Hoofdstuk 3

 

 

 

Suffolk County, Massachusetts

 

R.J. Tully haatte het wop-wopgeluid van de rotoren. Niet dat hij vliegangst had, maar in een helikopter was hij zich er altijd van bewust dat hij een paar honderd meter boven de grond hing in niet meer dan een bolletje met een motor. Bovendien, iets wat zo veel kabaal maakte, kon beslist niet veilig zijn.

Anderzijds was hij blij dat het lawaai ieder gesprek onmogelijk maakte. Directeur Cunningham leek al de hele weg gespannen en was zichtbaar geschokt. Dat beangstigde R.J. In de korte tijd dat hij Cunningham kende – nog geen jaar – had hij zijn baas nog nooit zijn emoties zien tonen, of het moest zijn door zijn voorhoofd te fronsen. De man vloekte niet eens.

In een poging de laatste gegevens te krijgen van de ploeg die het terrein aan het onderzoeken was, had Cunningham een poosje aan de portofoon van de helikopter zitten prutsen. Het enige wat ze tot nog toe te weten waren gekomen, was dat de lichamen per vliegtuig naar Washington DC waren gebracht. Omdat de confrontatie een federale kwestie was geweest, zou het onderzoek – inclusief de autopsies – onder federale jurisdictie worden uitgevoerd en niet onder de county of de staat vallen. Hoofddirecteur Mueller had er persoonlijk op gestaan dat de lichamen naar Washington zouden worden vervoerd – zeker dat van de omgekomen agent.

Er waren nog steeds geen namen bekendgemaakt, maar R.J. wist dat het door de identiteit van de dode agent kwam dat Cunningham zo op zijn stoel zat te schuiven, zoekend naar iets om zich mee bezig te houden en elke paar seconden aan de knopjes prutsend alsof een andere radiofrequentie hem nieuwe informatie zou bezorgen. R.J. wenste dat zijn baas eens stil bleef zitten, want hij kon de helikopter voelen schudden door die extra bewegingen, al nam hij aan dat dat wetenschappelijk gezien onmogelijk was. Toch?

Terwijl de piloot over de boomtoppen uitkeek naar een open plek om te landen, trachtte R.J. geen aandacht te schenken aan het geratel onder zijn voeten dat verdacht veel leek op het geluid van losse bouten en moeren. In plaats daarvan probeerde hij zich te herinneren of hij genoeg geld op de keukentafel had achtergelaten voor Emma. Was die schoolexcursie nou vandaag of dit weekend? Waarom schreef hij zulke dingen niet op? Eigenlijk zou ze zo onderhand wel oud en verantwoordelijk genoeg moeten zijn om dergelijke dingen zelf te onthouden, of niet? Hoe kwam het toch dat het er allemaal niet makkelijker op werd? De laatste tijd scheen hij het opvoeden alleen maar door schade en schande te leren. Maar goed, als die excursie vandaag was, zou het misschien geen kwaad kunnen als Emma eens een lesje leerde. Als hij te weinig geld had achtergelaten, zou dat haar er wellicht eindelijk toe brengen op zoek te gaan naar een parttime baantje. Per slot van rekening was ze al vijftien. Toen hijzelf vijftien was geweest, had hij na schooltijd en in de zomervakantie gewerkt. Hij had benzine getankt bij Ozzie’s 66 voor twee dollar per uur. Was de wereld echt zo drastisch veranderd sinds zijn tienertijd?

Dat was dertig jaar geleden, bedacht hij opeens. Zowat een mensenleven. Dertig jaar, hoe was het mogelijk!

De helikopter begon aan zijn afdaling, en R.J.’s maag vloog omhoog, wat hem direct terug in het heden bracht. De piloot bleek besloten te hebben hen neer te zetten op een stuk gras dat niet groter was dan een deurmat. Het liefst had R.J. zijn ogen dichtgedaan, maar hij concentreerde zich op een scheur in de rugleuning van de piloot. Het hielp niet. De aanblik van het vulsel herinnerde hem alleen maar aan die losse bouten en moeren die onder hem heen en weer rolden en waarschijnlijk het landingsgestel vernielden.

Maar de helikopter landde even later met een bons, een dreun en een laatste sprongetje van R.J.’s maag. R.J. dacht aan agent O’Dell en vroeg zich af of hij met haar van plaats had willen ruilen. Toen bedacht hij dat hij dan had moeten toekijken terwijl Wenhoff die dode lichamen opensneed. Makkelijke keus: niks ruilen. Dan die helikoptervlucht maar, met losse schroeven en al.

Uit het bos was een soldaat in uniform gekomen om hen op te vangen. R.J. had er nog niet bij stilgestaan, maar het was logisch dat de National Guard van Massachusetts erbij was gehaald om het uitgestrekte bosgebied te bewaken. De soldaat stond in de houding te wachten terwijl R.J. en Cunningham hun bezittingen uit de helikopter pakten: regenjassen, een thermoskan en twee attachékoffertjes. Om geen whiplash te krijgen door de kracht van de draaiende rotoren hielden ze hun schouders opgetrokken. Zodra ze klaar waren, gebaarde Cunningham naar de piloot, die de helikopter onmiddellijk liet opstijgen, een wolk van ritselende rode en gouden bladeren opwerpend.

‘Als u me wilt volgen, sirs, dan breng ik u naar het terrein.’ De soldaat reikte naar Cunninghams attachékoffer; kennelijk wist hij meteen wiens hielen hij moest likken. R.J. was onder de indruk.

Cunningham liet zich echter niet haasten en stak een hand op. ‘Ik moet namen weten.’ Het was geen vraag, maar een eis.

‘Ik ben niet bevoegd om –’

‘Dat begrijp ik. Ik verzeker je dat je er geen last mee zult krijgen. Als je ze weet, moet je ze me vertellen. Nu.’

De soldaat ging weer in de houding staan en keek Cunningham recht in de ogen. Hij leek vastbesloten geen geheimen te onthullen.

Blijkbaar kreeg Cunningham door wat hij tegenover zich had, want tot R.J.’s verbijstering hoorde hij hem op kalme, haast verzoenende toon zeggen: ‘Alsjeblieft, vertel het me.’

Ook zonder Cunningham te kennen moest de soldaat beseffen wat die woorden de directeur kostten. Hij ontspande zich en zijn gezichtsuitdrukking werd milder. ‘Ik kan u eerlijk niet alle namen vertellen, maar die ene die doodgeschoten is, was Special Agent Delaney.’

‘Richard Delaney?’

‘Ja, sir. Ik geloof van wel, sir. Hij was de onderhandelaar van het Hostage Rescue Team. Voorzover ik weet, had hij ze zover dat ze wilden praten. Ze vroegen hem de hut in te komen en openden toen het vuur, de klootzakken. Sorry, sir.’

‘Je hoeft je niet te verontschuldigen. Bedankt dat je het me hebt verteld.’

De soldaat draaide zich om en ging hen voor tussen de bomen door.

R.J. vroeg zich af of Cunningham wel tegen de tocht opgewassen was. Zijn gezicht was bleek geworden, en hij leek onvast op zijn benen te staan.

Met slechts een snelle blik naar R.J. zei hij: ‘Ik heb verdomme een grandioze blunder begaan. Ik heb agent O’Dell naar de autopsie van een vriend van haar gestuurd.’

Toen wist R.J. dat deze zaak anders zou zijn. Alleen al het feit dat Cunningham op één dag – zelfs binnen één uur – de woorden ‘alsjeblieft’ en ‘verdomme’ bezigde, was een veeg teken.

Verloren Zielen
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html