Hoofdstuk 57

 

 

 

Maggie wist dat ze eigenlijk moest opstaan om voor de verandering eens in haar bed te gaan slapen, maar daarvoor zou ze Harveys grote snurkende kop moeten verschuiven, die in haar schoot rustte. Dus bleef ze zitten.

De oude leunstoel was een soort toevluchtsoord voor haar geworden. Hij stond in haar serre, recht tegenover de hoge ramen die uitkeken op de achtertuin, waar op dit moment, in het donker, niet veel te zien was. Alleen maanlicht, dat dansende schaduwen vormde en skeletachtige armen die naar haar wuifden. Gelukkig geen mistflarden.

Kon ze het bezoek aan haar moeder maar uit haar geheugen wissen, net zoals je een vieze smaak uit je mond spoelde. Helaas hielp de whisky niet erg. Die hield de herinneringen niet tegen, die kon dat akelige holle gevoel niet opvullen.

Ze bleef die stem maar horen, steeds weer opnieuw. ‘Je vader was geen heilige.’ Waarom had haar moeder in vredesnaam zo’n leugen bedacht? Waarom wilde ze haar pijn doen?

De herinneringen bleven maar opkomen, sommige in slowmotion, andere in korte snelle flitsen, weer andere in pijnlijke steken. Haar moeder had zoveel mannen gehad, zoveel losers, zoveel klootzakken. Waarom wilde ze Maggies vader per se in diezelfde categorie onderbrengen? Wat was dat voor gemene rotstreek? Had Everett dit soms bedacht? Had híj haar moeder ertoe aangezet dit te doen? Wat de reden ook was, haar moeder was erin geslaagd Maggies muren, haar zorgvuldig opgetrokken barrières te doen instorten. Er kwam gewoon geen eind aan de stroom herinneringen.

Ze nam nog een slok whisky, hield hem in haar mond en liet hem toen langzaam door haar keel glijden, met gesloten ogen genietend van het brandende gevoel. Ze wachtte tot de drank haar verwarmde en de spanning achter in haar nek liet verdwijnen. Tot hij dat lege gat diep binnen in haar vulde – al zou hij naar haar hart moeten stromen om dat voor elkaar te krijgen.

Vanavond had de prettige roes slechts tot gevolg dat ze zich een beetje licht in haar hoofd voelde, rusteloos en… oké, alleen. Alleen met al die ellendige herinneringen die haar hoofd binnen drongen en haar ziel stukje bij beetje kapotmaakten.

Hoe kon haar moeder proberen haar nu net dat uit haar jeugd af te pakken wat ze nog koesterde: haar vaders liefde? Hoe kón ze? En waarom deed ze dat?

Goed, misschien was ze inderdaad traag met het geven van liefde en vertrouwen, en snel met haar achterdocht, maar dat had niets met haar vader te maken. Dat had alles te maken met een moeder die haar in de steek had gelaten voor alcohol. Maggie had het enige gedaan wat een kind had kúnnen doen: ze had geprobeerd te overleven, zich sterk gemaakt. En als dat betekende dat ze anderen op afstand moest houden, dan was dat maar zo. Het kon niet anders. Het was een van de weinige dingen in haar leven waar ze controle over had. Als mensen die om haar gaven dat niet begrepen, dan was dat hun probleem, niet het hare.

Ze reikte naar de fles whisky en wachtte even toen de hals tegen de rand van haar glas tikte. Hopelijk hadden haar beweging en het geluid Harvey niet wakker gemaakt. Zijn oor trok even, maar zijn kop bleef zwaar op haar schoot liggen.

Haar moeder had haar na haar vaders dood verteld dat hij altijd bij haar zou blijven. Dat hij altijd over haar zou waken. Bullshit! Waarom had ze dat eigenlijk gezegd? Ze wist dat het idee dat haar vader op de een of andere manier nog bij hen was, misschien zelfs op hen paste, haar troost had moeten schenken. Ze wist echter ook dat ze zich zelfs als kind al had afgevraagd waarom haar moeder zich, als ze dat echt geloofde, zo gedroeg als ze deed. Waarom had ze dan avond na avond vreemde mannen mee naar huis gebracht? Althans, tot ze haar vrijetijdsbesteding naar hotelkamers had verplaatst. Maggie wist niet wat erger was geweest: door de flinterdunne wanden van hun appartement heen horen hoe een wildvreemde met haar dronken moeder tekeerging of hele nachten alleen thuis zijn.

Wat ons niet kapotmaakt, maakt ons sterker, dacht ze bij zichzelf.

En nu was ze dus een keiharde FBI-agent die dag in dag uit tegen het kwaad streed.

Hoe kwam het dan dat ze haar jeugd nog steeds niet had verwerkt? Dat de herinneringen aan haar moeders dronkenschap en zelfmoordpogingen nog steeds in staat waren haar te neer te halen, haar kwetsbaar te maken, haar het gevoel te geven dat ze die herinneringen alleen maar door de bodem van een whiskyglas kon zien? Hoe kwam het dat beelden van dat twaalfjarige meisje dat handenvol aarde op haar vaders glanzende doodskist wierp haar herinnerde aan de leegte die ze in zich droeg? Ze dacht dat ze het verleden achter zich had gelaten. Toch bleek het nog steeds in staat zich in haar huidige leven binnen te wurmen. Waarom hadden haar moeders woorden, haar leugens die stevige barrière die ze had opgetrokken aangetast? Verdomme!

Ergens diep vanbinnen wist Maggie dat er iets kapot was. Dat had ze nooit aan iemand toegegeven, maar ze wist het. Ze voelde het. Er zat een gat, een wond die nog steeds bloedde, een leegte die haar tot staan kon brengen en haar op zoek kon doen gaan naar nog meer stenen voor een muur eromheen. Als ze niet bij machte was die wond te helen, kon ze hem in elk geval verzegelen en voor iedereen ontoegankelijk maken – wellicht zelfs voor zichzelf.

Ze wist alles van de syndromen, de psychische problemen, de onvermijdelijke littekens die het gevolg waren van opgroeien met een alcoholische vader of moeder. Dat een kind er het gevoel aan kon overhouden dat niemand te vertrouwen was. Geluk was immers even ongrijpbaar als de vluchtige aandacht van de ouder die het ene moment beloften deed om die een al paar uur later te breken. Het kind leerde niemand te vertrouwen omdat de wereld zo weer op zijn kop kon worden gezet. En dan die leugens. Hemel, al die leugens. Dit was er gewoon weer eentje, dat kon niet anders.

Terwijl ze van haar whisky dronk, keek ze naar het maanlicht, dat schaduwen in haar achtertuin tot leven bracht.

De herinneringen, de stemmen bleven komen.

Zo moeder, zo dochter.

Nee. Ze leek niet op haar moeder. Totaal niet.

Opeens rinkelde haar mobieltje, in de zak van haar jasje. Haar gewone telefoon had ze uitgeschakeld, voor het geval haar moeder haar wilde bellen.

Zonder Harvey te storen stak ze haar hand uit naar haar jasje, dat aan een stoel vlakbij hing.

Hij had zijn ogen open, maar bleef met zijn kop haar schoot bezet houden.

‘O’Dell.’

‘Maggie, met Julia Racine. Sorry dat ik zo laat nog bel.’

Ze sloot haar ogen en haalde diep adem. Racine was wel de laatste die ze op dit moment wilde spreken.

‘Ik moet met je praten.’ Racine klonk ongewoon nederig. ‘Heb je even? Ik heb je toch niet wakker gemaakt, hoop ik?’

‘Nee, hoor.’ Ze aaide Harvey, die zijn ogen weer dichtdeed. ‘Ik was nog niet naar bed, onder meer omdat mijn hond met zijn enorme kop mijn schoot bezet houdt.’

‘De bofkont.’

‘Allemachtig, Racine!’

‘Sorry.’

‘Als je me daarvoor –’

‘Nee, daarvoor bel ik niet. Serieus, het spijt me.’ Even leek het erop dat ze nog iets over dat onderwerp wilde zeggen, maar toen zei ze: ‘Ik zit tot over mijn oren in de stront met de baas. Senator Brier wil dat ik eruit word getrapt bij de politie, vanwege die foto’s van Garrison in de Enquirer.’

‘Ik weet zeker dat het allemaal wel zal betijen zodra we erachter zijn wie voor de dood van zijn dochter verantwoordelijk is.’

‘Lag het maar zo simpel.’ Haar stem klonk anders. Niet boos of gefrustreerd. Een beetje bang misschien. ‘Commissaris Henderson is echt laaiend. Ik kan mijn badge kwijtraken.’

Maggie wist niet wat ze moest zeggen. Ze mocht dan een hekel aan Racine hebben en aan haar capaciteiten twijfelen, maar dit was wel erg hard.

‘En alsof dat nog niet genoeg is, heeft die eikel van een Garrison me gebeld.’ Daar was de woede weer. ‘Hij wil me wat foto’s laten zien die me bij de zaak kunnen helpen.’

‘Waarom wil hij opeens helpen?’

Stilte.

Maggie wist het antwoord al: het zou Garrison iets opleveren. Maar wat?

‘Hij wil iets van mij,’ bekende Racine gegeneerd.

‘Wat dan? Sorry, Racine, maar zo makkelijk kom je er niet vanaf. Wat wil hij van je?’

‘Hij wil foto’s.’

‘Wat voor foto’s kan hij in vredesnaam van jou willen hebben?’

‘Nee, hij wil foto’s van me némen,’ zei ze nijdig.

‘Allemachtig!’ Maggie kon haar oren niet geloven. Geen wonder dat Racine zo emotioneel was. ‘En hoe komt hij erbij dat zoiets mogelijk is?’

‘Geen gelul, O’Dell. Je weet best hoe hij daarbij komt.’

Dus de geruchten klopten. De verhalen dat Racine gunsten uitwisselde waren niet gewoon roddels.

‘Beseft hij wel dat we hem kunnen arresteren wegens belemmering van een politieonderzoek?’ vroeg Maggie.

‘Ja, dat heb ik hem verteld.’

‘En?’

‘Hij moest lachen.’

‘Nou, laten we dat dan maar doen.’

‘Geintje, zeker?’

‘Nee. Ik praat wel met Cunningham. Praat jij met Henderson. En dan pakken we hem op.’

‘Ik zit al in de problemen, O’Dell. Als Garrison bluft –’

‘Als Garrison zo arrogant is als ik denk, en hij heeft echt iets, dan gaan we hem er gewoon van overtuigen dat het in zijn eigen belang is die informatie met ons te delen.’

‘En hoe overtuigen we hem daar dan van?’

‘Ik ga Cunningham bellen. Praat jij met Henderson en bel me daarna terug. We zullen die hufter eens onder handen nemen.’ Verkwikt, hing Maggie op en zette de whisky weg, waarna ze Harvey wakker maakte.

Het was maar goed dat er rotzakken als Garrison bestonden.

Verloren Zielen
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html