Epiloog
Washington DC
Maandag 2 december
Maggie zat buiten de vergaderzaal van de hoofdcommissaris te wachten. Ze liet haar hoofd tegen de muur rusten. Haar nek deed nog steeds zeer – zelfs meer dan de schouder waarvoor ze een mitella droeg.
Tully zat zwijgend naast haar. Hij tuurde naar de deur alsof hij die daarmee open kon krijgen en had geen aandacht voor de krant die opengevouwen op zijn schoot lag.
De kop op de voorpagina van de Washington Post ging over alweer een nieuw en verbeterd apparaat om de veiligheid op vliegvelden te bewaken. Ergens onder de middenvouw stond een klein berichtje over de zelfmoord van een fotojournalist.
Tully zag haar naar de krant kijken. ‘De Cleveland Plain Dealer heeft Everetts dood ook op de onderste helft gezet. Die zou vast veel meer aandacht hebben gekregen als er foto’s bij het verhaal waren geweest.’
‘Ja.’ Maggie knikte. ‘Wat jammer nou dat er geen foto’s beschikbaar waren.’
Hij schonk haar een van zijn blikken, met die opgetrokken wenkbrauw en die niet overtuigende frons. ‘Maar er waren wél foto’s.’
‘Helaas worden die als bewijsmateriaal beschouwd. We kunnen echt geen foto’s vrijgeven die als bewijsmateriaal worden beschouwd, of wel soms? Probeer jij me niet altijd over te halen me netjes aan de regels te houden?’
Daar moest hij om glimlachen. ‘Dus dit bewijsmateriaal wordt op een geschikte plek opgeborgen?’
Ze knikte slechts, ging rechter zitten en verschoof haar mitella. Het was haar persoonlijke poging tot rechtvaardigheid dat Ben Garrisons afschuwelijke beelden hem niet de bekendheid zouden bezorgen waarnaar hij zo had verlangd. Een bekendheid waarvan hij zo bezeten was geraakt, dat hij zelfs bereid was geweest zelf ook model te staan.
‘Heb je nog iets van Emma gehoord?’ Het was een doorzichtige poging Tully over iets anders te laten praten dan over bewijzen, dan over foto’s en fotorolletjes die veilig opgeborgen in de dossierkast in haar kamer in Quantico lagen.
‘Ze blijft een week langer bij haar moeder,’ antwoordde hij. Hij vouwde zijn krant op en legde het vorige onderwerp gewillig samen met zijn krant terzijde. ‘Ze heeft Alice uitgenodigd bij hen te komen logeren. En Justin Pratt wilde ze ook uitnodigen.’
‘Echt waar? En wat vindt Caroline daarvan?’
‘Ik geloof niet dat het Caroline iets uitmaakt, want het huis is gigantisch. Ik heb echter gezegd dat ik geen jongens toestond.’ Hij glimlachte, kennelijk blij dat hij nog iets in te brengen had. ‘Maar dat deed er eigenlijk niet meer toe. Zodra Justin van Eric hoorde, wilde hij naar Boston.’
‘Dus hebben we gelukkig toch nog een goede afloop?’
Ze had het nog niet gezegd, of ze zag haar moeder door de gang aan komen lopen. Kathleen was gekleed in een chic, bruin mantelpakje en droeg schoenen met hoge hakken. Ze had zich mooi opgemaakt en trok overduidelijk de aandacht van verschillende politieagenten in de gang en in de deuropeningen.
Haar moeder zag er goed uit, dacht Maggie. Zelfbeheerst, helemaal niet als een verloren ziel. Toch voelde ze haar spieren zich spannen en haar maag verkrampen.
‘Hallo, Mrs. O’Dell.’ Tully kwam overeind en bood haar zijn stoel aan.
Ze ging naast Maggie zitten met alleen een knikje naar haar dochter en een kalm ‘dank je’ tegen Tully.
‘Ik denk dat ik maar eens een kop koffie ga halen,’ zei Tully. ‘Kan ik voor jullie ook iets meebrengen?’
‘Graag,’ antwoordde Kathleen glimlachend. ‘Met melk.’
‘Maggie? Een cola light?’
Ze keek naar hem op en schudde haar hoofd, maar hield even zijn blik vast om hem te laten merken dat ze het gebaar op prijs stelde.
Hij knikte en liep de gang in.
‘Ik begrijp niet goed waarom je hier bent.’ Net als haar moeder keek Maggie recht voor zich uit.
‘Ik wil graag een goed woordje doen.’ Opeens, alsof ze zich iets herinnerde, zette haar moeder haar tas op haar schoot en haalde er een envelop uit. Weifelend, tikte ze er even mee tegen haar hand. Ze zette haar tas neer en tikte opnieuw. Toen gaf ze de envelop aan Maggie, met niet meer dan een korte blik in haar richting.
‘Wat is dit?’
‘Voor als je eraan toe bent,’ zei haar moeder met een zachte, vriendelijke stem die Maggie naar haar op deed kijken. ‘Hier zitten zijn naam, adres en telefoonnummer in.’
Maggies maag verkrampte nog meer. Ze wendde haar blik af en legde de envelop op haar schoot. Ze wilde hem teruggeven en er niet meer aan denken. Tegelijkertijd kon ze haast niet wachten hem te openen.
‘Hoe heet hij?’
‘Patrick.’ Haar moeder slaagde erin te glimlachen. ‘Naar Thomas’ broer. Dat zou je vader fijn hebben gevonden, denk ik.’
Allebei schrokken ze op toen de deur openging.
Commissaris Henderson hield hem open voor Julia Racine, die was gekleed in een keurig donkerblauw pakje en hoge hakken droeg. Haar blonde haar zat netjes in model, en ze had zelfs lippenstift op.
Zodra ze Maggie en haar moeder zag zitten, verscheen er een verbaasde uitdrukking op haar gezicht. ‘Agent O’Dell? Mrs. O’Dell?’ Ze deed zichtbaar haar best haar verbijstering te verbergen en beleefd te zijn.
Maggie kon zich niet aan de gedachte onttrekken dat het de rechercheur vast veel gemakkelijker zou vallen te vragen wat zij daar voor den donder uitvoerden.
Deze ochtend gedroeg Racine zich echter onberispelijk. Ze moest wel; Henderson nam die disciplinaire verhoren nooit licht op.
‘We willen u graag eerst horen, agent O’Dell,’ zei hij. Hij bleef de deur openhouden.
Aan Racines blik zag Maggie dat ze zich afvroeg welke kant Maggie zou kiezen. Maggie ging voor Racine staan, beantwoordde haar vragende blik en vroeg: ‘Zou je het erg vinden om mijn moeder een poosje gezelschap te houden, nog één keertje?’
Pas na Racines glimlach liep Maggie langs Henderson de vergaderzaal in.
Volg
Harlequin op Facebook