Hoofdstuk 37

 

 

 

John F. Kennedy Federal Building,

Boston, Massachusetts

 

Toen de bewaker Eric Pratt vertelde dat hij bezoek had, was Eric ervan overtuigd dat Father iemand had gestuurd om hem te vermoorden. Hij ging voor de glazen tussenwand zitten en keek naar de deur aan de andere kant om te zien wie zijn beul zou zijn.

Zijn beste vriend, Brandon, kwam binnen en stak een hand op als groet, waarna hij op de gele plastic stoel plaatsnam. Hij was gladgeschoren, en zijn wilde rode haar zat, nat van de een of andere gel, tegen zijn hoofd geplakt. Glimlachend naar Eric, pakte hij de hoorn van de telefoon. ‘Hoi, maat,’ zei hij. Zijn stem klonk gedempt, hoewel hij recht tegenover Eric zat. ‘Zijn ze hier een beetje aardig voor je?’ Zijn blik schoot alle kanten op behalve naar Eric.

Op dat moment wist Eric het. Het was Brandon. Brandon kwam zijn doodvonnis afleveren.

Na de eerste dagen verhoor, waarop Eric had geweigerd vragen te beantwoorden, hadden ze hem alleen in een cel gezet, niet wetend dat ze hem zo precies gaven wat hij wilde: rust. Na maanden mensen om zich heen te hebben gehad, nergens heen te kunnen zonder iemand bij zich, was eenzame opsluiting een beloning en geen straf. Hij zou het echter niet wagen dat aan Brandon te vertellen; dat zou zijn vriend alleen maar meer reden geven hem dood te wensen.

‘Met mij gaat het best,’ antwoordde hij, zonder zich erom te bekommeren dat zijn toon waarschijnlijk niet in overeenstemming was met zijn woorden.

‘Ik heb gehoord dat het eten hier nog slechter is dan die troep die wij elke dag krijgen.’ Brandon lachte, maar het was een gekunstelde lach.

Was hij vergeten dat Eric dat kon horen? Geloofde hij werkelijk dat hij Eric zo gek kon krijgen dat hij hem in vertrouwen nam? O, Father was niet gek; natuurlijk stuurde hij Erics beste vriend om de klus te klaren. Wat een prachtige vorm van rechtvaardigheid, net Judas die werd gestuurd om Jezus te verraden, of liever gezegd: Kaïn om Abel te doden.

‘Het eten is best.’

Na even om zich heen gekeken te hebben, leunde Brandon dicht naar het glas toe.

Eric bleef zitten zoals hij zat, met zijn rug recht, op de harde plastic stoel. Nu zou je het hebben. Maar hoe? Hoe zou Brandon hem willen ombrengen?

‘Wat is daarginds in vredesnaam gebeurd, Eric? Waarom heb je die pil niet ingenomen?’ Hij sprak zacht, maar de woede in zijn stem was onmiskenbaar.

Eric had ook woede verwacht. En hoe eerlijk Eric ook tegenover hem zou proberen te zijn, Brandon zou het nooit begrijpen. Híj zou immers niet hebben geaarzeld. Voor Father zou Brandon wel tien cyaankalicapsules hebben geslikt, en nu zou hij geen seconde aarzelen zijn beste vriend te vermoorden, wiens enige zonde was dat hij had willen blijven leven.

‘Ik heb hem wél ingenomen,’ luidde Erics zwakke verdediging. Het was de waarheid, althans een deel van de waarheid. Trouwens, had Father hun niet geleerd dat liegen, bedriegen en stelen was toegestaan zolang het doel de middelen heiligde? Nou, op dit moment was het Erics doel in leven te blijven.

Opeens drong iets tot hem door waar hij nog niet eerder bij had stilgestaan. Wat dom van hem om daar nu pas aan te denken! Brandon noch Father had enig idee wat er na die schietpartij was gebeurd. Ze hadden geen weet van wat de agenten hem hadden gevraagd of wat hij hun had verteld. Hoe konden ze dat ook weten? Het enige wat ze wisten, was dat hij nog leefde en midden tussen de vijanden zat.

Maar misschien kon het hun wel helemaal niet schelen wat er was gebeurd. Dat ze niets om hem gaven stond wel vast, want anders had het niet zo lang geduurd voor Father iemand had gestuurd. Nee, het enige wat voor hen telde, was wat hij zou kunnen opbiechten. Niet dat hij veel te vertellen had. Wat zou hij moeten zeggen? Dat Father hen bedrogen had? Dat hij meer om wapens en om zijn eigen veiligheid gaf dan om zijn volgelingen? Alsof dat de FBI ook maar iets zou schelen.

‘Hoe kan dat nou?’ fluisterde Brandon. ‘Ze zeggen dat die capsules zo sterk zijn, dat je er een paard mee kunt vermoorden.’

Eric keek zijn vriend in de ogen. Hij zag dat Brandon hem niet geloofde. Brandons kaak was gespannen. Hij hield zijn ene hand om de telefoon geklemd, terwijl de andere in een vuist op de tafel lag.

‘Misschien zat er in de mijne minder.’ Eric besloot de leugen vol te houden. ‘Lowell vult ze bij tientallen. Misschien had hij in die ene die ik kreeg, niet genoeg gedaan.’ Zijn emotieloze stem kon zelfs hemzelf niet eens overtuigen.

Nogmaals keek Brandon om zich heen.

Twee stoelen verder begon een dikke vrouw met vettig haar luid en gierend te snikken.

Hij leunde nog dichter naar het glas en deed nu geen moeite meer zijn woede te verbergen. ‘Dat is bullshit!’ siste hij zacht maar duidelijk.

Eric vertrok geen spier en antwoordde niet. Hij kon zwijgen; dat had hij twee hele dagen gedaan toen de aanklagers en de FBI-agenten hem in zijn gezicht hadden geschreeuwd. Hij bleef rustig rechtop zitten, zich voornemend – zichzelf bevelend niet ineen te krimpen, al bonkte zijn hart tegen zijn ribbenkast.

‘Je weet wat er met verraders gebeurt,’ fluisterde Brandon door de telefoon.

Diezelfde ogen die Eric zo-even nog nauwelijks hadden durven aan te kijken, hielden nu zijn blik vast, pinden hem met hun haat op zijn stoel. Sinds wanneer waren Brandons ogen zo zwart, zo leeg, zo slecht?

‘Kijk maar uit naar de signalen die het eind aankondigen,’ zei Brandon. ‘En denk eraan dat het elke dag kan gebeuren.’

Na die woorden liet Fathers boodschapper de hoorn met een klap in zijn houder vallen en schoof zijn stoel achteruit, waardoor de metalen poten over de vloer krasten. Toen hij de deur uit liep, bewoog hij zich echter weer even kalm en arrogant als altijd, zodat niemand kon zien dat hij zojuist persoonlijk Fathers dodelijke vervloeking had overgebracht.

Eric had opgelucht moeten zijn omdat hij Brandons bezoek had overleefd, maar hij was alleen maar misselijk. Hij wist waartoe Father in staat was; die man scheen over bijzondere krachten te beschikken. In het verleden waren er wel eens leden vertrokken: allemaal verraders. Niemand ging weg als hij geen verrader was. Eric had alle verhalen gehoord, en dan waren er nog de gevallen die hij zelf had meegemaakt.

De laatste die was vertrokken, was Dara Hardy geweest. Als excuus had ze opgegeven dat haar moeder kanker had en dat zij, Dara, haar de laatste dagen gezelschap wilde houden. Father was echter blijven volhouden dat Dara, als haar verhaal waar was, wel zou zijn ingegaan op zijn grootmoedige aanbod de zieke vrouw naar het buitenverblijf te laten komen. Father stond geen medicijnen toe en preekte dat artsen een egoïstische luxe waren. Hijzelf was de enige die kon helen en voor zijn volgelingen kon zorgen. Dara Hardy was vertrokken. Precies een week later was ze bij een auto-ongeluk om het leven gekomen. Haar moeder was gestorven zonder Dara aan haar bed.

Wat voor nep-ongeluk zouden ze bij hem gebruiken, vroeg Eric zich af. Zou een andere gevangene hem per ongeluk onder een kokend hete douche duwen? Zou er cyaankali in zijn eten worden gedaan? Of zou er ’s nachts een bewaker zijn cel in komen die het later zou doen voorkomen alsof Eric zich van het leven had beroofd?

Eén ding wist hij zeker: zijn moordenaar zou iemand zijn van wie hij het juist niet verwachtte. Was degene die zijn doodvonnis had gebracht niet zijn beste vriend geweest? Hoe moest hij in vredesnaam in deze slangenkuil, te midden van vijanden, in leven blijven en tegelijkertijd voortdurend over zijn schouder kijken?

Maar het was niet de vijand die hem dood wilde hebben. Het was de man die, zelfs terwijl hij Eric doodde, nog steeds beweerde zijn redder te zijn, de bevrijder van zijn ziel. Nee, dat had hij mis: de eigenaar van zijn ziel, niet de bevrijder. Want dat was de prijs die Father van al zijn volgelingen verlangde als ze tot zijn kudde wilden behoren: hun ziel.

Voor het eerst was Eric dankbaar dat Justin dood was, dat er slechts nog een kartonnen doos vol botten van zijn broertje over was. Nu kon Father de twee broers tenminste niet meer uiteenrukken, hen niet tegen elkaar uitspelen zoals hij bij zoveel andere familieleden had gedaan.

Misschien, heel misschien, had hij niet genoeg tijd gehad om Justins ziel te pakken te krijgen. Als dat zo was, dan had Justin van hen beiden nog het meest geboft.

Verloren Zielen
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html