Anna, Hampton Court, Kerstmis 1540

‘Als het toch moet gebeuren, dan netjes.’ Dit is mijn motto geworden, en als de sloep vanuit Richmond de rivier op gevaren komt, met de mannen in de wherry’s en de vissers in hun bootjes, die hun pet afzetten als ze mijn vlag zien en die ‘God zegene koningin Anna!’ roepen, en soms ook minder beleefde aanmoedigingen, zoals ‘Ik had je gehouden, hoor, wijfie!’, en: ‘Waarom probeer je niet eens een visser?’, en nog ergere dingen, glimlach ik en zwaai ik, en herhaal ik voor mezelf: als het toch moet gebeuren, dan netjes.

De koning kan zich niet netjes gedragen; zijn egoïsme en dwaasheid in deze kwestie zijn voor iedereen zonneklaar. De ambassadeurs van Spanje en Frankrijk moeten hebben gelachen tot ze buikpijn kregen over de excessen van zijn woeste ijdelheid. Van de kleine Kitty Howard (koningin Catharina – ik moet er echt aan denken dat ik haar koningin noem) kan niet verwacht worden dat ze zich netjes gedraagt. Je kunt net zo goed aan een puppy vragen of hij gezeglijk wil zijn. Als hij haar niet binnen een jaar afdankt, als ze niet in het kraambed sterft, leert ze misschien haar fatsoen te behouden, als een echte koningin… misschien. Maar nu kan ze dat nog niet. Ze was eerlijk gezegd niet eens een erg goede hofdame. Haar manieren waren toen al niet gepast voor de vertrekken van de koningin. Hoe zal ze zich dan ooit overeenkomstig de troon moeten gedragen?

Ik zal dus zelf enig fatsoen aan den dag moeten leggen, anders worden wij drieën de risee van het hele land. Ik zal mijn oude kamers in dit paleis, mijn favoriete paleis, als eregast moeten betreden. Ik zal mijn knie moeten buigen voor het meisje dat nu op mijn stoel zit. Ik zal haar zonder te lachen moeten aanspreken als ‘koningin Catharina’ – ook zonder te huilen, trouwens. Ik zal degene moeten zijn die ik volgens de koning kon worden: zijn zus en zijn dierbaarste vriendin.

   Dat dit mij, als de koning het op zijn heupen krijgt, geen bescherming biedt tegen arrestatie en beschuldigingen is voor mij net zo duidelijk als voor ieder ander. Hij heeft zijn eigen nichtje laten arresteren en haar in de oude Syon-abdij gevangen lat en zetten. Aan verwantschap met de koning kun je duidelijk geen immuniteit tegen angst ontlenen, en vriendschap met de koning is geen garantie voor veiligheid – zoals de man die dit paleis heeft gebouwd, Thomas Wolsey, kan bewijzen. Ik word rustig stroomopwaarts geroeid, met mijn mooiste kleren aan en terwijl ik er honderd keer gelukkiger uitzie sinds mijn huwelijk ongeldig werd verklaard, en ik kan deze gevaarlijke tijden misschien overleven, deze gevaarlijke nabijheid verdragen en een leven voor mezelf in het koninkrijk van Hendrik inrichten als een alleenstaande vrouw, terwijl dat me als echtgenote duidelijk niet is gelukt.

Vreemd, deze reis in mijn eigen sloep met de banier van Kleef boven mijn hoofd. Ik reis alleen, zonder het hof in zijn eigen sloepen achter me aan en zonder dat mij een grootse ontvangst te wachten staat, en dat brengt mij in herinnering, zoals mij dat elke dag in herinnering wordt gebracht, dat de koning inderdaad gedaan heeft wat hij wilde doen – en ik houd het nog steeds bijna niet voor mogelijk. Ik was zijn vrouw, en nu ben ik zijn zus. Is er nog een koning in de christelijke wereld die een dergelijke transmutatie kan uitvoeren? Ik was koningin van Engeland, en nu is er een andere koningin, en zij was mijn hofdame, en nu moet ik de hare zijn. Dit is de steen der wijzen, die met de fonkeling van een oog gewoon metaal in goud doet veranderen. De koning heeft gedaan wat duizend alchemisten niet kunnen: onedel metaal in goud veranderen. Hij heeft het onedelste meisje, Catharina Howard, in een gouden koningin veranderd.

We naderen de oever. De roeiers halen hun riemen in één geoefende beweging binnen en brengen ze naar hun schouder, zodat de riemen in een rij omhoogwijzen, als een laan waar ik tussendoor moet lopen, de sloep door, vanaf mijn warme zitplaats, in bont gehuld in de voorsteven, naar de plek waar de pages en bedienden de loopplank voor me uitleggen en zich aan weerskanten opstellen.

   En kijk, wat een eer! De hertog van Norfolk in eigen persoon staat op de oever om me te begroeten, en enkele leden van de Geheime Raad – voornamelijk familieleden of bondgenoten van de Howards, zie ik. Ik ben vereerd over deze ontvangst, en ik zie aan zijn ironische glimlach dat hij het net zo vermakelijk vindt als ik.

Precies zoals ik al had voorspeld zijn de Howards overal: tegen de tijd dat de zomer aanbreekt is het koninkrijk ontwricht. De hertog is er de man niet naar om een kans aan zich voorbij te laten gaan; hij zal er zijn voordeel mee doen, zoals het een in de strijd geharde veteraan betaamt. Nu is hij tot grote hoogte gestegen, binnenkort wint hij de oorlog. Dan zullen we wel eens zien hoe lang het duurt voordat de zenuwen het begeven in het Seymour-kamp, in het Percy-kamp, onder de Parrs, de Culpeppers en de Nevilles, onder de hervormingsgezinde geestelijken rond Cranmer, die gewend waren aan macht, invloed en rijkdom, en dus niet zullen toestaan dat ze lange tijd buitengesloten worden.

Ik word aan land geholpen en de hertog buigt voor me en zegt: ‘Welkom op Hampton Court, majesteit.’ Alsof ik nog koningin ben.

‘Ik dank u,’ zeg ik. ‘Ik ben blij er te zijn.’ We weten allebei dat dit waar is, want God weet dat er een dag was, meerdere dagen zelfs, dat ik vreesde Hampton Court nooit meer te zullen zien. De waterpoort van de Tower van Londen, waar ze ’s nachts de verraders door naar binnen brengen – die wel, ja. Maar Hampton Court voor het kerstmaal? Nee.

‘U zult het wel koud gehad hebben onderweg,’ zegt hij.

Ik neem zijn arm en we lopen samen het grote pad op naar de voorkant van het paleis, met uitzicht op de rivier, alsof we goede vrienden zijn.

‘Ik heb geen last van de kou,’ zeg ik.

‘Koningin Catharina verwacht u in haar vertrekken.’

‘Hare majesteit is zeer genereus,’ zeg ik. Zo, ik heb het gezegd. Ik heb het onnozelste wicht van al mijn hofdames ‘hare majesteit’ genoemd alsof ze een godin is – en dat tegen haar oom nog wel.

‘De koningin wil u graag zien,’ zegt hij. ‘We hebben u allemaal gemist.’

   Ik glimlach en kijk omlaag. Dit doe ik niet uit bescheidenheid, maar om te voorkomen dat ik luidkeels moet lachen. Deze man heeft mij zo erg gemist dat hij bewijsmateriaal verzamelde om aan te tonen dat ik de koning door middel van hekserij had ontmand – een beschuldiging waardoor ik op het schavot zou zijn beland voordat ook maar iemand me had kunnen redden.

Ik kijk op. ‘Ik ben u zeer dankbaar voor uw vriendschap,’ zeg ik droogjes.

We gaan via de tuindeur naar binnen en we komen een stuk of wat pages en jonge lords tegen die vroeger tot mijn hofhouding behoorden en die zich tussen die deur en de vertrekken van de koningin ophouden om mij met een buiging te kunnen begroeten. Dat ontroert me meer dan ik durf te laten merken, maar als een jonge page naar me toe gerend komt, neerknielt en mijn hand kust, moet ik mijn tranen wegslikken en mijn hoofd geheven houden. Ik was maar heel korte tijd hun meesteres, hooguit een half jaar, en het ontroert me dat ze nog steeds om me geven, ook al woont er nu een andere jonge vrouw in mijn vertrekken die van hun diensten gebruikmaakt.

De hertog grijnst, maar zegt niets. Ik ben veel te zeer op mijn hoede om er een opmerking over te maken, dus gedragen we ons allebei alsof alle mensen op de trappen en in de gangen en alle gefluisterde groeten de normaalste zaak van de wereld zijn. Hij gaat me voor naar de vertrekken van de koningin, en de soldaten gooien de dubbele deuren op zijn knikje open en brullen: ‘Hare majesteit, de hertogin van Kleef’, en dan ga ik naar binnen.

De troon is leeg. Dat is mijn eerste verbaasde indruk, en één onbezonnen ogenblik lang denk ik bijna dat dit allemaal een grap is geweest, een van die beroemde Engelse grappen, en dat de hertog zich zo naar me zal omdraaien en zal zeggen: ‘Natuurlijk bent ú de koningin, neemt u uw plaats maar weer in!’ en dat we dan allemaal moeten lachen en alles weer bij het oude is.

   Maar dan zie ik dat de troon leeg is omdat de koningin op de grond met een bolletje wol en een jong katje ligt te spelen. Haar hofdames komen overeind, heel waardig, en buigen voor me, onberispelijk tot de juiste diepte voor iemand van koninklijken bloede, zij het van een onbelangrijke orde, en eindelijk kijkt dat wicht, Kitty Howard, op, ziet me, roept: ‘Majesteit!’, en vliegt op me af.

Aan één blik van haar oom zie ik meteen dat elk teken van intimiteit of genegenheid niet op prijs wordt gesteld. Ik zijg neer in net zo’n diepe reverence als ik voor de koning zelf zou maken.

‘Koningin Catharina,’ zeg ik ferm.

Door mijn toon matigt ze haar enthousiasme en mijn reverence brengt haar in herinnering dat we dit spel zullen moeten spelen, want er zijn vele spionnen aanwezig, waarna ze blijft staan en wankelend een kleine reverence voor mij maakt. ‘Hertogin,’ zegt ze zwakjes.

Ik kom omhoog. Ik wil haar dolgraag zeggen dat het goed is zo, dat we kunnen voortgaan op de ingeslagen weg, dat we een soort zussen voor elkaar, een soort vriendinnen kunnen zijn, maar we moeten wachten tot de deur van het privévertrek dicht is. Het moet geheim blijven.

‘Ik ben zeer vereerd met uw uitnodiging, majesteit,’ zeg ik plechtig. ‘En ik ben zeer verheugd dat ik bij u en uw echtgenoot, zijne majesteit de koning – God zegene hem –, aan de kerstdis mag zitten.’

Ze lacht onzeker, kijkt dan, terwijl ik haar vragend aankijk, naar haar oom en antwoordt: ‘We zijn heel blij dat u aan ons hof bent. Mijn echtgenoot de koning omhelst u als zijn zuster, en ik ook.’

Dan loopt ze op me toe, zoals haar duidelijk te verstaan is gegeven, alleen was het haar, zodra ze me zag, ontschoten, en dan biedt ze me haar koninklijke wang aan, die ik vervolgens mag kussen.

De hertog slaat dit gade en zegt: ‘Zijne majesteit de koning zegt dat hij vanavond met u tweeën hier zal dineren.’

‘In dat geval moeten we zorgen dat hij zich welkom voelt,’ zegt Catharina. Ze draait zich om naar lady Rochford en zegt: ‘De hertogin en ik gaan in mijn kabinet zitten, terwijl de kamer in gereedheid wordt gebracht voor de avondmaaltijd. We willen daar alleen zijn’, en dan zeilt ze naar mijn – haar – kabinet alsof dat al haar hele leven van haar is, en ik volg in haar kielzog.

Zodra de deur achter ons dicht is, begint ze druk te praten. ‘Dat ging goed, hè?’ zegt ze. ‘Uw reverence was prachtig – dank u wel.’

Ik glimlach. ‘Ik geloof dat het wel goed ging, ja.’

‘Ga zitten, ga zitten,’ zegt ze dringend. ‘U mag in uw eigen stoel zitten, hoor, dan voelt u zich wat meer thuis.’

Ik aarzel. ‘Nee,’ zeg ik. ‘Dat hoort niet. U zit in de stoel en ik kom naast u zitten. Voor het geval er iemand binnenkomt.’

‘En wat dan nog?’

‘We worden te allen tijde in de gaten gehouden,’ zeg ik, zoekend naar woorden. ‘U wordt te allen tijde in de gaten gehouden. U moet voorzichtig zijn. Altijd.’

Ze schudt haar hoofd. ‘U weet niet hoe hij met mij is,’ verzekert ze me. ‘U hebt hem nog nooit zo gezien. Ik kan alles vragen, ik krijg alles wat ik maar wil. Ik denk dat ik alles zou kunnen vragen en het dan nog zou krijgen ook. Hij vindt alles goed, hij vergeeft me alles.’

‘Mooi,’ zeg ik, en ik glimlach naar haar.

Maar haar gezichtje is niet meer zo stralend als toen ze met het katje aan het spelen was.

   ‘Ik weet dat het mooi is,’ zegt ze aarzelend. ‘Ik zou de gelukkigste vrouw ter wereld moeten zijn. Net als Jane Seymour, weet u wel? Haar motto was: “De gelukkigste”.’

‘U zult moeten wennen aan het leven als echtgenote en als koningin van Engeland,’ zeg ik vastberaden. Ik heb echt geen zin om nu het berouw van Catharina Howard te moeten aanhoren.

‘Dat zal ik ook doen,’ zegt ze ernstig. Ze is nog maar een kind, ze probeert het nog steeds iedereen die haar berispend toespreekt naar de zin te maken. ‘Ik probeer het echt, maje… Anna.’

De Erfenis Van De Boleyns
titlepage.xhtml
index_split_000.xhtml
index_split_001.xhtml
index_split_002.xhtml
index_split_003.xhtml
index_split_004.xhtml
index_split_005.xhtml
index_split_006.xhtml
index_split_007.xhtml
index_split_008.xhtml
index_split_009.xhtml
index_split_010.xhtml
index_split_011.xhtml
index_split_012.xhtml
index_split_013.xhtml
index_split_014.xhtml
index_split_015.xhtml
index_split_016.xhtml
index_split_017.xhtml
index_split_018.xhtml
index_split_019.xhtml
index_split_020.xhtml
index_split_021.xhtml
index_split_022.xhtml
index_split_023.xhtml
index_split_024.xhtml
index_split_025.xhtml
index_split_026.xhtml
index_split_027.xhtml
index_split_028.xhtml
index_split_029.xhtml
index_split_030.xhtml
index_split_031.xhtml
index_split_032.xhtml
index_split_033.xhtml
index_split_034.xhtml
index_split_035.xhtml
index_split_036.xhtml
index_split_037.xhtml
index_split_038.xhtml
index_split_039.xhtml
index_split_040.xhtml
index_split_041.xhtml
index_split_042.xhtml
index_split_043.xhtml
index_split_044.xhtml
index_split_045.xhtml
index_split_046.xhtml
index_split_047.xhtml
index_split_048.xhtml
index_split_049.xhtml
index_split_050.xhtml
index_split_051.xhtml
index_split_052.xhtml
index_split_053.xhtml
index_split_054.xhtml
index_split_055.xhtml
index_split_056.xhtml
index_split_057.xhtml
index_split_058.xhtml
index_split_059.xhtml
index_split_060.xhtml
index_split_061.xhtml
index_split_062.xhtml
index_split_063.xhtml
index_split_064.xhtml
index_split_065.xhtml
index_split_066.xhtml
index_split_067.xhtml
index_split_068.xhtml
index_split_069.xhtml
index_split_070.xhtml
index_split_071.xhtml
index_split_072.xhtml
index_split_073.xhtml
index_split_074.xhtml
index_split_075.xhtml
index_split_076.xhtml
index_split_077.xhtml
index_split_078.xhtml
index_split_079.xhtml
index_split_080.xhtml
index_split_081.xhtml
index_split_082.xhtml
index_split_083.xhtml
index_split_084.xhtml
index_split_085.xhtml
index_split_086.xhtml
index_split_087.xhtml
index_split_088.xhtml
index_split_089.xhtml
index_split_090.xhtml
index_split_091.xhtml
index_split_092.xhtml
index_split_093.xhtml
index_split_094.xhtml
index_split_095.xhtml
index_split_096.xhtml
index_split_097.xhtml
index_split_098.xhtml
index_split_099.xhtml
index_split_100.xhtml
index_split_101.xhtml
index_split_102.xhtml
index_split_103.xhtml
index_split_104.xhtml
index_split_105.xhtml
index_split_106.xhtml
index_split_107.xhtml
index_split_108.xhtml
index_split_109.xhtml
index_split_110.xhtml
index_split_111.xhtml
index_split_112.xhtml
index_split_113.xhtml