Hoofdstuk 53
Maggie had het geweten zodra haar moeder haar ‘poppetje’ had genoemd. Dat was haar vaders koosnaampje voor haar geweest. Een koosnaam die haar moeder wel eens overnam, maar alleen als ze dronken was. Daardoor was het in plaats van een koosnaam een signaal geworden, een waarschuwing, iets waar ze kippenvel van kreeg, net zoiets als van nagels die over een schoolbord krasten.
Ze staarde haar moeder aan, maar die vertrok geen spier. Haar hand bleef rustig om de deurknop liggen. Goeie hemel. Ze was vergeten hoe goed haar moeder in dit spelletje was. En hoe belabberd ze er zelf in was, doordat ze zich altijd door haar emoties liet meesleuren – de emoties van een twaalfjarige. Voor ze het wist, liep ze te ijsberen op het kleine oppervlak van haar moeders woonkamer.
‘Hoe heb ik zo dom kunnen zijn je te geloven?’ vroeg ze. Tot haar irritatie trilde haar onderlip. Ze wierp een snelle blik op haar moeders gezicht, maar dat toonde nog steeds die geperfectioneerde combinatie van verbazing en onschuld, alsof ze geen idee had waar Maggie het over had.
‘Ik heb een afspraak, poppetje… en ik moet nog een heleboel inpakken.’
Zelfs haar stem was niet veranderd, nog geen fractie. Nog steeds die suikerzoete vrolijkheid die door alcohol werd opgeroepen.
‘Hoe heb ik je kunnen geloven?’ Maggie deed haar best haar woede te bedwingen. Waarom trok ze het zich altijd zo persoonlijk aan? Waarom voelde ze zich altijd zo verraden? ‘Ik dacht dat je gestopt was.’
‘Natuurlijk ben ik gestopt. Ik ben met inpakken gestopt om met jou te praten.’
Ze bleef maar bij de deur staan, met haar hand om de knop. Misschien hoopte ze wel dat ze, als ze Maggie de deur niet uit kreeg, zelf kon ontsnappen.
Onder haar moeders blik liep Maggie door de kamer heen en weer.
‘Het was die thee.’ Maggie sloeg zich tegen het voorhoofd als een kind dat eindelijk het goede antwoord weet. Ze pakte haar moeders glas en rook eraan. ‘Natuurlijk.’
‘Alleen maar een drupje tegen de spanning.’ Haar moeder wuifde het weg, een gebaar dat Maggie maar al te goed kende. Het was alsof haar moeder zichzelf daarmee vergiffenis voor al haar zonden schonk.
‘Tegen de spanning? Hoezo dat? Welke spanning? De spanning van één bezoekje van je eigen dochter, verdomme?’
‘Een onverwacht bezoekje. Je had echt eerst even moeten bellen, poppetje. En vloek alsjeblieft niet zo.’
Zelfs haar toon, die gemaakt vrolijke toon, bezorgde Maggie kippenvel.
‘Wat kom je hier doen?’ wilde haar moeder weten. ‘Kom je me controleren?’
Maggie probeerde zich te beheersen, bij de les te blijven. Ja, wat kwam ze eigenlijk doen? Ze wreef met haar hand over haar gezicht, opnieuw geïrriteerd toen ze merkte dat haar vingers licht trilden. Kon ze niet wat meer controle over haar reacties, over haar lichaam hebben? Het was net alsof dat gekwetste kleine meisje binnen in haar boven kwam om het van de volwassen vrouw, die nog niet wist hoe ze hiermee moest omgaan, over te nemen.
‘Wat kom je doen, Maggie?’
Haar moeder kwam de kamer in, opeens schijnbaar erg benieuwd naar het antwoord.
‘Ik wilde…’ Ze moest aan het onderzoek denken, zei ze tegen zichzelf. Ze was een professional. Ze had antwoorden nodig – antwoorden die haar moeder kon geven. Concentratie. ‘Ik maakte me zorgen om je.’
Verward staarde haar moeder haar aan.
Bijna glimlachte Maggie. Ja, zij wist ook heus wel het een en ander van spelletjes spelen, van de macht van de ontkenning of – in haar moeders wereld – de macht van de schone schijn. Dus haar moeder wilde net doen alsof één borrel tegen de spanning niet betekende dat ze weer aan de drank was? Nou, dan zou Maggie doen alsof ze alleen maar bezorgd om haar was, bang was voor haar veiligheid, in plaats van op zoek naar informatie over Everett. Daarvoor was ze toch gekomen, of niet soms? Voor het onderzoek en antwoorden. Waar anders voor.
‘Zorgen?’ herhaalde haar moeder uiteindelijk, alsof ze al die tijd nodig had gehad om de betekenis van dat woord te achterhalen. ‘Waarom zou je je in ’s hemelsnaam zorgen om mij maken?’
‘Er zijn een paar dingen die je, denk ik, nog niet over Eerwaarde Everett weet.’
‘O?’
Maggie zag de achterdocht door de verwarring heen dringen. Voorzichtig. Ze moest uitkijken haar moeder niet in de verdediging te drukken. ‘Eerwaarde Everett is niet wat hij lijkt.’
‘Hoe weet jij dat? Je hebt hem nog nooit ontmoet.’
‘Nee, maar ik heb wat onderzoek gedaan en –’
‘Aha, onderzoek. Naar zijn achtergronden, bedoel je?’
‘Ja.’ Maggie slaagde erin haar stem kalm en vast te houden. De professional had het overgenomen.
‘De FBI heeft altijd al de pest aan hem gehad. Ze willen hem kapotmaken.’
‘Ik wil hem niet kapotmaken.’
‘Ik heb het niet over jou.’
‘Ik bén de FBI, mam. Toe, luister nou even naar me.’
Haar moeder was echter druk bezig met de jaloezieën. Ze liep van het ene raam naar het andere, trok ze allemaal dicht en nam daar alle tijd voor.
‘Ik heb met anderen gepraat, en die hebben me verteld –’
‘Anderen die uit de kerk zijn gestapt.’ Nog een onderbreking, met nog steeds die ergerlijke vrolijkheid.
‘Ja.’
‘Ex-leden.’
‘Ja.’
‘Nou, die liegen toch alleen maar, dat weet je net zo goed als ik.’ In haar ogen was iets te zien wat Maggie niet herkende, een soort ongeduld. ‘Maar jij gelooft hén liever, zeker?’
Maggie keek haar aan. Haar moeder was vastbesloten. Niets wat Maggie zei kon iets veranderen aan wat ze geloofde of niet geloofde. Dat verbaasde haar niet. Wat had ze dan verwacht? Waarom was ze gekomen? Er was immers weinig kans dat haar moeder haar iets ten nadele van Everett zou vertellen. Om haar moeder te waarschuwen dan? Hoe kwam ze erbij dat haar moeder zou luisteren naar iets wat Maggie haar vertelde of adviseerde? Dit sloeg nergens op. Ze had beter weg kunnen blijven. ‘Ik had niet moeten komen.’ Ze wilde naar de deur lopen.
‘Ja, je gelooft hen liever. Vreemden die je nooit eerder hebt gezien.’
Haar moeder klonk niet langer vrolijk. Er was een wreed sarcasme in haar stem gekomen. Die toon herkende Maggie, die herinnerde ze zich.
‘Alsof je mij ooit zou geloven,’ vervolgde haar moeder. ‘Je eigen moeder.’
‘Zo bedoelde ik het helemaal niet,’ zei Maggie rustig. Ze keek haar moeder aan en probeerde geen aandacht te schenken aan de veranderingen die niet alleen in haar moeders toon maar ook in haar gebaren waren opgetreden: nerveuze halen met haar vingers door haar haren. Haar blik schoot de kamer door, op zoek naar een glas of een fles, maar ze vond alleen het theeglas. Dat greep ze beet en dronk het in één keer leeg, tevreden en zonder te beseffen dat ze per ongeluk Maggies glas had gepakt.
‘Jij hebt nooit in mij geloofd.’
Maggie bleef haar aanstaren. Dat kleine woordje ‘in’ maakte een wereld van verschil. ‘Dat heb ik nooit gezegd.’
Maar haar moeder scheen haar niet te horen. Ze liep weer door de kamer en trok de jaloezieën open die ze net had gesloten, de een na de ander. ‘Alles draaide altijd om hem. Altijd om hem.’
Dat was wartaal, en Maggie wist dat het te laat was om nog een enigszins zinnig gesprek met haar moeder te voeren. Ze had echter geen idee wie haar moeder met ‘hem’ bedoelde.’ Dat was nieuwe wartaal, wartaal die ze niet kende.
‘Misschien kan ik maar beter gaan,’ zei ze. Ze maakte echter geen aanstalten. Ze wilde slechts haar moeders aandacht trekken. Maar die luisterde niet meer, lette niet meer op. Dit was een vergissing, stelde Maggie vast.
‘Alles draaide altijd om hem.’ Haar moeder bleef voor haar staan en keek haar beschuldigend aan. ‘Je hield zo veel van hem, dat je voor niemand anders nog liefde overhebt. Niet voor mij, niet voor Greg, misschien niet eens voor die cowboy van je.’
‘Oké, zo is het wel weer genoeg.’ Nu ging ze Maggie te ver. Dit was absurd. Het mens wist niet meer wat ze zei.
‘Hij was heus geen heilige, hoor.’
‘Over wie heb je het?’ vroeg Maggie.
‘Over je vader.’
Maggies maag draaide zich om.
‘Je dierbare vader,’ vervolgde haar moeder, alsof Maggie nadere opheldering nodig had. ‘Je hebt altijd meer van hem gehouden. Zo veel liefde voor hem, dat er nooit genoeg over was voor anderen. En die heb je met hem begraven.’
‘Dat is niet waar.’
‘Hij was heus geen heilige, hoor.’
‘Waag het niet,’ zei Maggie, meteen teleurgesteld toen ze voelde dat haar lip weer begon te beven.
‘Wat niet? De waarheid zeggen?’ Haar moeder glimlachte vals.
Waarom deed ze dit, vroeg Maggie zich af. ‘Ik moet weg.’ Ze liep naar de deur.
‘Op de avond van de brand lag hij bij zijn vriendinnetje in bed.’
Het was alsof er een mes in haar rug werd gestoken dat haar tot stilstand dwong en haar naar haar moeder deed omkijken.
‘Ik moest naar háár huis bellen,’ vervolgde deze, ‘toen de brandweer belde dat hij moest komen. Iedereen dacht dat hij thuis in bed lag te slapen, maar hij lag in haar bed. In háár bed, om haar te neuken.’
‘Hou op,’ zei Maggie. Het kwam als gefluister naar buiten, doordat alle lucht opeens uit haar was gezogen.
‘Ik heb het je nooit verteld. Ik heb het niemand ooit verteld. Hoe kon ik, nadat hij er die nacht op uit was gegaan, dat brandende gebouw in was gerend en verdomme als held was gestorven?’
‘Dit verzin je ter plekke.’
‘Hij had haar zwanger gemaakt. Ze heeft een zoon. Zíjn zoon. De zoon die ik hem nooit heb kunnen geven.’
‘Waarom doe je dit? Waarom verzin je dit allemaal?’ Maggie deed haar best het gekwetste twaalfjarige meisje niet weer naar boven te laten komen, maar in haar hoofd klonk haar stem precies als die van een kind. ‘Je liegt.’
‘Ik wilde je beschermen. Ja, toen heb ik gelogen, maar nu niet. Waarom zou ik nu liegen?’
‘Om me pijn te doen.’
‘Om jou pijn te doen?’ Haar moeder rolde met haar ogen. Haar sarcasme overheerste alle andere emoties. ‘Ik doe al jaren mijn best jou tegen de waarheid in bescherming te nemen.’
‘In bescherming?’ Haar woede liet zich niet langer beteugelen. ‘Je sleepte me het halve land door, en dat noem je “bescherming”? Je bracht vreemde mannen mee naar huis die me betastten, om me te “beschermen”?’
‘Ik deed wat ik kon.’
Opnieuw schoot haar blik de kamer door, waardoor Maggie wist dat ze had gezegd wat ze wilde zeggen en nu probeerde weg te komen, te ontsnappen.
‘Jij hebt die nacht je man verloren, maar ik allebei mijn ouders,’ zei Maggie.
‘Dat slaat nergens op.’
‘Ik ben tegelijk mijn vader én mijn moeder kwijtgeraakt. En wat heb ik daarvoor in de plaats gekregen? Een dronken patiënt om voor te zorgen. Een dronken slet in plaats van een moeder.’
De klap kwam zo onverwacht, dat Maggie geen tijd had om weg te duiken. Ze wreef over de stekende plek en schrok eigenlijk nog meer van de tranen die ze toen op haar wangen voelde.
‘O hemel, Maggie.’ Haar moeder stak een hand naar haar uit, maar Maggie deinsde achteruit. ‘Het spijt me. Ik wilde niet –’
‘Nee, niet doen.’ Waarschuwend stak Maggie haar hand op. Ze stond stijf rechtop en meed haar moeders blik. Nog één keer veegde ze wat tranen weg. ‘Geen verontschuldigingen. Het was de perfecte reactie van jou. Ik zou niet minder verwacht hebben.’ Na die woorden draaide ze zich om en vertrok.
Het lukte haar nog net haar auto te bereiken en door het waas heen weg te rijden. Bij de oprit naar de I-95 hield ze stil. Toen reed ze de berm in, doofde de koplampen, zette de alarmlichten aan en trok de handrem aan. Terwijl de motor liep en de radio blèrde, barstte ze in snikken uit.
Eindelijk gaf ze het op en liet de ellende en trauma’s van vroeger, ontsnappen uit de vakjes waarin ze ze zo zorgvuldig had opgeborgen.