Hoofdstuk 42
John F. Kennedy Federal Building,
Boston, Massachusetts
Gwen Patterson keek naar agent Tully, die worstelde om hun bagage uit de kofferbak van de taxi te krijgen terwijl de chauffeur stond toe te kijken. Die gaf Tully alleen aanwijzingen, net als hij had gedaan toen hij hen bij het vliegveld had opgepikt. Toen had hij gewezen naar zijn misvormde rechterhand; zijn excuus om de bagage niet zelf te tillen. Tully scheen het niet erg te vinden. Zodra hij klaar was, vroeg hij om een bonnetje en rommelde in de zakken van zijn regenjas, waaruit hij een dikke bundel tevoorschijn haalde. Hij trok wat dollarbiljetten tussen verkreukelde bonnetjes en een paar servetjes van McDonald’s uit.
Het kostte Gwen moeite haar ongeduld te verbergen. Het liefst had ze haar handtas opengemaakt en de rit zelf betaald; dat zou veel sneller gaan. Alsof het nog niet erg genoeg was dat ze twee dagen verspilde met haar vrijwillige hulp aan de FBI en Kyle Cunningham. Hoe was het toch mogelijk dat haar collega’s boeken schreven en vervolgens geïnterviewd werden door Matt Laurer en Katie Couric? Zij schreef een boek, en wat kreeg zij? Een interview met een moorddadige puber.
Ze maakte aanstalten haar weekendtas te pakken, maar Tully was haar voor.
‘Ik heb hem al,’ beweerde hij. Hij klemde de tas onder zijn arm, hing de riem van de koffer van haar laptop over zijn andere schouder en pakte zijn eigen plunjezak.
In plaats van tegen hem in te gaan liep ze voor hem uit de treden op. Ze liet hem zelfs op het laatste stukje langs, zodat hij zijn tassen kon verplaatsen en ook nog de zware deur voor haar kon openhouden.
Sloofde hij zich nou zo uit omdat Maggie had gezegd dat het hun niet zou lukken dit reisje te maken zonder elkaar voortdurend in de haren te zitten? Welke reden hij ook had voor al die hoffelijkheid, sinds ze in het vliegtuig naar Boston waren gestapt, was Tully alleen maar beleefd geweest.
Maggie had Gwen al vele malen verzekerd dat Tully een van de goeien was, een intelligente, fatsoenlijke agent die graag het juiste wilde doen. Ze zei er altijd bij dat hij hooguit een beetje onervaren was, doordat hij het grootste deel van zijn korte tijd bij de FBI achter een bureau in Cleveland had doorgebracht, maar dat zijn intuïtie goed was en zijn motieven oprecht. Niettemin had die lange, slanke agent iets wat Gwen tegen de haren in streek, al wist ze niet goed wat.
Wat ze wél wist, was dat die beleefde manier van doen van hem op haar zenuwen werkte. Wellicht leek hij te mooi om waar te zijn. Te eerlijk. Te veel een padvinder. Het soort man dat nooit harder zou rijden dan was toegestaan of een borrel te veel zou drinken. Het soort man dat zich in bochten wrong om voor vrouwen de deur open te houden, maar er maar nooit aan dacht zijn dollarbiljetten in een portefeuille te doen of zijn schoenen te poetsen. Wie weet was het daarom dat ze het niet kon laten hem op stang te jagen. Misschien wilde ze door die kalme, beleefde, naïeve padvindershouding van hem heen breken, er een paar scheurtjes in maken om te zien wat eronder zat, ontdekken hoe hij werkelijk in elkaar zat. Was ze door haar werk soms cynisch geworden?
‘Dokter Patterson?’
Gwen en Tully bleven staan en keken omhoog naar de man die over de balustrade op de eerste verdieping leunde.
Toen hij merkte dat hij het goed had, kwam hij snel en atletisch de trap af.
Nog voor hij zich voorstelde, wist Gwen dat dit Nick Morrelli was, de man die het voor elkaar kreeg Maggie al te laten blozen bij het horen van zijn naam. Gwen begreep dat maar al te goed; Nick was nog knapper dan Maggie had gezegd, het prototype van ‘lang, donker en knap’, met een sterke hoekige kaak, warme blauwe ogen en kuiltjes in zijn wangen wanneer hij glimlachte.
‘Jij moet Nick Morrelli zijn.’ Ze stak haar hand naar hem uit. ‘Ik ben Gwen Patterson.’
‘En ik ben agent R.J. Tully.’ Tully moest de tassen weer anders beetpakken om een hand vrij te maken en liet daarbij bijna haar weekendtas vallen.
‘Hier, laat mij er maar eentje nemen,’ zei Nick terwijl hij Tully hielp de riem van de laptop van diens schouder te krijgen. ‘Officier van Justitie Richardson is nog op de rechtbank, dus jullie zullen het met mij moeten doen. Ik zal jullie naar boven brengen, dan kunnen we jullie tassen even op een veilige plek zetten. Laten we de lift maar nemen.’ Hij ging hen door de lobby voor naar de liften en drukte op een knop. ‘Hoe was jullie vlucht?’
‘Prima,’ antwoordde Gwen. Ze had een hekel aan dit soort beleefdheidsgesprekken, maar Nick stelde de vraag alsof het antwoord hem echt interesseerde, en daarom deed ze er maar aan mee. ‘Al stelde de lunch niet veel voor, dus ik hoop dat je goede koffie voor ons klaar hebt staan.’
‘Hier recht tegenover zit een Starbucks. Ik stuur wel iemand. Wat willen jullie hebben?’
‘Een café mocha zou zalig zijn.’ Ze glimlachte naar Nick, die de lift openhield en haar voor liet gaan. Het ontging haar niet dat Tully haar gadesloeg. Aan zijn frons zag ze precies wat hij dacht. Het kon haar echter niet schelen of hij zich ergerde aan haar onbeschaamde geflirt. Dit reisje mocht haar toch op zijn minst wel een goede kop koffie opleveren.
‘En jij, Tully?’
‘Gewone koffie is prima,’ klonk het bijna knorrig. Hij leunde in de verste hoek van de lift tegen de wand, met zijn blik strak op de getallen boven de deur gericht. Wat was er in vredesnaam met de beleefde padvinder gebeurd?
Omdat ze zich opeens een beetje ongemakkelijk voelde door de spanning tussen de twee mannen – waar zij min of meer verantwoordelijk voor was – volgde ze zijn voorbeeld en keek ook naar de oplichtende getallen, de ene verdieping na de andere.
‘Hoe gaat het met Maggie?’ vroeg Morrelli zonder zijn blik van de getallen boven de deur af te wenden.
‘Goed.’ Ze wachtte tot hij doorvroeg, maar dat gebeurde niet. Misschien wilde hij liever niet meer over Maggie horen met die mokkende Tully erbij. Even keek ze naar Tully, zich afvragend of hij wist van Nick en Maggie. Nou ja, wat viel er eigenlijk te weten nu Maggie zelf geen flauw idee had wat ze moest met deze knappe assistent van de officier van justitie?
Zolang Nick in Boston zat en Maggie in Newburgh Heights woonde, hadden ze beiden weinig gelegenheid samen te zijn. Het was maanden geleden dat ze elkaar hadden gezien, maanden geleden dat Maggie het zelfs maar over hem had gehad. Zelfs toen ze had gehoord dat deze zaak aan hem was toegewezen en dat Gwen hem deze dag zou ontmoeten, had Maggie daar nauwelijks aandacht aan besteed. Ze had Gwen niet eens gevraagd hem de groeten te doen of zo. Gwen wist dat Maggies echtscheiding zich nog steeds voortsleepte en dat Maggie er welbewust voor zorgde dat haar verhouding met Nick zich niet verder ontwikkelde of, zoals ze zelf zei, ‘ingewikkeld’ werd. Er zat echter meer achter, iets wat haar vriendin voor zich hield. Waarom deed Maggie dat toch altijd? Ze had echt moeite met intimiteit, maar weigerde helaas dat in te zien. Maggie noemde het liever ‘professionele afstandelijkheid’ en gebruikte haar werk als excuus om iedereen in haar leven op veilige afstand te houden.
‘Hij heeft sinds hij hier is maar één bezoeker gehad,’ vertelde Nick.
Gwen deed haar best zich weer op het doel van hun bezoek te concentreren.
‘Hij weigert met een advocaat te praten,’ vervolgde Nick, ‘en heeft zelfs geen gebruik gemaakt van zijn recht op een telefoongesprek.’
‘Wie is er bij hem op bezoek geweest?’ wilde Tully weten.
‘Dat weet ik niet precies. Richardson doet deze zaak zelf, en ik heb er tot nu toe weinig mee te maken gehad, dus ik ken de bijzonderheden niet. Ik geloof dat het een of andere jongen was die zei dat hij een oude schoolmakker van Pratt was.’
De liftdeuren gingen open, en Nick hield ze tegen om Gwen door te laten.
Tully bleef nog even in de verste hoek van de liftcabine geleund staan en kwam toen achter hen aan, alsof hij duidelijk wilde maken dat hij geen hulp nodig had. Toen Nick hen een drukke gang door leidde, bleef Tully een eindje achter hen lopen.
Gwen kon het niet uitstaan wanneer mannen van zulke territoriumspelletjes speelden, vooral als er een vrouw bij was. Als zij er niet was geweest, zouden ze op dit moment de football-uitslagen bespreken alsof ze dikke maatjes waren.
‘Hoe wist hij dat hij hier was?’ Eindelijk kwam Tully naast hen lopen.
‘Pardon?’
‘Hoe wist die schoolvriend dat Pratt hier zat als Pratt niemand heeft gebeld?’
Nick hield zijn pas in en keek Tully over zijn schouder heen aan. Aan zijn gezicht zag Gwen dat hij daar nog niet bij had stilgestaan en dat het hem misschien zelfs een beetje van zijn stuk bracht. Ze voelde de behoefte voor hem op te komen. Tegelijkertijd vroeg ze zich af of Tully eigenlijk wel eens moeite deed een goede eerste indruk te maken.
‘Goede vraag,’ gaf Nick toe. ‘Ik zal het eens nagaan voor je.’ Hij wees naar een deur aan het eind van de gang. ‘We zijn er.’
Deze keer stond Tully aan de goede kant. Voor Nick de kans kreeg, greep hij de deurknop beet en hield de deur wijd open.
Gwen kon zich nog net bedwingen een gezicht tegen hem te trekken; daarmee zou ze hem vermoedelijk alleen maar aanmoedigen.
‘We hebben hem al klaar zitten om met jullie te praten,’ deelde Nick hun mee, ‘maar als jullie liever eerst even tijd willen om bij te komen –’
‘Nee,’ onderbrak Gwen hem. ‘Laten we maar meteen beginnen.’
Nick ging hen weer voor, nog een gang door, naar een deur waar een bewaker in uniform stond. ‘Tully en ik kijken toe vanuit de kamer hiernaast.’ Hij gebaarde naar een deur aan het eind van de gang. ‘Burt staat vlak voor de deur, dus als je je niet op je gemak voelt of wilt ophouden en maken dat je wegkomt, hoef je dat alleen maar te zeggen, oké?’
‘Dank je, Nick.’ Ze glimlachte om hem een beetje gerust te stellen. ‘Ik ken de procedure, dus maak je maar geen zorgen. Het zal wel lukken.’ Dat was waar; ze had tientallen misdadigers ondervraagd – hardere, ruwere mannen dan deze jongen.
Ze trok haar trenchcoat uit, gespte haar horloge los, deed haar oorbellen en parelketting af, stopte haar spullen in haar handtas en gaf de jas en de tas aan Nick. Ze controleerde haar colbertje en haalde de gouden broche van een duif eraf.
Nick hield de handtas voor haar open, zodat ze de broche er voorzichtig in kon stoppen.
Nadat ze haar rok, haar schoenen en haar knopen had geïnspecteerd om te zien of er geen scherpe randen aan zaten, bukte ze om een simpel schrijfblok – zonder metalen spiraal – uit haar weekendtas te pakken en een gewoon HB-potlood. Door schade en schande had ze geleerd dat de eenvoudigste pen binnen een paar seconden uit elkaar gehaald kon worden, en dat het binnenwerk ervan kon worden gebruikt om het slot van zelfs de beste handboeien te forceren.
Toen ze eindelijk klaar was met alle voorbereidingen, haalde ze diep adem en knikte naar Burt, ten teken dat hij de deur open kon doen.
Ja, ze kende de procedure. Op geen enkele manier een blijk van zwakte geven. Hem meteen duidelijk maken dat ze niet onder de indruk was van zijn praatjes, zijn grove taal of zijn dubbelzinnige blikken.
Toen de jonge man die aan de andere kant van de tafel zat naar haar opkeek, zag Gwen echter iets wat haar meer uit haar evenwicht bracht dan enig obsceen gebaar of uitdagend gefluit had kunnen doen. Wat ze in Eric Pratts ogen zag, was pure onmiskenbare angst. En het leek angst voor haar.