Catharina, Norfolk House, Lambeth, 12 juli 1540
Het is gebeurd. Het duurde in totaal zes dagen. Zes dagen. De koning heeft zich ontdaan van zijn koningin, de koningin met wie hij wettig getrouwd is, zodat hij nu met mij kan trouwen. Mijn grootmoeder zegt dat ik me moet voorbereiden op de hoogste positie van het land en dat ik erover moet nadenken welke dames ik wil kiezen voor in mijn hofhouding en aan wie ik de huizen en leengoederen wil geven die tot mijn beschikking staan. De leden van de familie Howard komen uiteraard op de eerste plaats. Mijn oom zegt dat ik overal eerst zijn advies in moet vragen en dat ik me niet als een domme deern moet gedragen zoals mijn nicht Anna. En ik moet goed onthouden wat er met haar is gebeurd. Alsof ik dat zou vergeten.
Ik heb onder mijn wimpers door terluiks naar de koning gekeken en naar hem geglimlacht, ik heb me tijdens de reverence naar voren gebogen zodat hij mijn borsten kon zien en ik heb mijn kap naar achteren gedragen zodat hij mijn gezicht kon zien. Nu is alles in een stroomversnelling geraakt; het gaat allemaal veel te snel. Het gebeurt gewoon allemaal, of ik het nu wil of niet.
Ik ga trouwen met koning Hendrik van Engeland. Koningin Anna is afgedankt. Zij is door niets meer te redden, de koning laat zich door niets of niemand tegenhouden, ik ben door niets meer te redden – o, dat had ik niet moeten zeggen. Ik had moeten zeggen: niets staat mijn geluk nog in de weg. Dat bedoelde ik ook. Niets staat mijn geluk in de weg. Hij noemt me zijn roos. Hij noemt me zijn roos zonder doornen. Telkens wanneer hij dat zegt vind ik dat echt zo’n koosnaampje dat een man aan zijn dochter geef t. Geen naam voor een geliefde. Helemaal geen naam voor een geliefde.