Hoofdstuk 45
Gwen ging verzitten en sloeg haar benen weer over elkaar.
Pratt zat haar weer te bekijken, naar haar benen te loeren. Dat geile rotjong hoorde haar absoluut niet.
Had ze zijn eerste reactie, die blik van intense angst in zijn ogen toen ze binnenkwam, verkeerd geïnterpreteerd? Maar als het geen angst was geweest, wat dan wel? Had ze het mis, en wilde hij helemaal niet overleven of een toevluchtsoord vinden?
Op niet één van haar vragen had hij antwoord gegeven. Hij had alleen maar om zich heen zitten kijken, behalve naar haar gezicht, alsof ze Medusa was en hem in steen zou veranderen als hij dat wél deed. Misschien moest hij gewoon niets van psychologen hebben. Misschien had hij al met te veel zielenknijpers te maken gehad of had hij geen enkel vertrouwen in mensen van de gevestigde orde. Toch bleef ze zich diep in haar hart afvragen of hij zich zo liet afleiden, haar blik zo meed omdat hij bang was dat zij een of andere macht bezat waar hij niet tegenop kon.
Als hun theorie klopte, was Eric Pratt een hele poos gemanipuleerd en geleid door iemand anders. Hij was een marionet geweest die bereid was te doden en gedood te worden. Wellicht had die iemand – hoogstwaarschijnlijk Eerwaarde Joseph Everett – nog steeds een sterke greep op hem, al zat Eric opgesloten. Maar iets had deze jongen ertoe gebracht de cyaankalicapsule uit te spugen. Zijn drang tot zelfbehoud had gewonnen. Ze moest op haar intuïtie afgaan en ze moest geloven dat zijn overlevingsinstinct sterker was dan zijn angst voor Everett.
‘Je bent een overlever, Eric. Daarom ben je nog in leven. Ik wil je helpen. Geloof je dat ik je kan helpen?’ Ze wachtte, intussen haar ongeduld afreagerend door met haar potlood op haar schrijfblok te roffelen.
De beweging leek de knul te hypnotiseren. Had er in de verslagen waar ze doorheen had gebladerd iets gestaan over druggebruik? Want daar deed hij haar aan denken: aan iemand die volkomen high was. Keek hij haar nou maar aan, dan zou ze het aan zijn pupillen kunnen zien. Hield hij daarom zijn blik afgewend?
‘Je hoeft het niet allemaal in je eentje te verwerken, Eric. Je kunt er met mij over praten.’ Ze hield haar stem zacht en laag en zorgde ervoor dat ze niet klonk alsof ze het tegen een klein kind had. Ze wilde hem niet voor het hoofd stoten. Als hij inderdaad bang was, moest ze hem ervan zien te overtuigen dat hij haar kon vertrouwen. Niet dat daar veel kans op was, zoals de zaken er nu voor stonden.
Ze zag zweetdruppels op zijn voorhoofd en zijn bovenlip. Toen ze een glimp van zijn ogen opving, vroeg ze zich af of hij eigenlijk wel bij haar in de kamer was. Er klonk een irritant geklik van onder de tafel.
Dit was pure tijdverspilling, besefte ze. Ze dacht aan al die kostbare afspraken met cliënten, die ze hiervoor had verzet.
Toen liet ze per ongeluk haar potlood vallen.
Zijn stoel verschoof piepend toen Pratt naar de vloer dook. Zijn enkelboeien rammelden, en hij bewoog zo snel, dat ze slechts een vage flits oranje van zijn overall zag. Ook zij dook automatisch naar het potlood, waardoor haar stoel achter haar omviel, maar ze was te laat; hij was er het eerst bij. Ze krabbelde op handen en knieën en probeerde overeind te komen. Op het moment waarop ze voeten hoorde rennen en sloten open hoorde gaan, werd haar hoofd met een ruk naar achteren getrokken.
Hoewel hij languit op de vloer lag, was hij erin geslaagd een handvol van haar haar te pakken te krijgen. Hij gaf er een harde ruk aan, zodat ze haar evenwicht verloor. Nog een ruk, zodat ze met een bons tegen zijn borst viel.
Het enige wat ze zag, waren drie paar schoenen die glijdend tot stilstand kwamen.
Toen voelde ze het potlood tegen haar keel, met de scherpe punt tegen haar halsslagader gedrukt, waardoor hij elk moment in haar huid en haar ader kon dringen.
Ondanks de angst die door haar heen schoot, was het eerste wat in haar opkwam hoe dom het van haar was geweest om net die ochtend dat potlood te slijpen.