Hoofdstuk 41
Boston, Massachusetts
Dinsdag 26 november
Vanuit zijn hoeksuite in het Ritz-Carlton kon Ben Garrison aan de ene kant het park de Boston Common zien en aan de andere kant de Charles River. De luxueuze suite was een beloning die hij zichzelf lang geleden had beloofd, en hopelijk eveneens een magische manier om zijn geluk te doen aanhouden. Niet dat hij bijgelovig was, maar hij geloofde wel dat je houding een krachtig hulpmiddel was. Het kon geen kwaad jezelf zo nu en dan te belonen en een beetje op te peppen om die houding te bewaren. Dat maakte alle rottigheid waarmee hij te maken kreeg de moeite waard. Rottigheid als rare telefoontjes en kakkerlakken. Kinderspel vergeleken met wat hij in het verleden had meegemaakt.
Hij dacht terug aan een paar jaar daarvoor, toen hij in een lekkend eenpersoonstentje in een stinkend, van ratten vergeven pakhuis in Kampala, Oeganda, had gezeten. Het had hem maanden gekost om het Swahili te leren en het vertrouwen van de plaatselijke bevolking te winnen, maar het had geloond. In minder dan geen tijd had hij genoeg expliciete foto’s kunnen maken om het verhaal naar buiten te brengen over een gestoorde geleerde die daklozen uit de straten van Kampala lokte om hen voor zijn extreme experimenten te gebruiken. Een paar van die foto’s hingen nog steeds in Bens donkere kamer aan de muur. Om haar vijf kinderen te eten te kunnen geven, had een vrouw de zogenaamde wetenschapper toestemming gegeven een volkomen gezonde borst bij haar weg te halen, waar ze een litteken aan had overgehouden dat eruitzag of die vent hem er met een machete had afgehakt. Een oude man had de wetenschapper toegestaan zijn rechteroor – inmiddels onherstelbaar verminkt – te gebruiken in ruil voor een pakje sigaretten. Om de essentie te vangen en de details goed te laten uitkomen, had Ben zwart-witfotorolletjes en natuurlijke belichting gebruikt. Voor de afdrukken had hij, om het dramatische effect te versterken, papier gebruikt dat de contrasten sterk liet uitkomen, dat het zwart ondoordringbaar maakte en het wit verblindend helder. Door gebruik te maken van zijn talent was hij erin geslaagd die afschuwelijke littekens tot kunst te transformeren.
Hij was geniaal als het ging om het in beeld brengen van hopeloosheid, van die flikkering van wanhoop die, als hij maar lang genoeg wachtte, altijd in de ogen van zijn onderwerp verscheen. Het enige wat daarvoor nodig was, was geduld. Ja, hij was echt een meester in het op film vastleggen van het hele scala van emoties: van doodsangst tot jaloezie en van angst tot boosaardigheid. Uiteindelijk waren de ogen de vensters naar de ziel, en Ben wist dat hij op een dag de ziel zelf op film zou kunnen vangen.
Geduld.
Destijds was zowel Newsweek als Time met het verhaal over de krankzinnige wetenschapper bezig geweest, maar geen van beide had foto’s gehad – niet zulke foto’s als Ben had gehad. Nadat hij zijn foto’s voor een lief sommetje had verkocht, had hij zichzelf beloond met een weekje op een jacht, met een of ander serveerstertje wier naam hij zich niet kon herinneren. Wat hij zich nog wel herinnerde, was de fraaie getatoeëerde roos op haar strakke kontje. Er hing zelfs nog een foto van haar in zijn donkere kamer, of liever gezegd een foto van haar tatoeage. Dat was nog in de tijd geweest dat kinky seks hem had opgewonden en voor een poosje bevrediging had geschonken.
Maar het viel in het niet bij de opwinding die hij de afgelopen weken had ervaren. Het alleropwindendste zou natuurlijk zijn dat zelfvoldane gezicht van die eikel van een Eerwaarde Everett te zien wanneer die eindelijk de FBI op bezoek kreeg. Een dezer dagen zouden zelfs Racine en dat stelletje Keystone Kops van haar toch wel het verband leggen. Naar alle waarschijnlijkheid zou er tegen die tijd, als en wanneer de FBI een poging zou doen Everetts dierbare buitenverblijf binnen te vallen, niet veel meer te onderzoeken zijn. Als Everett serieus dacht dat hem een arrestatie boven het hoofd hing, zouden de blinde schaapjes van de goede herder vast collectief zelfmoord plegen, net als bij die overval op dat stomme hutje aan de Neponset River.
Van een ATF-agent die erbij was geweest, had hij van de cyaankalicapsules gehoord. Een paar extra borrels, en de man zou Ben vast nog meer bijzonderheden hebben verteld. Maar het was genoeg geweest over die capsules te horen. Bovendien, die had hij met eigen ogen gezien toen hij twee dagen in Everetts zogenaamde buitenverblijf had doorgebracht; die betonnen bunker die er meer uitzag als een gevangenis dan als het Utopia dat het volgens Everett was.
Toen had hij ook ontdekt dat Everett genoeg explosieven had om een flink gat in de Appalachen te kunnen slaan. Het idiote was dat Everett die explosieven niet voor een terroristische aanslag of zo had, net zomin als die voorraad in die hut in het bos. Geen complexe samenzwering voor een overval, helemaal niet. De voorraad diende enkel als bescherming, enkel om zijn fort te beschermen als iemand het zou wagen binnen te vallen en hem zijn kudde af te pakken.
Wat een bende zouden die FBI’ers aantreffen: het resultaat van een soort kruising tussen de cyaankali-grapefruitsap die Jim Jones zijn volgelingen had gegeven en de bom van Timothy McVeigh. En, goede hemel, wat zouden ze een boel uit te leggen hebben. Het tafereel zou Waco doen verbleken.
Tenminste, als de FBI langs al die boobytraps van Everett zou komen. Die kerel had het hele bos vol liggen met Vietcong-achtige verrassingen. Best mogelijk dat de spijkerbommen en chemische rommel die Everett had gemaakt de reden waren waarom hij uit het leger was getrapt. Anderzijds was hij wel zo attent geweest waarschuwingsborden om het terrein te plaatsen; borden met teksten als Overlevenden Worden Vervolgd en Toegang Alleen Op Eigen Risico erop.
Bij het zien van die borden had Ben besloten het kamp binnen te dringen als arme verloren ziel, in plaats van als door het bos sluipende fotojournalist. Weken voor hij de rol van verloren ziel op zich had genomen, had hij zich vol modder gesmeerd, zoals hij van de Three Hills-stam in Mozambique had geleerd. Tot zijn verbazing had hij het recept nog geweten. Iedere centimeter van zijn lichaam had hij met het mengsel bedekt, waardoor zelfs die voormalige worstelkampioenen die Everett als lijfwachten had hem niet tussen het hoge gras door hadden zien glippen of een hadden zien worden met de boombast. Tijdens dat bezoekje was hij heel wat te weten gekomen en vooral dat niemand naar binnen kon sluipen – en ook niet naar buiten – zonder dat zijn hoofd of zijn been eraf werd geknald.
Ben keek op zijn horloge. Hij had nog tijd genoeg. Uit wat hij op zaterdagavond tijdens de bijeenkomst in DC had opgemaakt, zou het nog een paar uur duren voor Everetts jongens klaar waren. Hij besloot gebruik te maken van de roomservice. En misschien het bubbelbad eens te proberen. Hij zou het er eens lekker van nemen, zichzelf eventjes belonen, en dan weer aan de slag gaan.