Anna, paleis Richmond, april 1541
Berekening, en, als ik heel eerlijk ben, ook een piezeltje ijdelheid hebben mij voor de kerst naar het hof gebracht, en ik denk dat ik er verstandig aan gedaan heb om daar te zijn en de koning in herinnering te brengen dat ik zijn nieuwe zus ben. Maar angst heeft mij weer met gezwinde spoed naar Richmond doen terugkeren. Als de feestelijkheden en de geschenken alweer lang vergeten zijn, leeft de angst nog voort. De koning was vrolijk met Kerstmis, maar gedurende de vasten was hij in een duistere stemming, en ik was blij dat ik hier was en dat het hof me al vergeten was. Ik besloot niet met Pasen naar het hof te gaan; ik ga ook niet met hen mee tijdens de verplaatsingen in de zomer. Ik ben bang voor de koning, want ik zie in hem zowel de tirannie van mijn broer als de gekte van mijn vader. Ik kijk naar zijn heen en weer schietende, argwanende ogen en bedenk dat ik die al eens eerder gezien heb. Hij is geen betrouwbare man, en ik denk dat de rest van het hof zich ook wel zal gaan realiseren dat hun knappe jongen tot een sterke man is uitgegroeid, en dat die man nu langzaam maar zeker niet meer in de hand te houden is.
De koning laat zich in woeste bewoordingen uit tegen hervormingsgezinden, protestanten en lutheranen, en zowel mijn geweten als mijn gevoel voor veiligheid spoort mij aan om de oude Kerk te blijven bezoeken en de oude gebruiken in acht te nemen. Prinses Mary is met haar geloof een voorbeeld voor me, maar ook als zij er niet was zou ik mijn knie buigen voor het sacrament en denken dat die wijn Zijn bloed is en dat brood Zijn lichaam. Het is gevaarlijk om er in het Engeland van Hendrik anders over te denken; zelfs gedachten zijn niet veilig.
Waarom zou hij, die in zijn macht en rijkdom zijn eigen verlangen heeft nagejaagd, als een wild dier om zich heen kijken of er nog anderen zijn die hij kan bedreigen? Als hij geen koning was zouden de mensen zeggen dat hij een krankzinnige was, die met een jonge vrouw trouwt en een paar maanden later al martelaren op de brandstapel brengt. Een man die zijn grootste vriend en raadsman uitgerekend op de dag van zijn bruiloft ter dood laat brengen. Het is een gestoorde en gevaarlijke man, en langzaam maar zeker begint iedereen dat in te zien.
Hij heeft het in zijn hoofd gekregen dat de hervormingsgezinden en protestanten een complot smeden om hem uit het zadel te werken. De hertog van Norfolk en aartsbisschop Gardiner zijn vastbesloten om de Kerk zo te houden als hij nu is, ontdaan van zijn rijkdom, maar in wezen katholiek. Ze willen de hervormingen bevriezen op het punt waar die zich nu bevinden. De kleine Kitty spreekt hen in niets tegen, want ze weet niets; eerlijk gezegd durf ik te betwijfelen of ze wel weet wat voor gebeden er in haar boek staan. De koning luistert naar de aanwijzingen die hij krijgt en heeft de bisschoppen en zelfs de parochiepriesters opdracht gegeven om in de kerken in heel Engeland mannen en vrouwen op te sporen die, wanneer de hostie omhooggehouden wordt, niet het juiste respect tonen, om hen aan te klagen wegens ketterij en hen op de brandstapel te brengen.
De slagersmarkt in Smithfield is niet alleen voor dieren, maar ook voor mensen een smartelijke plek geworden, want daar worden nu veel martelaren verbrand, en er is een opslagplaats voor takkenbossen en brandpalen, die daar bewaard worden voor de mannen en vrouwen die de geestelijken van Hendrik kunnen vinden om hem tevreden te stellen. Het wordt nog geen inquisitie genoemd, maar het is wel een inquisitie. Jonge mensen, onwetende mensen, domme mensen en een enkeling met een vurige overtuiging worden ondervraagd en aan een kruisverhoor onderworpen inzake theologische detailkwesties, totdat ze zichzelf in hun angst en verwarring tegenspreken en ze schuldig worden bevonden. Dan laat de koning, de man die als een vader voor zijn volk zou moeten zijn, hen naar buiten slepen en op de brandstapel zetten.
De mensen hebben het nog steeds over Robert Barnes, die de sheriff die hem aan de paal vastbond vroeg wat de reden was waarom hij moest sterven. De sheriff wist het zelf niet en kon niet zeggen aan welk misdrijf hij zich schuldig had gemaakt. Dat kon het publiek ook niet. Toen ze het hout rond zijn voeten aanstak, wist Barnes het zelf niet eens. Hij had niets gedaan wat tegen de wet was, hij had geen kritiek op de Kerk geuit. Hij had zich aan geen enkel misdrijf schuldig gemaakt. Hoe kunnen zulke dingen gebeuren? Hoe kan een koning die ooit de knapste prins van de hele christelijke wereld was, de verdediger van het geloof, het licht van zijn natie, zo’n… durf ik het te zeggen? … zo’n monster worden?
Ik ril alsof ik het koud heb, zelfs hier in mijn warme kabinet op Richmond. Waarom is de koning met al zijn geluk zo rancuneus geworden? Hoe kan hij zo wreed zijn tegen zijn onderdanen? Waarom is hij tijdens zijn plotselinge woedeaanvallen zo grillig? Hoe kan het dat er nog mensen aan het hof durven te wonen?