Anna, paleis Richmond, juli 1540

Het wachten is volgens mij het ergst, en wachten is het enige wat ik nu nog doe. Wachten om te horen wat voor aanklacht ze tegen me verzonnen zullen hebben, wachten op mijn arrestatie, en mijn hersens pijnigen over de verdediging die ik dan kan aanvoeren. Doktor Harst en ik zijn het erover eens dat ik het land moet verlaten, ook als dat betekent dat ik dan mijn aanspraak op de troon kwijtraak, dat ik het huwelijkscontract verbreek en het verbond met Kleef om zeep help. Zelfs als dat betekent dat Engeland zich bij Frankrijk zal aansluiten in een oorlog tegen Spanje. Tot mijn grote afgrijzen kan het feit dat ik in dit land in gebreke ben gebleven betekenen dat het Engeland vrijstaat om in Europa oorlog te gaan voeren. Ik hoopte dit land nu juist vrede en veiligheid te brengen, maar mijn mislukking met de koning kan hun daarentegen oorlog opleveren. En die kan ik niet voorkomen.

Doktor Harst denkt dat mijn vriend lord Lisle en mijn leider Thomas Cromwell zeker zullen sterven, en dat ik de volgende ben. Ik kan nu niets meer doen om Engeland voor deze uitbarsting van tirannie te behoeden. Ik kan alleen nog maar proberen om mijn eigen huid te redden. De aanklacht valt niet te voorspellen en ik kan me er niet tegen wapenen. Er zal geen sprake zijn van een officiële aanklacht in een rechtszaal, er zullen geen rechters en geen jury zijn. Het is uitgesloten dat ik me kan verdedigen tegen de aanklacht die ze tegen mij zullen inbrengen. Lord Lisle en lord Cromwell zullen sterven op grond van een akte van veroordeling, waar geen proces aan te pas komt en alleen de handtekening van de koning voor nodig is. De koning, die denkt dat hij door God gestuurd wordt, is een god geworden die over de volledige macht over leven en dood beschikt. Het lijdt geen twijfel dat hij ook mijn dood aan het beramen is.

Ik aarzel; als een gekkin wacht ik een paar dagen en hoop ik dat het allemaal zal meevallen. Ik denk dat de koning misschien wel goed geadviseerd zal worden door mannen die voor rede vatbaar zijn. Ik bid dat God tot hem spreekt in verstandige taal en dat Hij hem niet zegt dat zijn eigen verlangens het belangrijkst zijn. Ik hoop dat ik iets hoor van mijn moeder, dat ze me vertelt wat ik moet doen. Ik hoop zelfs tegen beter weten in op een bericht van mijn broer, die zegt dat hij niet zal toestaan dat ze mij berechten, dat hij mijn executie zal voorkomen, dat hij een escorte naar me toe stuurt om me mee terug naar huis te nemen. Maar op de dag dat Doktor Harst gezegd heeft dat hij met zes paarden naar me toe zal komen en dat ik klaar moet staan om te vertrekken, komt hij zonder paarden en met een heel ernstig gezicht naar me toe en zegt dat de havens gesloten zijn. De koning laat niemand het land in of uit. Er mogen geen schepen vertrekken. Zelfs als we de kust zouden halen – en vluchten staat gelijk aan schuld bekennen – zouden we niet in staat zijn te vertrekken. Ik zit gevangen in mijn nieuwe land. We kunnen niet naar huis.

Als een onnozel wicht had ik gedacht dat het vooral moeilijk zou zijn om langs de wachters voor mijn deur te komen, om paarden te regelen, om van het paleis weg te komen zonder dat iemand misbaar maakte en achter ons aan kwam. Maar nee, de koning is alziend, net als de god die hij denkt te zijn. Wegkomen van het paleis zou al moeilijk genoeg geweest zijn, maar nu kunnen we niet scheep gaan en wegvaren. Ik ben op dit eiland achtergelaten. De koning houdt me gevangen.

Doktor Harst denkt dat dit betekent dat ze me meteen zullen komen halen. De koning heeft het hele land vergrendeld, zodat hij me kan laten berechten, schuldig kan laten verklaren en kan laten onthoofden voordat mijn eigen familie zelfs maar heeft vernomen dat ik gearresteerd ben. Niemand in Europa kan protesteren of roepen dat het een schande is! In Europa komen ze het pas te weten als het achter de rug is en ik dood ben. Ik geloof dat dit echt zo is. Het moet binnen een paar dagen gebeuren, misschien morgen al.

Ik kan de slaap niet vatten. Ik zit de hele nacht aan het raam en wacht op het krieken van de dag. Ik denk dat dit mijn laatste nacht op aarde is en ik vind het verschrikkelijk dat ik mijn leven heb verspild. Ik heb niets anders gedaan dan mijn vader gehoorzamen, en daarna mijn broer; ik heb de afgelopen maanden verkwist door alleen maar te proberen het de koning naar de zin te maken; ik heb het vonkje dat ik ben, ik en niemand anders, niet gekoesterd. In plaats daarvan heb ik mijn wil en mijn gedachten ondergeschikt gemaakt aan de wil van de mannen die bepalen wat ik moet doen. Als ik de giervalk was geweest die ik in de ogen van mijn vader was, was ik tot hoog de lucht in gevlogen, had ik op eenzame, koude plekken mijn nest gebouwd en op de vrije wind gevlogen. In plaats daarvan ben ik een vogel in een kooi geweest, altijd vastgebonden en soms zelfs met een kap op. Nimmer vrij en soms blind.

God is mijn getuige, en als ik deze nacht overleef, deze week, zal ik proberen in de toekomst mezelf meer trouw te blijven. Als God me laat leven zal ik proberen Hem te eren door mezelf te zijn, en niet door een zus, een dochter of een echtgenote te zijn. Dat kan ik gemakkelijk beloven, want ik denk toch niet dat ik eraan gehouden zal worden. Ik denk niet dat God me zal redden, ik denk niet dat Hendrik me zal laten leven. Ik denk niet dat er na de komende week voor mij nog enig leven is.

Het wordt lichter en daarna begint de ochtendzon van de zomer goudkleurig te schijnen, maar ik blijf bij het raam zitten. Ze brengen me een beker licht bier en een snee brood met boter, en ik kijk naar de rivier of ik het vaandel al zie wapperen en het gestage duiken en trekken van de riemen, of ik de koninklijke sloep zie naderen die mij naar de Tower zal brengen. Bij elke trom die ik hoor slaan, een geluid dat over het water waait om de roeiers gelijk te laten gaan, hoor ik hoe mijn hart meehamert met het gedreun in mijn oren en denk ik dat zij het zijn, dat ze mij vandaag komen halen. Het is grappig dat het, toen het eindelijk zover was, rond het middaguur pas, niet een groep bleek te zijn, maar slechts één man, Richard Beard, die zonder enige aankondiging in een kleine wherry arriveerde toen ik in de tuin liep, met mijn handen koud in mijn zakken en mijn voeten struikelend van angst. Hij treft me aan in de besloten tuin, waar ik tussen de rozen wandel en mijn hoofd ernaartoe buig, maar niet in staat ben de geur van de helemaal geopende bloemen te ruiken. Van een afstandje moet ik er in zijn ogen als een gelukkige vrouw hebben uitgezien, als een jonge koningin in een rozentuin. Pas als hij dichterbij komt ziet hij hoe wit mijn gezicht is.

‘Majesteit,’ zegt hij, en hij buigt diep, alsof hij een koningin voor zich heeft.

Ik knik.

‘Ik heb een brief van de koning voor u.’ Hij steekt me de brief toe. Ik neem hem aan, maar verbreek het zegel niet. ‘Wat staat erin?’ vraag ik.

Hij doet niet alsof het een privéaangelegenheid is. ‘Er staat in dat de koning na maanden van twijfel heeft besloten om zijn huwelijk met u nader te laten onderzoeken. Hij vreest dat het niet geldig is, omdat u toen al een ander huwelijkscontract had ondertekend. Er komt een onderzoek.’

‘Zegt hij dat we niet getrouwd zijn?’ vraag ik.

‘Hij vreest dat u samen niet getrouwd was,’ verbetert hij me vriendelijk.

Ik schud mijn hoofd. ‘Ik begrijp het niet,’ zeg ik bête. ‘Ik begrijp het niet.’

Dan komen ze allemaal: de halve Geheime Raad arriveert met gevolg en bedienden, en ze komen me stuk voor stuk vertellen dat ik met een onderzoek moet instemmen. Ik stem er niet mee in. Dat ga ik niet doen ook. Ze moeten met z’n allen vannacht hier op paleis Richmond bij me blijven. Ik zal niet de maaltijd met hen gebruiken, ik zal er niet mee instemmen. Ik zal er nooit ofte nimmer mee instemmen.

   ’s Ochtends vertellen ze me dat drie van mijn hofdames voor de onderzoekers moeten verschijnen. Ze weigeren me te vertellen wat hun gevraagd zal worden; ze willen me niet eens vertellen wie er gedwongen wordt om tegen me te getuigen. Ik vraag kopieën van de documenten die als bewijsmateriaal voor het onderzoek overlegd zullen worden, en ze weigeren me wat ook te laten zien. Doktor Harst klaagt over deze behandeling en schrijft een brief aan mijn broer. We weten echter dat de havens dicht zijn en dat er in het geheel geen nieuws Engeland verlaat. We zijn alleen, ik ben alleen. Doktor Harst vertelt dat er voor het proces van Anna Boleyn ook een onderzoek naar haar gedrag is geweest. Een onderzoek: net zoals ze dat naar mijn gedrag gaan doen. Haar hofdames zijn ondervraagd over wat ze had gezegd en gedaan, net zoals dat met de mijne zal gebeuren. Het bewijsmateriaal dat uit dat onderzoek naar voren kwam is later op haar proces gebruikt. Het vonnis werd geveld en de koning trouwde binnen een maand met Jane Seymour, haar jeugdige hofdame. Voor mij houden ze niet eens een proces; het geschiedt louter op basis van de handtekening van de koning – niets meer. Zal ik echt sterven, zodat de koning met de kleine Catharina Howard kan trouwen? Kan het echt mogelijk zijn dat ik moet sterven opdat deze oude man met een meisje kan trouwen met wie hij voor hooguit de prijs van een jurk het bed kan delen?

De Erfenis Van De Boleyns
titlepage.xhtml
index_split_000.xhtml
index_split_001.xhtml
index_split_002.xhtml
index_split_003.xhtml
index_split_004.xhtml
index_split_005.xhtml
index_split_006.xhtml
index_split_007.xhtml
index_split_008.xhtml
index_split_009.xhtml
index_split_010.xhtml
index_split_011.xhtml
index_split_012.xhtml
index_split_013.xhtml
index_split_014.xhtml
index_split_015.xhtml
index_split_016.xhtml
index_split_017.xhtml
index_split_018.xhtml
index_split_019.xhtml
index_split_020.xhtml
index_split_021.xhtml
index_split_022.xhtml
index_split_023.xhtml
index_split_024.xhtml
index_split_025.xhtml
index_split_026.xhtml
index_split_027.xhtml
index_split_028.xhtml
index_split_029.xhtml
index_split_030.xhtml
index_split_031.xhtml
index_split_032.xhtml
index_split_033.xhtml
index_split_034.xhtml
index_split_035.xhtml
index_split_036.xhtml
index_split_037.xhtml
index_split_038.xhtml
index_split_039.xhtml
index_split_040.xhtml
index_split_041.xhtml
index_split_042.xhtml
index_split_043.xhtml
index_split_044.xhtml
index_split_045.xhtml
index_split_046.xhtml
index_split_047.xhtml
index_split_048.xhtml
index_split_049.xhtml
index_split_050.xhtml
index_split_051.xhtml
index_split_052.xhtml
index_split_053.xhtml
index_split_054.xhtml
index_split_055.xhtml
index_split_056.xhtml
index_split_057.xhtml
index_split_058.xhtml
index_split_059.xhtml
index_split_060.xhtml
index_split_061.xhtml
index_split_062.xhtml
index_split_063.xhtml
index_split_064.xhtml
index_split_065.xhtml
index_split_066.xhtml
index_split_067.xhtml
index_split_068.xhtml
index_split_069.xhtml
index_split_070.xhtml
index_split_071.xhtml
index_split_072.xhtml
index_split_073.xhtml
index_split_074.xhtml
index_split_075.xhtml
index_split_076.xhtml
index_split_077.xhtml
index_split_078.xhtml
index_split_079.xhtml
index_split_080.xhtml
index_split_081.xhtml
index_split_082.xhtml
index_split_083.xhtml
index_split_084.xhtml
index_split_085.xhtml
index_split_086.xhtml
index_split_087.xhtml
index_split_088.xhtml
index_split_089.xhtml
index_split_090.xhtml
index_split_091.xhtml
index_split_092.xhtml
index_split_093.xhtml
index_split_094.xhtml
index_split_095.xhtml
index_split_096.xhtml
index_split_097.xhtml
index_split_098.xhtml
index_split_099.xhtml
index_split_100.xhtml
index_split_101.xhtml
index_split_102.xhtml
index_split_103.xhtml
index_split_104.xhtml
index_split_105.xhtml
index_split_106.xhtml
index_split_107.xhtml
index_split_108.xhtml
index_split_109.xhtml
index_split_110.xhtml
index_split_111.xhtml
index_split_112.xhtml
index_split_113.xhtml