Jane Boleyn, Hampton Court, Kerstmis 1540

Dit wordt de kerst van Catharina, de gelukkigste kerst die ze ooit heeft gehad. Haar hofhouding is gereorganiseerd, ze wordt door de voornaamste dames van het land bediend en ze is bevriend met de slechtste meisjes die ooit een slaapzaal onveilig hebben gemaakt. Ze heeft eigen landgoederen, ze heeft duizenden vazallen, ze heeft sieraden waar de Moren nog jaloers op zouden zijn, en nu wil ze de gelukkigste kerst van haar leven meemaken en het is aan ons om dat mogelijk te maken.

De koning is uitgerust en weer opgeleefd, en verheugt zich in de gedachte aan een oogverblindend feest om de wereld te laten zien dat hij de vurige echtgenoot van een jonge, knappe vrouw is. Het kortstondige schandaal van de liefdesgeschiedenis van zijn nichtje is al vergeten; zij zit opgesloten in de Syon-abdij en haar geliefde is gevlucht. Kitty Howard heeft iedereen, behalve zichzelf, er de schuld van gegeven dat het er in haar vertrekken zo laks aan toe gaat, en alles is vergeven en vergeten. Niets zal deze eerste Kerstmis voor de jonggehuwden bederven.

Maar meteen verschijnt er een pruillip in het mooie gezichtje. Prinses Mary komt naar het hof, zoals haar is verzocht, en buigt haar knie voor haar nieuwe stiefmoeder, maar komt niet met een glimlach omhoog. Prinses Mary is duidelijk niet onder de indruk van een meisje dat negen jaar jonger is dan zij, en krijgt het woord ‘moeder’ niet uit haar mond tegen een onnozel, ijdel wicht, terwijl die geliefde titel ooit de beste koningin van heel Europa toebehoorde. Prinses Mary, die altijd een zeer serieus meisje met zeer geleerde kwaliteiten is geweest, een kind van Spanje, kan het niet verteren dat een meisje dat jonger is dan zij als een klein koekoeksjong op de troon van haar moeder zit en zodra iemand haar vraagt opspringt om te gaan dansen. Prinses Mary heeft Kitty Howard afgelopen voorjaar voor het eerst ontmoet, en toen was ze het ijdelste, onnozelste meisje dat in dienst was bij de koningin. Hoe moet ze dan nu geloven dat dit uilskuiken nu zelf koningin is? Als dit het Feest van het Wanbestuur was zou prinses Mary erom moeten lachen. Maar deze onvolgroeide versie van het koningschap is niet grappig meer als je hem elke dag uitgevoerd ziet. Ze kan er niet om lachen.

Het hof is vrolijk geworden, zeggen sommige mensen, of wild, zoals anderen zeggen. Ik zeg dat je, als je een jong wicht aan het hoofd van haar eigen hofhouding zet en haar laat doen waar ze zin in heeft, een explosie van koketterie, overspel, ijdelheid, wangedrag, dronkenschap, oneerlijkheid en regelrechte liederlijkheid krijgt. En die zien we dus ook. Prinses Mary begeeft zich onder ons als een verstandige vrouw die over een markt vol zotten loopt. Ze ziet niets wat haar welgevallig kan zijn.

Aan het pruillipje ziet de koning dat zijn kindbruidje ontevreden is, dus neemt hij zijn dochter apart en zegt dat ze zich moet gedragen als ze een plaats aan het hof wil krijgen. Prinses Mary, die wel ergere dingen heeft meegemaakt, bijt op haar tong en beidt haar tijd. Ze geeft geen kritiek op de jeugdige koningin, ze kijkt alleen maar naar haar, zoals een bedachtzame jonge vrouw naar een vies kabbelend beekje kan kijken. De duistere blik van Mary heeft iets waardoor Catharina net zo onstoffelijk wordt als een lachend spookje.

   De kleine Kitty Howard gaat er helaas niet op vooruit nu ze zo’n voorname positie bekleedt. Maar dat had dan ook niemand gedacht, behalve haar aanbiddende echtgenoot. Haar oom de hertog houdt streng in de gaten hoe ze zich in het openbaar gedraagt en v ertrouwt erop dat ik in de privévertrekken een oogje in het zeil houd. Hij heeft haar meer dan eens in zijn kamers ontboden om haar eens flink de les te lezen inzake fatsoen en het gedrag dat van een koningin verwacht mag worden. Dan barst ze in berouwvolle tranen uit, die bij haar altijd heel vlotjes komen. Aangezien zij, in tegenstelling tot Anna, niet tegen hem ingaat, hem zijn eigen gedrag niet voor de voeten werpt, niet over de beleefde omgangsvormen aan het Franse hof begint of hem recht in zijn gezicht uitlacht, denkt hij dat daarmee de kous af is. Maar de volgende week is het weer bal in de vertrekken van de koningin, waar de jonge hovelingen elkaar door de kamers achternazitten, óók door haar slaapkamer, en kussengevechten houden, terwijl de koningin het middelpunt van dit alles vormt, joelt, op het bed springt en punten toekent in het kussentoernooi. Wat staat ons te doen?

Geen macht op aarde kan van Catharina Howard een verstandige vrouw maken, want er is geen materiaal om mee te werken. Ze heeft geen scholing of opleiding gehad, en ze heeft zelfs geen gewoon gezond verstand. God mag weten wat de hertogin met de jonge mensen bij haar in huis gedaan heeft. Ze heeft Catharina muziekles laten volgen – waar ze door de muziekleraar gekust werd – maar ze heeft haar nooit leren lezen, schrijven of rekenen. Het kind beheerst geen talen, kan geen partituur lezen (alle aandacht van Henry Manox ten spijt), ze zingt met een iel stemmetje, ze danst als een hoer, ze leert paardrijden. En verder? Niks dus. Dat is alles.

Ze is bijdehand genoeg om een man te behagen, en aan haar strapatsen laat op de avond in Norfolk House heeft ze een handjevol hoerige trucjes overgehouden. Godzijdank doet ze moeite om de koning te behagen, en daar slaagt ze onwaarschijnlijk goed in. Hij maakt zichzelf nu wijs dat ze een onberispelijke jongedame is. In zijn ogen heeft zij de plaats ingenomen van de dochter van wie hij nooit gehouden heeft, van de maagdelijke bruid die eerst met zijn broer getrouwd was, van de echtgenote die hij nooit heeft kunnen vertrouwen. Voor een man die zelf twee dochters heeft en die met vier vrouwen getrouwd is geweest en het bed heeft gedeeld, heeft hij wel erg veel onvervulde dromen. Catharina is degene die hem eindelijk dan toch gelukkig maakt, en hij doet alles om zichzelf ervan te overtuigen dat zij de vrouw is die dat kan.

De hertog roept mij elke week bij zich in zijn kamers, want nadat het met de vorige twee Boleyns uit de hand is gelopen laat hij met deze Howard-dochter niets meer aan het toeval over.

‘Gedraagt ze zich een beetje?’ vraagt hij kortaf.

Ik knik. ‘Met de meisjes van haar privévertrek gedraagt ze zich wild, maar in het openbaar zegt ze niets en doet ze niets waar u ook maar enigszins bezwaar tegen zou kunnen maken.’

Hij snuift. ‘Daar gaat het niet om, of ik er bezwaar tegen maak. Is er iets waartegen de koning bezwaar zou kunnen maken?’

Ik wacht even. Wie zal zeggen waar de koning bezwaar tegen kan maken? ‘Ze heeft niets gedaan waarmee ze zichzelf of haar hoogstaande roeping te schande maakt,’ zeg ik voorzichtig.

Hij kijkt me boos aan vanonder zijn woeste wenkbrauwen. ‘Geen haarkloverij,’ zegt hij kil. ‘U bent hier niet om mij raadseltjes te vertellen. Doet ze iets wat mij zorgen zou moeten baren?’

‘Ze heeft een oogje op een van de heren uit de naaste kring van de koning,’ zeg ik. ‘Maar er is niets gebeurd, behalve dat ze naar elkaar lonken.’

Hij fronst zijn wenkbrauwen. ‘Heeft de koning het gezien?’

‘Nee. Het gaat om Thomas Culpepper, een van zijn gunstelingen. Hij is verblind door genegenheid voor hen allebei. Ze moeten van hem met elkaar dansen; hij zegt dat ze een volmaakt paar vormen.’

‘Ik heb ze samen gezien.’ Hij knikt. ‘Het staat te gebeuren. Houd haar in de gaten en zorg dat ze nooit ofte nimmer met hem alleen is. Van een meisje van vijftien kun je nu eenmaal verwachten dat ze verliefd wordt, en niet op een echtgenoot van negenenveertig. We zullen haar jarenlang in de gaten moeten houden. Verder nog iets?’

Ik aarzel. ‘Ze is inhalig,’ zeg ik eerlijk. ‘Elke keer dat de koning aan tafel verschijnt, vraagt ze hem iets. Daar heeft hij een hekel aan. Iedereen weet dat hij daar een hekel aan heeft. Van haar vindt hij het nog niet erg. Maar hoe lang kan zij hem een positie voor de een of andere nicht, of dit of dat voor een vriendin blijven vragen? Of om een geschenk?’

De hertog maakt een minuscule aantekening op het papier dat voor hem ligt. ‘Ik ben het met u eens,’ zegt hij. ‘Ze krijgt het ambassadeurschap van Frankrijk voor William en dan zal ik tegen haar zeggen dat ze nergens meer om mag vragen. Verder?’

‘De meisjes die ze in haar privékamer heeft aangesteld,’ zeg ik. ‘De meisjes uit Norfolk House en Horsham.’

‘Ja?’

‘Die misdragen zich,’ zeg ik onomwonden. ‘En ik krijg ze niet in het gareel. Het zijn onnozele wichten; er speelt altijd wel een verhouding met de een of andere jongeman, er glipt er altijd wel een naar buiten of iemand probeert de desbetreffende jongen naar binnen te smokkelen.’

‘Een jongen naar binnen smokkelen?’ vraagt hij, plotseling gealarmeerd.

‘Ja,’ zeg ik. ‘Zolang de koning in haar bed slaapt loopt de reputatie van de koningin geen gevaar. Maar stel dat hij moe of ziek is en eens een avond overslaat, en haar vijanden komen erachter dat er een jongeman via de achtertrap naar boven sluipt. Wie zegt dan dat hij voor Agnes Restwold komt en niet voor de koningin zelf?’

‘Ze heeft zo haar vijanden,’ zegt hij bedachtzaam. ‘Geen hervormingsgezind man of lutheraan in het koninkrijk die niet blij is om haar in ongenade te zien vallen. Er wordt al fluisterend kwaad van haar gesproken.’

‘U weet meer dan ik.’

‘En dan heb je al onze vijanden nog. Elke familie in Engeland is blij om haar te zien vallen en ons in haar val meegesleept te zien worden. Zo is het altijd al geweest. Ik had er alles voor gegeven als Jane Seymour door een schandaal was zwartgemaakt. De koning vult zijn hofhouding altijd met de vrienden van zijn echtgenotes. Nu hebben we weer de overhand en verzamelen onze vijanden zich.’

‘Als we niet per se alles wilden hebben…’

‘Ik wil het commissariaat des konings van het Noorden hebben, koste wat het kost,’ gromt hij geërgerd.

‘Ja, maar daarna?’

‘Begrijpt u het dan niet?’ valt hij plotseling tegen me uit. ‘De koning is een man met gunstelingen en tegenstanders. Als hij een Spaanse echtgenote heeft trekken we ten strijde tegen Frankrijk. Als hij getrouwd is met een Boleyn verwoest hij de kloosters, en tegelijk ook de paus. Als hij getrouwd is met een Seymour moeten wij, de familie Howard, rondsluipen en de kruimels onder de tafel weggrissen. Als hij de vrouw uit Kleef heeft zijn we allemaal onderworpen aan Thomas Cromwell, die het huwelijk heeft geregeld. Nu zijn wij weer aan de beurt. Onze dochter zit op de troon van Engeland; we mogen alles meenemen wat van zijn plaats kan.’

‘Maar als iedereen nu onze vijand is?’ opper ik. ‘Als we door onze inhaligheid iedereen tegen ons krijgen?’

Hij ontbloot zijn gele tanden in een glimlach. ‘Iedereen is altijd al tegen ons,’ zegt hij. ‘Maar op dit moment zijn wij aan de winnende hand.’

De Erfenis Van De Boleyns
titlepage.xhtml
index_split_000.xhtml
index_split_001.xhtml
index_split_002.xhtml
index_split_003.xhtml
index_split_004.xhtml
index_split_005.xhtml
index_split_006.xhtml
index_split_007.xhtml
index_split_008.xhtml
index_split_009.xhtml
index_split_010.xhtml
index_split_011.xhtml
index_split_012.xhtml
index_split_013.xhtml
index_split_014.xhtml
index_split_015.xhtml
index_split_016.xhtml
index_split_017.xhtml
index_split_018.xhtml
index_split_019.xhtml
index_split_020.xhtml
index_split_021.xhtml
index_split_022.xhtml
index_split_023.xhtml
index_split_024.xhtml
index_split_025.xhtml
index_split_026.xhtml
index_split_027.xhtml
index_split_028.xhtml
index_split_029.xhtml
index_split_030.xhtml
index_split_031.xhtml
index_split_032.xhtml
index_split_033.xhtml
index_split_034.xhtml
index_split_035.xhtml
index_split_036.xhtml
index_split_037.xhtml
index_split_038.xhtml
index_split_039.xhtml
index_split_040.xhtml
index_split_041.xhtml
index_split_042.xhtml
index_split_043.xhtml
index_split_044.xhtml
index_split_045.xhtml
index_split_046.xhtml
index_split_047.xhtml
index_split_048.xhtml
index_split_049.xhtml
index_split_050.xhtml
index_split_051.xhtml
index_split_052.xhtml
index_split_053.xhtml
index_split_054.xhtml
index_split_055.xhtml
index_split_056.xhtml
index_split_057.xhtml
index_split_058.xhtml
index_split_059.xhtml
index_split_060.xhtml
index_split_061.xhtml
index_split_062.xhtml
index_split_063.xhtml
index_split_064.xhtml
index_split_065.xhtml
index_split_066.xhtml
index_split_067.xhtml
index_split_068.xhtml
index_split_069.xhtml
index_split_070.xhtml
index_split_071.xhtml
index_split_072.xhtml
index_split_073.xhtml
index_split_074.xhtml
index_split_075.xhtml
index_split_076.xhtml
index_split_077.xhtml
index_split_078.xhtml
index_split_079.xhtml
index_split_080.xhtml
index_split_081.xhtml
index_split_082.xhtml
index_split_083.xhtml
index_split_084.xhtml
index_split_085.xhtml
index_split_086.xhtml
index_split_087.xhtml
index_split_088.xhtml
index_split_089.xhtml
index_split_090.xhtml
index_split_091.xhtml
index_split_092.xhtml
index_split_093.xhtml
index_split_094.xhtml
index_split_095.xhtml
index_split_096.xhtml
index_split_097.xhtml
index_split_098.xhtml
index_split_099.xhtml
index_split_100.xhtml
index_split_101.xhtml
index_split_102.xhtml
index_split_103.xhtml
index_split_104.xhtml
index_split_105.xhtml
index_split_106.xhtml
index_split_107.xhtml
index_split_108.xhtml
index_split_109.xhtml
index_split_110.xhtml
index_split_111.xhtml
index_split_112.xhtml
index_split_113.xhtml