Wim hoort ons als getuige (2015)
We worden voor de eerste keer in de zaak van Wim, die de naam Vandros heeft, gehoord als getuige. Wij hebben de rechter verzocht te voorkomen dat Wim visueel contact met ons kan maken. Geen van ons kan de gedachte aan dat hij ons met zijn ogen kan bewerken. We weten dat hij ons via non-verbale communicatie, die anderen niet zien of begrijpen, zal intimideren en zijn bang dicht te klappen, te bevriezen.
Dat eerste verhoor ben ik vooral emotioneel. Ik vind het vreselijk dat Wim vlak naast mij zit en de glazen wand die ertussen zit, maakt voor mij geen verschil. Ik ben me bewust van zijn aanwezigheid en voel me daardoor geremd. Alleen al de wetenschap dat hij daar zit, maakt dat ik hem onder mijn huid voel kruipen.
Zo lang heeft hij mijn geest in bezit gehad.
Ik durf niet alles te zeggen wat ik wil zeggen. Ik ben bang, en tegelijkertijd vind ik het nog steeds vreselijk dat ik hem dit aandoe. Ik word heen en weer geslingerd tussen angst en medelijden. Het maakt me terughoudend in mijn antwoorden en ik wil dat het stopt: laat hem maar vrij, denk ik, want ik wil hier niet doorheen. Ik kan dit niet aan en om er vanaf te zijn wil ik bijna zeggen: laat maar, rechter, ik neem hem wel weer mee.
Maar dat kan niet, en dat zou ook onzinnig zijn. Mijn gevoel verwart me. Hoe kan ik nog medeleven voelen voor iemand die zo slecht is? En zoals ik empathie voor hem voel, zo voel ik ook empathie voor Stijn. Het moet een enorme schok voor hem geweest zijn: ik, die altijd de vertrouwenspersoon van – en het contact naar – Wim was, sta nu lijnrecht tegenover hem. Voor ons allebei is dat geen prettige situatie, en ik voel me er niet goed bij.
Al die verschillende emoties slopen me. Het verhoor zou nog de hele dag duren, maar om vier uur ben ik uitgeput – ik kan niet voorkomen dat mijn ogen af en toe dichtvallen. De rechter ziet het en besluit dat we het verhoor beter kunnen beëindigen. Er zullen nog vele verhoren volgen. Hoe ga ik dat volhouden? Misschien heeft mijn therapeute toch gelijk. Misschien kan ik niet leven met wat ik deed.