Jane Boleyn, Hampton Court, maart 1540

We rijden naar Londen, naar paleis Westminster, voor de opening van het parlement. Maar deze rit naar Londen is heel anders dan zomaar een eindje rijden. Er is iets veranderd. Ik voel me net een oude jachthond, de roedelleider, die haar grijze kop optilt en de verandering in de wind ruikt. Als we uit rijden gingen, reed de koning tussen de koningin en de jonge Kitty Howard in, en iedereen kon zien dat hij dan afwisselend naar zijn vrouw en haar vriendin glimlachte. In mijn ogen, en misschien wel alleen in de mijne, zag dit tafereel er heel anders uit. De koning rijdt wederom tussen de koningin en haar kleine gunstelinge in, maar dit keer heeft hij zijn hoofd voortdurend naar links gedraaid. Het is net alsof zijn ronde gezicht op de speknek is gedraaid en zo is vast blijven zitten. Catharina houdt zijn aandacht vast zoals een dansende meivlieg de aandacht van de dikke, happende karper vasthoudt. De koning staart Catharina Howard aan alsof hij zijn ogen niet van haar af kan houden; en de koningin, rechts van hem, en zelfs prinses Mary, aan de andere kant van haar, kunnen hem niet afleiden, kunnen hooguit een schild voor zijn verliefdheid vormen.

   Ik heb dit al eerder zien gebeuren – lieve hemel, hoe vaak niet? Ik woon al aan het hof van Hendrik sinds ik een jong meisje was en Hendrik een jongen, en ik weet hoe hij is: een verliefde jongen, een verliefde man en nu een oude verliefde zot. Ik heb hem achter Bessie Blount aan zien gaan, achter Maria Boleyn, achter haar zus Anna, achter Madge Shelton, achter Jane Seymour, achter Anne Bassett, en nu achter dit mooie meiske. Ik weet hoe Hendrik eruitziet als hij smoorverliefd is: als een stier, bereid om zich aan de neus mee te laten voeren. Zover is het nu ook al met hem. Als wij Howards hem willen hebben, zullen we hem krijgen ook. Hij zit gevangen.

De koningin houdt haar paard in om met mij te spreken, en laat Catharina Howard, Catharina Carey, prinses Mary en de koningin samen voor ons uit rijden. Ze draaien niet eens hun hoofd om om te kijken waar ze blijft. Ze is een nul geworden, iemand die er niet toe doet.

‘De koning vindt Kitty Howard erg leuk,’ merkt ze tegen mij op.

‘En lady Anne Bassett ook,’ zeg ik vlak. ‘Hij wordt vrolijk van jonge mensen. U hebt toch ook van het gezelschap van prinses Mary genoten, lijkt me?’

‘Nee,’ zegt ze kortaf – ze laat zich niet op een ander spoor zetten. ‘Hij vindt Catharina leuk.’

‘Niet meer dan de anderen,’ hou ik vol. ‘Mary Norris is zijn favoriet.’

‘Vrouwe Rochford, wees mijn vriendin: wat moet ik doen?’ vraagt ze me eenvoudigweg.

‘Doen, majesteit?’

‘Als hij een meisje heeft…’ Ze zwijgt om naar het juiste woord te zoeken. ‘Een hoer.’

‘Een geliefde,’ corrigeer ik haar snel. ‘“Hoer” is een erg slecht woord, majesteit.’

Ze trekt haar wenkbrauwen op. ‘O ja? Geliefde.’

‘Als hij een geliefde neemt, moet u er geen aandacht aan besteden.’

Ze knikt. ‘Dat heeft koningin Jane gedaan?’

‘Ja, majesteit. Zij heeft het niet gezien.’

Ze doet er even het zwijgen toe. ‘Vinden ze haar daarom niet dom?’

‘Ze vonden haar een echte koningin,’ zeg ik. ‘Een koningin klaagt niet over haar echtgenoot de koning.’

‘Dat heeft koningin Anna gedaan?’

Ik aarzel. ‘Nee. Koningin Anna was heel boos; ze heeft veel kabaal gemaakt.’ God behoede ons dat er ooit nog zo’n storm boven ons hoofd uitbreekt als op de dag dat Anna Jane Seymour kronkelend en giechelend op de schoot van de koning had aangetroffen. ‘De koning is toen boos op haar geworden. En…’

‘En?’

‘Het is gevaarlijk om de koning boos te maken. Zelfs als u koningin bent.’

Hierop zwijgt ze weer; ze heeft snel doorgekregen dat het hof voor wie niet op zijn hoede is een levensgevaarlijk oord is.

‘Wie was toen de geliefde van de koning? Toen koningin Anna zo veel kabaal maakte?’

Het is nogal gênant om dat aan de nieuwe echtgenote van de koning te vertellen. ‘Hij maakte toen lady Jane Seymour het hof, die later koningin is geworden.’

Ze knikt. Ik weet inmiddels dat ze, als ze er heel onverstoorbaar en suf uitziet, het meest koortsachtig nadenkt.

‘En koningin Catharina van Aragon? Maakt zij kabaal?’

Nu bevind ik me op veiliger terrein. ‘Zij heeft nooit, maar dan ook nooit tegen de koning geklaagd. Zij heeft hem altijd met een glimlach begroet, wat ze ook had gehoord, waar ze ook bang voor was. Zij is altijd een uiterst hoffelijke echtgenote en koningin geweest.’

‘Maar hij nam een geliefde? Desondanks? Met zo’n koningin aan zijn zij? Zij, een prinses met wie hij uit liefde was getrouwd?’

‘Ja.’

‘En was die geliefde Anna Boleyn?’

Ik knik.

‘Een hofdame? Haar eigen hofdame?’

Ik knik weer – haar logica marcheert meedogenloos door.

‘Dus allebei zijn koninginnen waren hofdames? Hij ziet ze in de vertrekken van de koningin? Hij ontmoet ze daar.’

‘Dat klopt,’ zeg ik.

‘Hij ontmoet ze daar en de koningin kijkt toe. Hij danst met hen in haar vertrekken. Hij spreekt daar met hen af voor een ontmoeting later.’

Ik kan het niet ontkennen. ‘Eh, ja.’

Ze kijkt voor zich uit, naar Catharina Howard, die dicht naast de koning rijdt, en ze ziet hoe hij zich naar haar overbuigt en zijn hand op de hare legt, alsof hij de manier waarop ze de teugels vasthoudt wil corrigeren. Catharina kijkt naar hem op alsof zijn aanraking een bijna ondraaglijke eer voor haar is. Ze buigt zich iets naar hem toe, verlangend, en allebei horen we haar fluisterzacht giechelen.

‘Zo dus,’ zegt ze cru.

Ik weet niet wat ik moet zeggen.

‘Aha,’ zegt de koningin. ‘Ik begrijp het nu. En een wijze vrouw zegt niets?’

‘Ze zegt niets.’ Ik aarzel. ‘U kunt het niet voorkomen, majesteit. Wat voor gevolgen het ook heeft.’

Ze buigt haar hoofd, en tot mijn verbazing zie ik een traan op haar voorste zadelboog vallen, die ze snel met haar in handschoen gestoken vinger bedekt. ‘Nee, ik kan niets doen,’ fluistert ze.

We zitten pas een paar dagen in onze appartementen op Westminster als ik in de vertrekken van mijn familielid de hertog van Norfolk word ontboden. Ik ga er om twaalf uur ’s middag heen, voordat we aan tafel gaan, en tref hem op en neer benend in zijn kame rs aan, helemaal niet zo beheerst als hij normaal gesproken altijd is. Het is zo vreemd om hem dermate onrustig te zien dat ik meteen op mijn hoede ben voor gevaar. Ik ga de kamer niet binnen, maar blijf bij de muur staan, alsof ik in de Tower de verkeerde deur heb opengemaakt en me tussen de leeuwen van de koning bevind. Ik blijf bij de deur staan, met mijn hand op de deurknop.

‘Heer?’

‘Hebt u het gehoord? Wist u ervan? Dat Cromwell graaf wordt? Een graaf, verdomme?’

‘Werkelijk?’

‘Dat zeg ik toch net? Graaf van Essex. Graaf van Essex, potverdrie! Wat vindt u daarvan, mevrouw?’

‘Ik vind helemaal niets, heer.’

‘Hebben ze het huwelijk geconsummeerd?’

‘Nee!’

‘Zweert u dat? Weet u het zeker? Het moet haast wel. Hij heeft ’m eindelijk omhooggekregen en betaalt voor zijn hoer. Er moet toch een reden zijn dat hij zo met Cromwell ingenomen is?’

‘Ik weet het honderd procent zeker. Ik weet dat ze het niet gedaan hebben. Zij is ongelukkig, ze weet dat hij zich aangetrokken voelt tot Catharina en maakt zich daar erge zorgen over. Ze heeft het er met me over gehad.’

‘Maar toch beloont hij de minister die hem de koningin gegeven heeft. Hij moet blij zijn met het huwelijk, iets moet hem blij hebben gemaakt. Hij moet iets te horen hebben gekregen; hij wendt zich om de een of andere reden van ons af. Hij beloont Cromwell, en Cromwell heeft hem de koningin bezorgd.’

‘Ik zweer het u, heer: ik heb niets voor u achtergehouden. De koning is sinds de vasten zijn afgelopen bijna elke avond naar haar bed gegaan, maar het gaat nog net zo slecht als voorheen. De lakens zijn schoon, de vlechten zitten nog in haar haar, haar slaapmuts zit elke ochtend nog netjes op haar hoofd. Soms huilt ze, overdag, als ze denkt dat niemand kijkt. Het is geen beminde vrouw, het is een gekwetst meisje. Ik zweer u dat ze nog steeds maagd is.’

De hertog valt woedend tegen me uit. ‘Maar waarom zou hij Cromwell dan tot graaf van Essex maken?’

‘Daar zal wel een andere reden voor zijn.’

‘Welke andere reden? Dit is Cromwells grote triomf, dit verbond met de protestantse hertogen en de koning, dit verbond tegen Frankrijk en Spanje, bezegeld met dit huwelijk met een meisje uit Vlaanderen. Ik kan elk moment een verbond met de koning van Frankrijk sluiten. Ik heb het hoofd van de koning volgestopt met verdenkingen tegen Cromwell. Lord Lisle heeft hem verteld dat Cromwell de hervormingsgezinden begunstigt, dat hij in Calais ketters verstopt heeft. De favoriete predikant van Cromwell wordt beschuldigd van ketterij. Alles stapelt zich tegen hem op, maar toch krijgt hij een grafelijke titel. Waarom is dat? Die grafelijke titel is zijn beloning. Waarom zou de koning hem belonen als hij niet blij met hem is?’

Ik haal mijn schouders op. ‘Heer mijn oom, dat kan ik toch niet weten?’

‘Daarom bent u hier!’ schreeuwt hij tegen me. ‘U bent aan het hof geplaatst, u wordt aan het hof onderhouden, gekleed en gevoed, opdat u alles weet, en opdat u het aan mij zult vertellen! Wat heeft het voor zin dat u hier bent als u niets weet? Waarom hebben we u dan van het schavot gered?’

   Ik voel mijn gezicht verstijven van angst voor zijn woede. ‘Ik weet wat er in de vertrekken van de koningin speelt,’ zeg ik zacht. ‘Maar ik kan niet weten wat er in de Geheime Raad gebeurt.’

   ‘Durft u te beweren dat ik het moet weten? Dat ik nalatig ben?’

   Zwijgend schud ik mijn hoofd.

   ‘Hoe moet iemand weten wat de koning denkt als hij zijn motieven voor zich houdt en de man beloont die hij de afgelopen drie maanden publiekelijk in het gezicht geslagen heeft? Hoe moet iemand weten wat er gaande is als Cromwell de schuld krijgt van het slechtste huwelijk dat de koning ooit gesloten heeft en nu de baas over ons gaat spelen als graaf, als de ellendige graaf van het godvergeten Essex?’

   Ik merk dat ik me helemaal tegen de muur aan gedrukt heb en ik voel het zijdezachte wandtapijt achter mijn gespreide handen. Ik voel dat de stof vochtig wordt van mijn koude zweet.

   ‘Hoe moet iemand weten wat de koning denkt als hij nu eens zo geslepen is als een vos en dan weer zo gek als een deur?’

   Ik schud zwijgend mijn hoofd. Dat hij de koning gek durft te noemen staat gelijk aan verraad. Ik herhaal dat woord zelfs hier, veilig in de Howard-vertrekken, niet.

   ‘Maar goed, u weet zeker dat hij Catharina nog steeds leuk vindt?’ vraagt de hertog, wat rustiger nu.

   ‘Vurig. Dat staat buiten kijf.’

   ‘Goed, zeg tegen haar dat ze afstand houdt. We schieten er niets mee op als ze zijn hoer wordt, maar hij wel met de koningin getrouwd blijft.’

   ‘Het lijdt geen twijfel…’

   ‘Ik twijfel overal aan,’ zegt hij vlak. ‘En als hij met haar slaapt en vervolgens met de koningin, en bij haar een zoon krijgt en dan Cromwell bedankt voor de uitbreiding van zijn kinderkamer, zijn wij ten dode opgeschreven, en die sloerie ook.’

   ‘Hij slaapt niet met de koningin,’ zeg ik, terugkomend op het enige wat ik zeker weet.

   ‘U weet helemaal niets,’ zegt hij bot. ‘Het enige wat u weet is wat u door sleutelgaten kunt opmaken uit gefluisterde gesprekken in privévertrekken, uit wat er in haar kamer samengeveegd wordt en uit de mesthoop. U weet alles wat er in het schuim des levens te vinden valt, maar u weet niets over tactiek. Ik zal u dit vertellen: hij beloont Cromwell met een rang waar hij nooit van had durven dromen omdat hij hem de koningin uit Kleef heeft bezorgd; en van uw en mijn plannen komt niets terecht. En u bent een uilskuiken.’

   Hier heb ik niet van terug, dus ik wacht tot hij me zegt dat ik mag gaan, maar hij draait zich om naar het raam en zwijgt even, terwijl hij naar buiten kijkt en op de nagel van zijn duim bijt. Even later komt er een page binnen om hem te zeggen dat zijn aanwezigheid gewenst is in het House of Lords, en zonder nog een woord tegen me te zeggen vertrekt hij. Ik maak een reverence, maar geloof dat hij me niet eens ziet.

   Als hij weg is, moet ik eigenlijk ook gaan, maar ik doe dat niet. Ik loop door zijn kamer. Als het stil is en er komt niemand naar de deur, trek ik de stoel achteruit. Dan ga ik aan zijn tafel zitten, in zijn grote, met houtsnijwerk versierde stoel, met het wapen van de Howards hard en ongemakkelijk achter mijn hoofd. Ik vraag me af hoe het geweest zou zijn als George nog leefde, als mijn oom was gestorven, George de belangrijkste man van deze familie was geweest en ik hier misschien wel had gezeten, naast hem, met eigen bestaansrecht. Dan hadden we wellicht bijpassende stoelen aan deze voorname tafel gehad en hier onze eigen plannen, onze eigen intriges gesmeed. Dan hadden we zelf een voornaam huis gehad en daar onze eigen kinderen in grootgebracht. Dan waren we broer en schoonzus van de koningin geweest en waren onze kinderen de neven en nichtjes van de volgende koning geweest. George was dan zeker hertog geweest, en ik hertogin. Dan waren we rijk geweest, de voornaamste familie van heel het koninkrijk. We waren samen oud geworden, hij zou me geprezen hebben om mijn advies en vurige trouw, ik zou van hem gehouden hebben om zijn hartstocht en zijn knappe voorkomen, en om zijn vlugge verstand. Hij zou zich tot mij gewend hebben – ja, uiteindelijk zou hij zich vast en zeker tot mij gewend hebben. Hij zou genoeg gekregen hebben van Anna en haar humeur. Hij zou geleerd hebben dat er niets boven een standvastige liefde gaat, een trouwe liefde, de liefde van een echtgenote.

   Maar George is dood, en Anna ook – allebei zijn ze gestorven voordat ze mij op waarde hebben leren schatten. En ik ben als enige van ons drieën over: de enige overlevende, die de Boleyn-erfenis wil hebben, die in de Howard-stoel zit, die droomt dat ze er nog zijn en dat ons een groots leven te wachten staat, in plaats van eenzaamheid en ouderdom, kleinzielige complotten, ongenade en de dood. 

De Erfenis Van De Boleyns
titlepage.xhtml
index_split_000.xhtml
index_split_001.xhtml
index_split_002.xhtml
index_split_003.xhtml
index_split_004.xhtml
index_split_005.xhtml
index_split_006.xhtml
index_split_007.xhtml
index_split_008.xhtml
index_split_009.xhtml
index_split_010.xhtml
index_split_011.xhtml
index_split_012.xhtml
index_split_013.xhtml
index_split_014.xhtml
index_split_015.xhtml
index_split_016.xhtml
index_split_017.xhtml
index_split_018.xhtml
index_split_019.xhtml
index_split_020.xhtml
index_split_021.xhtml
index_split_022.xhtml
index_split_023.xhtml
index_split_024.xhtml
index_split_025.xhtml
index_split_026.xhtml
index_split_027.xhtml
index_split_028.xhtml
index_split_029.xhtml
index_split_030.xhtml
index_split_031.xhtml
index_split_032.xhtml
index_split_033.xhtml
index_split_034.xhtml
index_split_035.xhtml
index_split_036.xhtml
index_split_037.xhtml
index_split_038.xhtml
index_split_039.xhtml
index_split_040.xhtml
index_split_041.xhtml
index_split_042.xhtml
index_split_043.xhtml
index_split_044.xhtml
index_split_045.xhtml
index_split_046.xhtml
index_split_047.xhtml
index_split_048.xhtml
index_split_049.xhtml
index_split_050.xhtml
index_split_051.xhtml
index_split_052.xhtml
index_split_053.xhtml
index_split_054.xhtml
index_split_055.xhtml
index_split_056.xhtml
index_split_057.xhtml
index_split_058.xhtml
index_split_059.xhtml
index_split_060.xhtml
index_split_061.xhtml
index_split_062.xhtml
index_split_063.xhtml
index_split_064.xhtml
index_split_065.xhtml
index_split_066.xhtml
index_split_067.xhtml
index_split_068.xhtml
index_split_069.xhtml
index_split_070.xhtml
index_split_071.xhtml
index_split_072.xhtml
index_split_073.xhtml
index_split_074.xhtml
index_split_075.xhtml
index_split_076.xhtml
index_split_077.xhtml
index_split_078.xhtml
index_split_079.xhtml
index_split_080.xhtml
index_split_081.xhtml
index_split_082.xhtml
index_split_083.xhtml
index_split_084.xhtml
index_split_085.xhtml
index_split_086.xhtml
index_split_087.xhtml
index_split_088.xhtml
index_split_089.xhtml
index_split_090.xhtml
index_split_091.xhtml
index_split_092.xhtml
index_split_093.xhtml
index_split_094.xhtml
index_split_095.xhtml
index_split_096.xhtml
index_split_097.xhtml
index_split_098.xhtml
index_split_099.xhtml
index_split_100.xhtml
index_split_101.xhtml
index_split_102.xhtml
index_split_103.xhtml
index_split_104.xhtml
index_split_105.xhtml
index_split_106.xhtml
index_split_107.xhtml
index_split_108.xhtml
index_split_109.xhtml
index_split_110.xhtml
index_split_111.xhtml
index_split_112.xhtml
index_split_113.xhtml