Hoofdstuk 28

 

 

 

Everetts buitenverblijf

 

Justin voelde een elleboog in zijn zij porren. Nu pas merkte hij dat hij was ingedut. Hij keek even naar Alice, die naast hem zat, in kleermakerszit net als alle andere leden, maar zij zat met haar hoofd geheven, haar blik strak voor zich uit en haar rug recht. Met twee vingers tikte ze tegen zijn enkel – een beleefde manier om hem duidelijk te maken dat hij wakker moest blijven en moest opletten.

Eigenlijk wilde hij haar zeggen dat het hem geen moer kon schelen wat Father die avond te vertellen had – of welke avond dan ook. En na de avond daarvoor wilde hij dat het Alice ook geen moer meer kon schelen.

Shit, wat was hij moe. Het enige wat hij wilde, was zijn ogen sluiten, een paar minuten maar. Hij kon heus wel luisteren met zijn ogen dicht.

Zijn oogleden begonnen weer te zakken, en deze keer voelde hij Alice knijpen. Hij wreef met zijn hand over zijn gezicht. Daarna drukte hij zijn duim en wijsvinger even diep in zijn ogen.

Weer een elleboog. Allemachtig! Nijdig keek hij haar aan, maar ze bleef met gepaste adoratie naar Father luisteren.

Misschien vond ze het wel lekker wat die vent gisteren met haar had uitgehaald. Misschien had het haar juist opgewonden en was wat hij voor een grimas had aangezien gewoon haar gezichtsuitdrukking tijdens een orgasme geweest. Shit! Ach, hij was gewoon moe, en hij moest eens ophouden over de vorige avond te piekeren. Hij rechtte zijn rug en vouwde zijn handen in zijn schoot.

Father was weer eens bezig over de regering, een van zijn lievelingsonderwerpen. Justin moest toegeven dat sommige van de dingen die hij zei best zinnig klonken.

Hij herinnerde zich dat hun grootvader Eric en hem verhalen had verteld over samenzweringen van de regering. Dat de regering JFK had vermoord, en dat de Verenigde Naties eigenlijk een complot waren om de wereldheerschappij in handen te krijgen. Justins vader had gezegd dat er bij hun grootvader wat steekjes los zaten, maar Justin had van zijn grootvader gehouden en hem bewonderd. In de oorlog was hij een held geweest, en hij had de Congressional Medal of Honor gekregen omdat hij in Vietnam zijn hele eenheid had gered. Die medaille had Justin zelf gezien, en ook de foto’s en de brieven – zelfs een van president Johnson. Het was echt tof. Justin wist echter dat zijn vader dat soort dingen verafschuwde. Vermoedelijk was dat een van de redenen waarom Justin zo gek was geweest op zijn opa: ze hadden met elkaar gemeen dat ze er nooit in waren geslaagd het Justins vader naar de zin te maken.

Vorig jaar was zijn grootvader opeens gestorven. Nog steeds was Justin er pissig om dat zijn opa hem had laten zitten. Hij wist best dat dat nergens op sloeg, dat zijn grootvader er ook niets aan kon doen, maar hij miste de oude man. Hij had niemand meer om mee te praten, zeker niet nu Eric ook al weg was.

Dat Eric opa ook miste, daar was hij van overtuigd, al was zijn broer een te grote machoklootzak om dat toe te geven. Nog geen drie weken na de begrafenis was Eric met zijn studie aan de Brown University gestopt. Toen was thuis de hel losgebroken.

‘Neem me niet kwalijk, verveel ik je soms?’ donderde Fathers stem.

Justin ging nog rechter zitten, al zat hij al zo recht als hij maar kon. Hij voelde Alices hand om zijn enkel, zo strak, dat haar nagels zich dwars door zijn sokken in zijn huid boorden.

Shit, nu waren de rapen gaar. Alice had hem al gewaarschuwd dat je voor dagdromen tijdens Fathers toespraken gestraft kon worden. Nou ja, wat maakte het ook uit als hij weer het bos in werd gestuurd. Best mogelijk dat hij er dan gewoon vandoor zou gaan. Hij had schoon genoeg van dit gedoe hier. Dan zou hij Eric wel ergens anders ontmoeten.

‘Geef antwoord,’ beval Father.

Het was doodstil. Niemand durfde naar de schuldige te kijken.

‘Vind je wat ik vertel zo saai, dat je liever zit te slapen?’

Justin keek op, bereid zijn straf te aanvaarden.

Father bleek echter naar iemand links van hem te kijken.

De oude man naast Justin schoof onrustig heen en weer en greep met zijn eeltige handen de zoom van zijn blauwe werkjas vast. Het was iemand van de bouwploeg. Geen wonder dat die arme man had zitten slapen; de bouwploeg was vierentwintig uur per dag in touw geweest om Fathers woonruimte voor de winter te verbouwen! Feitelijk was dat belachelijk, want binnenkort zouden ze met zijn allen naar een of ander paradijs vertrekken. Zijn collega-bouwvakkers zouden toch zeker wel voor hem opkomen en Father eraan herinneren hoelang ze hadden gewerkt?

Maar iedereen zweeg en wachtte af.

‘Wat heb je daarop te zeggen, Martin?’

‘Ik denk dat ik –’

‘Sta op als je tegen me praat.’

Tijdens de bijeenkomsten zaten de leden altijd op de grond. Justin had geen idee waarom Father verdorie de enige was die een stoel kreeg. Alice had hem uitgelegd dat niemand boven Father mocht uittorenen wanneer Father sprak. Justin zou haar hardop hebben uitgelachen, ware het niet dat ze er zo ernstig, bijna eerbiedig, bij had gekeken.

‘We hebben verraders in ons midden!’ bulderde Father. ‘Een journalist probeert ons met smerige leugens kapot te maken. Dit is niet het moment om in slaap te vallen. Opstaan, zei ik!’

Justin keek toe terwijl de oude man moeizaam overeind kwam. Hij voelde met hem mee; na drie uur had hijzelf ook last van kramp.

De oude man deed hem aan zijn grootvader denken: klein en mager, maar pezig. Hij was vast sterker en jonger dan je uit zijn verweerde huid zou opmaken.

Even keek de man zijn kant op. Toen wendde hij snel zijn blik af, waardoor Justin zich herinnerde dat kijken niet toegestaan was. Vanuit zijn ooghoeken zag Justin dat de anderen gehoorzaam hun hoofd naar voren gericht hielden en hun ogen neergeslagen.

‘Je verknoeit ieders tijd, Martin. Misschien moet je, in plaats van een verklaring te geven, ondervinden wat er gebeurt als je ieders tijd verknoeit.’ Father wenkte naar zijn twee lijfwachten, die daarop door de achterdeur verdwenen. ‘Kom hier, Martin, en breng Aaron mee.’

‘Nee, wacht!’ protesteerde Martin. Behoedzaam liep hij naar voren, zorgvuldig om de leden heen die overal op de vloer zaten. ‘Straf mij, maar laat mijn zoon erbuiten.’

De blonde Aaron met zijn lichte huid was echter al onderweg naar Father. De jongen moest ongeveer even oud zijn als hijzelf, dacht Justin. Net als zijn vader, was hij klein en mager, en hij leek vreemd genoeg erg bereid Father te assisteren.

‘Je weet dat we hier geen vaders en zonen hebben, Martin. Geen moeders en dochters, geen broers en zusters.’ Fathers stem klonk weer kalm en sussend. ‘We zijn allemaal één eenheid, één familie.’

‘Natuurlijk, ik bedoelde alleen…’ Martin stopte toen hij de lijfwachten terug zag komen met een dikke, lange slang.

Vast van rubber, veronderstelde Justin.

Opeens bewoog de slang.

‘Shit!’ mompelde Justin. Gauw keek hij om zich heen. Gelukkig had niemand hem gehoord; iedereen zat te hijgen van schrik. Wat de lijfwachten samen vasthielden, was een reusachtige levende slang; de grootste die hij ooit had gezien. Stiekem keek hij naar Father, en hij zag hem voldaan glimlachen om de reactie van de toeschouwers.

Plotseling keek Father in zijn richting. Meteen maakte zijn glimlach plaats voor een kwade blik.

Justin sloeg zijn ogen neer en liet zijn hoofd zakken. Was híj nu aan de beurt? Hij wachtte tot hij zijn naam zou horen en voelde zijn hart tegen zijn ribben bonken. Zou dat geluid hem verraden nu het weer zo verdomd stil was?

‘Aaron!’ riep Father. ‘Ik wil dat jij deze slang pakt en hem om Martins nek legt.’

Geen geschrokken uitroepen, slechts stilte. Het was alsof iedereen zijn adem inhield.

‘Maar Father…’

Bij het horen van Aarons stem – die klonk als die van een klein jongetje – kromp Justin in elkaar. Stom joch. Geen zwakte tonen. Niet laten merken dat je bang bent.

‘Je verbaast me, Aaron.’ Father sprak zacht en vriendelijk, en dat deed Justin nog meer ineenkrimpen. ‘Ben jij me niet net vorige week komen vertellen dat je er klaar voor bent een van mijn strijders te worden? Een van onze krijgers voor rechtvaardigheid?’

‘Ja, maar –’

‘Hou dan op met snotteren en doe wat ik zeg!’ schreeuwde Father, waardoor hij iedereen aan het schrikken maakte.

Aaron keek van Father naar Martin en toen naar de slang. Justin kon haast niet geloven dat het joch er werkelijk over nadacht. Anderzijds, wat had hij voor keus als hij die ellendige slang niet om zijn eigen nek wilde krijgen? Ach wat, het was vast een test. Vast en zeker. Justin wist niet veel van de bijbel af, maar stond er niet een verhaal in over God die tegen een man zei dat hij zijn eigen zoon moest vermoorden? Toen had God die vent op het laatste moment tegengehouden. Zoiets zou dit ook wel zijn. Hij haalde diep adem, maar zijn plotselinge inzicht bracht helaas geen opluchting. Het enige wat hij voelde, waren Alices nagels, die zich nog dieper in zijn enkel boorden.

Aaron pakte de slang beet.

Martin, die al die tijd fier rechtop was blijven staan, begon hevig te snikken.

Terwijl Aaron en een van de lijfwachten de slang om zijn schouders en nek legde, sprak Father: ‘We mogen ons niet slapend laten overvallen.’ Hij klonk weer rustig, alsof hij gewoon met een van zijn lezingen bezig was. ‘Onze vijanden zijn dichterbij dan jullie denken. Alleen degenen onder ons die sterk zijn en zich aan onze strenge regels houden zullen het overleven.’

Zou er iemand zijn die naar Fathers woorden luisterde? Zelf hoorde Justin ze amper, zo luid bonsde zijn hart toen hij de slang zag knijpen en Martins gezicht op zag zwellen en vuurrood zag worden. In paniek klauwde de oude man met zijn vingers naar het dier.

‘Er is maar één persoon voor nodig,’ ging Father verder, ‘om ons te verraden, te vernietigen.’

Justin geloofde zijn ogen niet. Father kéék niet eens naar Martin! Het kon niet lang meer duren voor hij er een eind aan zou maken, toch? Ging die test niet een beetje te ver? De ogen van de oude man puilden haast uit zijn hoofd, en zijn tong hing uit zijn mond. Nog even, en zijn hoofd zou ontploffen. Shit, zo meteen ontplofte het en vloog alles de hele kamer door!

‘We moeten onthouden…’ Father stopte en keek omlaag naar het plasje dat om zijn voeten ontstond. Martin had in zijn broek geplast. Met een van afkeer vertrokken gezicht tilde Father een voet op. Toen wuifde hij naar zijn lijfwachten. ‘Haal de slang weg,’ beval hij, alsof hij alleen maar wilde voorkomen dat zijn schoenen nog viezer zouden worden dan ze al waren.

De twee lijfwachten en Aaron moesten er alle drie aan te pas komen om de slang weg te trekken.

Martin zeeg ter plekke neer op de grond.

Maar Father sprak door alsof er niets was gebeurd. Hij stapte over Martin heen en keerde hem de rug toe.

Achter hem kroop de oude man weg.

‘We moeten onthouden dat we geen verbondenheid, geen loyaliteit kennen behalve voor het heil van onze missie. We moeten onszelf bevrijden van de kleinzielige verlangens van de materiële wereld.’

Father leek zich tot een specifieke groep te richten, met name tot één vrouw, die voorin zat. Justin herkende haar; ze hoorde bij de entourage die Father tijdens de gebedsbijeenkomsten dicht bij zich hield. De vrouw was een van het tiental dat met de bus naar de bijeenkomsten kwam. Allen woonden en werkten nog in de buitenwereld en hadden zich nog niet helemaal bij de commune aangesloten. Alice had hem uitgelegd dat een paar van die mensen belangrijke banden hadden met de buitenwereld, en dat anderen zich nog niet volledig aan Father hadden bewezen.

Na afloop van de bijeenkomst zag Justin Father naar de vrouw toe gaan. Hij reikte haar allebei zijn handen, hielp haar overeind en omhelsde haar. Waarschijnlijk om haar eens goed te betasten en eens lekker in haar te knijpen, dacht Justin. Volgens Justin kon ze maar zo lid zijn van zijn moeders sociëteit, in die marineblauwe jurk en met die vuurrode shawl.

Verloren Zielen
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html