Jane Boleyn, Rochester, 31 december 1539
Lady Browne geeft haar jonge hofdames met een brul alsof ze een soldaat van de koninklijke garde is te verstaan dat ze naar bed moeten. Ze zijn buiten zichzelf van opwinding, en Catharina Howard vormt het middelpunt van dit alles; ze is net zo wild als alle anderen, ze is een echte meikoningin. Zoals ze het woord tot de koning richtte, zoals ze vanonder haar wimpers naar hem opkeek, zoals ze hem verzocht, als een knappe vreemdeling, een nieuweling aan het hof, om lady Anna ten dans te vragen – alles wordt nagedaan en opnieuw uitgevoerd totdat ze dronken zijn van hun eigen gelach.
Lady Browne lacht niet; haar gezicht staat op onweer, dus ik werk de meisjes snel naar bed en zeg tegen ze dat het heel dom van hen is en dat ze beter een voorbeeld kunnen nemen aan hun meesteres, aan lady Anna, en een beetje waardigheid tonen, dan dat ze het losse en vrijpostige gedrag van Catharina Howard nadoen. Ze schuiven twee aan twee als mooie engeltjes in hun bed, en we blazen de kaars uit, laten hen alleen in het donker en doen de deur op slot. We hebben ons nog niet omgedraaid of we horen hen alweer fluisteren, maar meisjes zijn door niets of niemand in het gareel te krijgen, dus we proberen het maar niet eens.
‘Maakt u zich zorgen, vrouwe Browne?’ vraag ik vriendelijk.
Ze aarzelt even; ze wil graag iemand in vertrouwen nemen, en ik ben nu bij haar en weet mijn mond te houden.
‘Dit is een kwalijke zaak,’ zegt ze bedrukt. ‘O, uiteindelijk is het allemaal wel goed gekomen; er is gedanst en gezongen, en lady Anna heeft zich snel hersteld nadat u het haar eenmaal had uitgelegd, maar toch is het een heel kwalijke zaak.’
‘De koning?’ probeer ik.
Ze knikt en trekt haar lippen naar binnen, alsof ze zichzelf ervan wil weerhouden om nog meer te zeggen.
‘Ik ben moe,’ zeg ik. ‘Zullen we samen voor we naar bed gaan nog een glas warm bier drinken? Sir Anthony slaapt hier vanavond toch ook?’
‘O, die komt de komende uren nog niet naar mijn vertrekken,’ zegt ze openhartig. ‘Ik durf te betwijfelen of er iemand uit de naaste kring van de koning vannacht een oog dichtdoet.’
‘O?’ zeg ik. Ik ga haar voor het audiëntievertrek in. De andere dames zijn al naar bed, het vuur brandt zacht, maar bij de haard staan een kan bier en een stuk of vijf kroezen. Ik schenk er voor ons allebei een in. ‘Zijn er problemen?’
Ze gaat in haar stoel zitten en buigt zich naar voren om te kunnen fluisteren. ‘Meneer mijn echtgenoot heeft tegen me gezegd dat de koning heeft laten weten dat hij weigert met haar te trouwen.’
‘Nee!’
‘Jawel. Jawel. Dat heeft hij gezworen. Hij zegt dat ze hem tegenstaat.’
Ze neemt een grote slok bier en kijkt me over de rand van de kroes heen aan.
‘Vrouwe Browne, dat moet u verkeerd…’
‘Ik heb het vanavond van mijn man gehoord. De koning heeft hem zodra wij ons hadden teruggetrokken bij de kraag gegrepen, bijna bij zijn strot, en heeft gezegd dat hij zodra hij lady Anna zag, overvallen werd door ontzetting en dat hij niets in haar heeft gezien waar hij van op de hoogte was gesteld.’
‘Heeft hij dat gezegd?’
‘Letterlijk.’
‘Maar hij maakte zo’n gelukkige indruk toen we weggingen.’
‘Hij was net zozeer gelukkig als Catharina Howard zich niet van zijn ware identiteit bewust was. Hij is net zozeer een gelukkige bruidegom als zij een onschuldig kind is. We zijn allemaal toneelspelers hier, maar de koning zal niet de rol van de gretige bruidegom vervullen.’
‘Hij moet wel; ze zijn met elkaar verloofd en het contract is getekend.’
‘Ze bevalt hem niet, zegt hij. Het is uitgesloten dat ze bij hem in de smaak valt, zegt hij, en hij geeft de heren die dit huwelijk voor hem geregeld hebben de schuld.’
Ik moet dit nieuws aan de hertog overbrengen; hij moet gewaarschuwd worden voordat de koning terug is in Londen.
‘Hij geeft de heren die het huwelijk geregeld hebben de schuld?’
‘En degenen die haar bij hem hebben gebracht. Hij is woedend.’
‘Dus hij gaat Thomas Cromwell de schuld geven,’ voorspel ik zacht.
‘Inderdaad.’
‘Maar lady Anna dan? Hij kan haar toch niet weigeren?’
‘Er is sprake van een beletsel,’ zegt ze. ‘En dat is de reden waarom sir Anthony noch iemand van de anderen vanavond ook maar enige slaap zal krijgen. De heren van Kleef hadden een kopie van een overeenkomst mee moeten nemen waarin staat dat een eerder huwelijkscontract ontbonden is. Maar dat hebben ze niet bij zich, dus misschien hebben ze een reden om aan te voeren dat het huwelijk geen doorgang kan vinden, dat het niet geldig is.’
‘Niet weer, hè?’ zeg ik, want ik ben even niet op mijn hoede. ‘Toch niet hetzelfde bezwaar dat hij tegen koningin Catharina heeft aangevoerd? We staan voor schut!’
Ze knikt. ‘Ja, hetzelfde bezwaar. Maar het is voor haar beter dat er meteen bekend wordt gemaakt dat er een beletsel is en dat ze veilig naar huis wordt gestuurd, dan dat ze hier blijft en met een vijand trouwt. U kent de koning: hij zal haar nooit vergeven dat ze zijn kus heeft uitgespuugd.’
Ik doe er het zwijgen toe. Dit zijn gevaarlijke speculaties.
‘Haar broer is gek,’ zeg ik. ‘Dat hij haar van zo ver laat komen zonder ook maar haar veiligheid gegarandeerd te hebben.’
‘Ik zou vanavond niet graag in haar schoenen staan,’ zegt lady Browne. ‘U weet dat ik altijd al gedacht heb dat ze niet bij de koning in de smaak zou vallen, en dat heb ik ook tegen mijn man gezegd. Maar hij wist het beter, het verbond met Kleef is van levensbelang, zegt hij; we moeten zorgen dat we beschermd zijn tegen Frankrijk en Spanje, we moeten zorgen dat we beschermd zijn tegen de macht van de paus. Er zijn katholieken die vanuit alle hoeken van Europa tegen ons op zouden willen trekken, er zijn katholieken die de koning in zijn eigen bed, hier in Engeland, zouden willen vermoorden. We moeten de krachten van de hervormingsgezinden bundelen. Haar broer is leider van de protestantse hertogen en prinsen, en daar ligt onze toekomst. Ik zeg: “Ja, heer, maar ze zal niet bij de koning in de smaak vallen. Let op mijn woorden: ze zal hem niet bevallen.” En dan komt de koning binnen, helemaal klaar om haar het hof te maken, en dan duwt ze hem van zich af alsof hij een dronken koopman is.’
‘Hij zag er op dat moment bepaald niet koninklijk uit.’ Verder dan dit voorzichtige oordeel ga ik niet.
‘Hij was niet op zijn best,’ zegt ze, net zo behoedzaam als ik. Tussen ons in ligt het onuitspreekbare feit dat onze knappe prins een vette, lelijke man, een oude, lelijke man geworden is; en we hebben het nu allemaal voor het eerst gezien.
‘Ik moet naar bed,’ zegt ze, en ze zet haar kroes neer. Ze kan de gedachte niet aan dat de prins die we allemaal aanbeden hebben zo afglijdt.
‘Ik ook.’
Ik laat haar naar haar kamer gaan en wacht tot ik haar deur hoor dichtgaan. Dan ga ik stilletjes naar de grote zaal, waar een man in Howard-livrei stevig zit te drinken en duidelijk bijna stomdronken is. Ik wenk hem met een vinger, en hij staat zachtjes op en loopt bij de anderen vandaan.
‘Ga naar mijn heer de hertog,’ zeg ik zacht tegen hem, met mijn mond bij zijn oor. ‘Ga onmiddellijk naar hem toe en zorg dat u er bent voordat hij de koning ziet.’
Hij knikt; hij begrijpt het meteen. ‘Zeg tegen hem – en echt alleen tegen hem – dat lady Anna de koning niet bevalt, dat hij zal proberen het huwelijkscontract ongeldig te laten verklaren, dat hij degenen die dit huwelijk geregeld hebben de schuld ervan geeft en dat hij eenieder die erop aandringt dat het toch doorgang vindt ook de schuld zal geven.’
De man knikt weer. Ik denk koortsachtig na of ik er nog iets aan moet toevoegen.
‘Dat was het.’ Ik hoef een van de meest ervaren en gewetenloze mannen van Engeland er niet aan te helpen herinneren dat onze rivaal Thomas Cromwell de bedenker en inspiratiebron van dit huwelijk was. Dat dit onze kans is om Cromwell ten val te brengen, net zoals we vóór hem Wolsey ten val hebben gebracht. Dat de koning, als Cromwell ten val is gebracht, een raadsman nodig heeft, en wie kan dat beter zijn dan zijn opperbevelhebber? Norfolk.
‘Ga nu meteen, en zorg dat u bij de hertog bent voordat hij de koning spreekt,’ zeg ik weer. ‘Onze heer mag de koning niet ontmoeten zonder eerst gewaarschuwd te zijn.’
De man buigt en verlaat ogenblikkelijk het vertrek, zonder afscheid te nemen van zijn drinkmaten. Aan zijn snelle tred te oordelen is hij blijkbaar broodnuchter.
Ik ga naar mijn eigen kamer. Mijn bedgenoot voor deze nacht, een van de hofdames, slaapt al, met haar arm over mijn kant van het bed geslagen. Ik til die voorzichtig op en laat me tussen de warme lakens glijden. Ik val niet meteen in slaap, maar lig in de stilte naar haar ademhaling naast me te luisteren. Ik denk aan de arme jonge vrouw lady Anna, aan de onschuld op haar gezicht en aan haar open blik. Ik vraag me af of lady Browne het echt bij het juiste eind zou kunnen hebben en deze jonge vrouw in levensgevaar verkeert, louter en alleen doordat de koning haar niet als echtgenote wil.
Vast niet. Lady Browne overdrijft, zo veel is zeker. Deze jonge vrouw is de dochter van een Duitse hertog, ze heeft een machtige broer die haar zal beschermen. De koning heeft haar bondgenootschap hard nodig. Maar dan herinner ik me dat deze broer haar uitgerekend zonder het document dat haar huwelijk veilig had kunnen stellen naar Engeland heeft laten gaan, en het verbaast me dat hij zo achteloos met haar omgaat, dat hij haar zo ver weg stuurt, naar een berenkuil, zonder wat voor beschermer ook.