ouder contract bestaat, kan ze zonder schande terug naar huis en is de koning vrij,’ zegt de hertog rustig.
‘Maar hij bevalt haar wel,’ zeg ik. ‘Althans, ze vindt hem wel leuk. En ze kan niet terug naar huis. Geen enkele vrouw met een beetje verstand in haar hoofd gaat terug naar huis. Als beschadigde waar teruggaan naar Kleef als je ook koningin van Engeland kunt zijn? Dat wil ze nooit. Wie trouwt er nog met haar als hij haar weigert? Wie trouwt er met haar als hij verkondigt dat er een eerder contract bestaat? Dan is het gedaan met haar leven.’
‘Ze zou zich van dat eerdere contract kunnen ontdoen,’ zegt hij in alle redelijkheid.
‘Bestaat dat eigenlijk wel?’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Naar alle waarschijnlijkheid niet.’
Ik denk even na. ‘Hoe kan ze dan ontheven worden van iets wat niet bestaat?’
Hij glimlacht. ‘Dat is een zaak voor de Duitsers. Ze kan tegen haar wil worden teruggestuurd als ze niet meewerkt.’
‘Zelfs de koning kan haar niet ontvoeren en zomaar het koninkrijk uit zetten.’
‘Als we haar erop konden betrappen dat ze zegt dat er wel een eerder contract heeft bestaan…’ Zijn stem is net een fluistering van zijde. ‘Als ze zelf zegt dat ze niet vrij is om te trouwen…’
Ik knik. Ik begin te begrijpen welke gunst hij van me vraagt.
‘De koning zou de man die hem kan vertellen dat hij een bekentenis van haar heeft zeer erkentelijk zijn. En de vrouw die een dergelijke bekentenis uitgelokt heeft, zou zeer hoog bij hem in aanzien staan. En bij mij.’
‘Ik ben uw dienaar,’ zeg ik om mezelf even tijd te geven om na te denken. ‘Maar ik kan haar niet laten liegen. Als zij weet dat ze vrij is om te trouwen, laat ze het wel uit haar hoofd om iets anders te zeggen. En als ik beweer dat ze iets anders heeft gezegd, hoeft ze het alleen maar te ontkennen. Dan is het haar woord tegen het mijne en zijn we weer terug bij de waarheid.’ Ik zwijg even, want ik voel een plotselinge angst opkomen. ‘Heer, ik neem aan dat het niet mogelijk is haar te beschuldigen?’
‘Waarvan dan?’
‘Van een of andere misdaad?’ zeg ik zenuwachtig.
‘Bedoelt u dat we haar zouden kunnen beschuldigen van verraad?’
Ik knik. Ik weiger het woord zelf in de mond te nemen. Ik zou willen dat ik dat nooit meer hoef te horen. Het leidt naar het grasveld bij de Tower en naar het schavot. Het heeft mij mijn grote liefde afgenomen. Het heeft een einde gemaakt aan ons leven samen.
‘Hoe zouden we haar van verraad kunnen beschuldigen?’ vraagt hij aan mij, alsof wij niet in een gevaarlijke wereld leven waarin alles verraad kan zijn.
‘De wet heeft heel veel dingen veranderd, en onschuldig zijn alleen is niet meer voldoende om je te verdedigen.’
Hij schudt abrupt zijn hoofd. ‘Het is uitgesloten dat hij haar beschuldigt. De koning van Frankrijk ontvangt op dit moment de Heilige Roomse keizer. Misschien spreken ze op precies dit moment wel met elkaar af dat ze ons samen gaan aanvallen. We kunnen niets doen waar Kleef boos om zou kunnen worden. We hebben een verbond met de protestantse vorsten nodig, anders lopen we het risico om alleen te komen staan tegen Spanje en Frankrijk, die de handen tegen ons ineengeslagen hebben. Als de Engelse katholieken weer in opstand komen, zoals al eerder is gebeurd, is het met ons gedaan. Ze moet bekennen dat ze met iemand anders verloofd is en dan uit vrije wil teruggaan, zodat we die vrouw kwijt zijn, maar het bondgenootschap behouden. Of iemand moet haar erop betrappen dat ze het bekent – dat is ook goed genoeg. Maar als ze volhoudt dat ze vrij is om te trouwen en als ze per se wil dat het huwelijk voltrokken wordt, moet de koning ermee verdergaan. We mogen absoluut haar broer niet beledigen.’
‘Of de koning het nu leuk vindt of niet?’
‘Ook al vindt hij het vreselijk, ook al haat hij de man die het bekokstoofd heeft, ook al vindt hij haar afschuwelijk.’
Ik doe er even het zwijgen toe. ‘Als hij haar afschuwelijk vindt en toch met haar trouwt, zal hij later wel een manier bedenken om zich van haar te ontdoen,’ denk ik hardop.
De hertog zegt niets, maar zijn oogleden schermen zijn donkere ogen af. ‘Ach, wie kan in de toekomst kijken?’
‘Ze zal elke dag van haar leven in groot gevaar verkeren,’ voorspel ik. ‘Als de koning haar kwijt wil, denkt hij binnen de kortste keren dat het de wil van God is dat hij zich van haar ontdoet.’
‘Dat is in algemene zin de manier waarop de wil van God aan het licht lijkt te treden,’ zegt de hertog met een wolfachtige grijns.
‘Vervolgens acht hij haar schuldig aan het een of andere vergrijp,’ zeg ik. Het woord ‘verraad’ neem ik niet in de mond.
‘Als u ook maar enigszins om haar geeft, overtuigt u haar er dan van dat ze nu moet weggaan,’ zegt de hertog zacht.
Ik loop langzaam terug naar de vertrekken van de koningin. Ze zal zich niet door mij laten adviseren; daar heeft ze haar ambassadeurs voor, en bovendien staat het mij niet vrij te zeggen wat ik echt denk. Maar als ik een echte vriendin van haar was geweest, had ik haar gezegd dat je Hendrik niet als echtgenoot wilt hebben als hij voor de trouwdag al een hekel aan je heeft. Zijn kwaadaardigheid jegens vrouwen die hem dwarsbomen is dodelijk. En wie weet dat beter dan ik?