Hoofdstuk 51
In de hoop dat wat frisse lucht haar maag wat tot rust zou brengen, reed Maggie met de raampjes open. Onder het rijden probeerde ze alles wat ze van Eve over Eerwaarde Joseph Everett had gehoord op een rijtje te zetten. Voor ze er bij haar moeder over zou beginnen, moest ze zich goed voorbereiden. Ze moest zich met informatie wapenen, want ze wist zeker dat haar moeder voor de man zou opkomen.
Ze deed haar best de afschuwelijke beelden die Eve had opgeroepen, van zich af te zetten. Ze kon zich maar beter met de feiten bezighouden.
Als jongeman was Everett uit het leger gezet, een eervol ontslag zonder nadere toelichting. Ondanks de beschuldiging van verkrachting door een studente journalistiek had hij geen strafblad, doordat het slachtoffer de beschuldiging had ingetrokken. Op vijfendertigjarige leeftijd had hij zich verkiesbaar gesteld als senator voor de staat Virginia, maar verloren. Drie jaar daarna was hij de Kerk voor Geestelijke Vrijheid begonnen, een non-profitorganisatie die hem in staat stelde grote hoeveelheden belastingvrije donaties in te zamelen. Eindelijk had Everett zijn roeping gevonden. Niemand scheen echter te weten of en waar hij tot geestelijke was gewijd.
Nu, nog geen tien jaar later, beriep de Kerk voor Geestelijke Vrijheid zich erop meer dan vijfhonderd leden te tellen, van wie er bijna tweehonderd op een buitenverblijf woonden dat Everett in de Shenandoah Valley, Virginia, had laten bouwen. Ironisch genoeg lag het terrein slechts een paar kilometer verwijderd van de plek waar de studente journalistiek zevenentwintig jaar eerder was verkracht. Of Everett was onschuldig en had niets te verbergen of – en die gedachte kon Maggie niet van zich af zetten – hij was bijgelovig en dacht dat de bliksem niet twee keer op dezelfde plek zou inslaan.
En Everett had alle reden dat te geloven. In de afgelopen tien jaar had hij noch zijn kerk op welke manier dan ook problemen met de wet gehad: geen belastingcontroles, geen beschuldigingen van verboden wapenbezit, geen bouwovertredingen. De illegale wapenopslag in de hut in Massachusetts was de eerste overtreding, en die kon alleen maar indirect met Everetts sekte in verband worden gebracht. Feitelijk scheen alles Eerwaarde Everett mee te zitten. Hij had zelfs enkele goede, machtige vrienden in het Congres weten te maken, die hem toestemming hadden gegeven een stuk overheidsterrein in Colorado te kopen voor een schandalig lage prijs. Maar als alles hier zo goed ging, waarom wilde hij dan zijn biezen pakken en naar Colorado vertrekken?
Maggie wist niet precies in hoeverre haar moeder bij Everett en zijn zogenaamde kerk betrokken was. Het enige wat ze wel wist, was dat de man best een tijdbom kon zijn die op het punt stond af te gaan. En ondanks het feit dat er alleen maar indirecte bewijzen waren, wist ze ook dat hij op de een of andere manier iets met de dood van Ginny Brier te maken had – en misschien ook met het lijk dat in North Carolina uit het water was gevist. Het was veel te toevallig dat die vrouwen waren gestorven terwijl daar vlakbij een van Everetts bijeenkomsten had plaatsgevonden.
Alleen die naamloze zwerfster was nog steeds een mysterie.
Hoewel ze het koud kreeg door de frisse herfstlucht, draaide ze de raampjes niet omhoog. Ze haalde diep adem en vulde haar longen met de geur van pijnbomen en de uitlaatgassen van het verkeer op de I-95. Voor deze missie moest ze volkomen helder zijn en al haar zintuigen stand-by hebben. Zelfs zonder confrontatie was het al moeilijk genoeg om met haar moeder in één kamer te zijn. Er waren te veel herinneringen. Te veel gemeenschappelijk verleden, en Maggie wilde het liefst dat het verleden bleef.
Het was ruim een jaar geleden dat ze voor het laatst bij haar moeder in haar appartement was geweest. Ze betwijfelde of haar moeder zich dat bezoekje zou herinneren; ze was het grootste deel van de tijd buiten westen geweest.
Maggie vroeg zich af hoe ze haar bezoekje moest verklaren. Ze kon toch moeilijk gewoon even langsgaan en zeggen: ‘Hoi, mam! Ik was toevallig in de buurt en kom eens even kijken hoe het met je gaat. O, tussen twee haakjes, weet je wel dat die dierbare Eerwaarde Everett van jou een gevaarlijke maniak zou kunnen zijn?’ Nee, ze had zo’n idee dat ze daar niet veel mee zou bereiken.
Ze probeerde de feiten die ze uit het FBI-dossier had gehaald en alles wat ze zojuist van Eve had gehoord uit haar hoofd te zetten en zich te herinneren wat haar moeder haar het afgelopen jaar over Everett had verteld. Tot haar schaamte moest ze bekennen dat ze niet erg goed had geluisterd.
Aanvankelijk was ze alleen maar opgelucht geweest dat nu iemand anders haar moeder in het oog hield. Er waren maanden voorbijgegaan zonder zelfmoordpoging, en Maggie had al gehoopt dat haar moeder eindelijk een minder zelfdestructieve verslaving had gevonden – een manier om de aandacht te krijgen waarnaar ze zo hunkerde zonder dat daar een ritje naar de Eerste Hulp aan te pas kwam. Toen Maggie had ontdekt dat haar moeder was gestopt met drinken, was ze sceptisch geweest. Het leek allemaal te mooi om waar te zijn; er moest een addertje onder het gras schuilen. En zo was het natuurlijk ook. Die plotselinge nuchterheid had Kathleen O’Dells gewoonten veranderd, maar niet haar persoonlijkheid. Ze was nog steeds even egoïstisch, afhankelijk en vooringenomen als altijd, alleen kon Maggie het nu niet meer als dronkemanspraat afdoen.
Het sloeg nergens op dat haar moeder opeens het licht had gezien. De keren dat ze erop had gestaan dat ze naar de kerk gingen, waren op één hand te tellen. Maggie kon zich niet herinneren dat haar moeder, toen Maggie klein was, ook maar iets had gedaan of gezegd wat in de verste verte voor religieus kon worden aangezien. De enige keer dat ze haar moeder over godsdienst had horen praten, was geweest wanneer ze dronken was. Dan had ze geschertst dat ze een herstellende katholiek was voor wie geen genezing bestond. Iedereen die het maar horen wilde had ze dan verteld dat een beetje katholiek zijn net zoiets was als een beetje zwanger zijn. Voor Kathleen O’Dell betekende katholiek zijn maar één ding: ergens bij horen. Maggie was er dan ook van overtuigd dat Everetts preken volkomen langs haar heen gingen. De voorgaande maanden had ze haar moeder niet één keer in psalmen horen uitbarsten of uit de bijbel horen citeren. Nee, van een wonderbaarlijke bekering was absoluut geen sprake. Althans, voorzover Maggie kon zien.
Wat ze zag, was dezelfde dwangmatige, veroordelende, neurotische vrouw, die nu eindelijk iets of iemand had gevonden om de schuld te geven van al haar tegenslag en al haar pech. Eerwaarde Everett verschafte haar de sinistere, valse schuldige in de vorm van de regering van de Verenigde Staten: een vijand zonder gezicht, een makkelijk doelwit, zolang Kathleen maar kon denken dat haar dochter daar geen deel van uitmaakte.
Nu Maggie erover nadacht, vond ze het eigenlijk niet zo vreemd dat haar moeder zich aangetrokken voelde door Everetts soort godsdienst, Everetts visie op de realiteit. Had haar moeder immers niet jarenlang die andere godheid aanbeden: de heilige fles? Er waren momenten geweest waarop haar moeder haar ziel zou hebben verkocht voor een fles Jack Daniel’s. Dat ze niet meer dronk, hoefde niet te betekenen dat haar ziel niet meer te koop was. Ze had slechts de ene verdraaide kijk op de werkelijkheid verruild voor de andere, één verslaving voor een andere.
Waarin de verleiding school voor haar moeder, die haar ideeën over de toestand in de wereld uit sensatiebladen haalde, begreep Maggie best. Wat moest het fantastisch voor haar zijn te geloven dat ze nu van een insider over zaken van nationaal belang hoorde, dat ze werd gerespecteerd en vertrouwd door iemand met zo veel charisma en charme als Everett, en dat ze nu zomaar antwoord kreeg op vragen waar andere mensen hun leven lang mee rondliepen.
Maggie was bekend met die antwoorden, met de paranoïde waanideeën van mannen als Everett. Er school macht in haat, en angst was een succesvol middel om mensen te manipuleren. Ze had aandacht moeten besteden aan haar moeders opmerkingen over chemicaliën in het drinkwater, camera’s die door de overheid in geldautomaten waren verstopt en, o ja, een paar weken geleden dat hysterische gedoe dat ze niet met Maggie wilde praten als die via haar mobiele telefoon belde omdat ‘ze manieren hebben om die gesprekken af te luisteren’. Waarom had ze de tekenen aan de wand niet eerder opgemerkt? Of had ze ze wel gezien maar was ze zo opgelucht geweest dat ze de door haar moeder gemaakte puinhoop niet meer hoefde op te ruimen, dat het haar niet had kunnen schelen? Had ze er gewoon niets van willen weten?
Ergens had ze ooit gelezen dat alcohol het karakter van de alcoholicus alleen maar onderstreepte, dat het trekken die toch al aanwezig waren naar boven haalde en duidelijker liet uitkomen. In het geval van haar moeder kon dat best kloppen; de drank scheen haar alleen maar afhankelijker te maken en hongeriger naar aandacht.
Als het inderdaad zo werkte, plaatste dat haar eigen drankgebruik in een heel ander daglicht, besefte Maggie. Zij dronk gewoonlijk om het lege gevoel in haar binnenste te vergeten en zich niet zo alleen te voelen. Als de alcohol diezelfde dingen juist benadrukte, was het geen wonder dat ze zo in de knoop zat.
Zo moeder, zo dochter.
Maggie schudde haar hoofd, in een poging de herinnering weg te duwen.
‘Jullie tweeën zouden wel zusjes kunnen zijn. Ik heb nog nooit eerder een moeder én een dochter genaaid.’
Waarom bleven die herinneringen niet gewoon in hun vakjes opgesloten?
Ze pakte het blikje cola uit de bekerhouder en goot het lauwe, prikloze restje naar binnen.
Hoe kwam het dat ze zich het geluid van haar vaders stem niet kon herinneren, maar nog wel de adem van die vreemde op haar gezicht?
Zonder enige moeite kon ze de zure lucht van whisky ruiken en zijn ruwe baard voelen toen hij haar kleine lichaam tegen de wand had vastgepind en geprobeerd had haar te zoenen. Opnieuw voelde ze hem haar prille borstjes betasten en hoorde ze hem lachend vertellen dat hij wedde dat ze ‘een paar geweldige tieten zou krijgen, net als haar mama’. En al die tijd had haar moeder erbij gestaan, met een glas Jack Daniel’s in haar hand. Ze had toegekeken en gezegd dat hij dat moest laten, maar ze had hem niet tegenhouden. Ze had hem niet op laten houden. Waarom had ze hem niet op laten houden? Op de een of andere manier had Maggie weten te ontsnappen; ze wist niet meer hoe. Vanaf dat moment had haar moeder erop gestaan dat haar vrienden haar meenamen naar een hotel. Dan was ze hele nachten weggebleven – soms was ze dagen niet boven water gekomen – en had ze Maggie alleen thuisgelaten. Alleen. Het was prettig geweest om alleen te zijn. Een beetje eng, maar minder pijnlijk. Ze had al vroeg geleerd te overleven. Alleen zijn was gewoon de prijs voor het overleven.
Inmiddels was ze dicht bij Richmond, en ze lette op of ze de afrit al zag. Tot haar ergernis nam haar misselijkheid toe. Wat mankeerde haar toch? Voor haar werk joeg ze op moordenaars, onderzocht ze hun gruwelijke sporen en verdiepte ze zich in het kwaad. Wat kon er dan verdorie zo moeilijk zijn aan één bezoekje aan haar moeder?