Schietles (2015)
‘Geef me een wapenvergunning, dan kan ik nog iets doen als ik ze op me af zie komen,’ zeg ik tegen onze getuigenbescherming. Maar dat is tegen de wet en daar gingen ze uiteraard niet mee akkoord. Met andere woorden: je moet je als een mak lam laten afslachten.
Ik zeg tegen Sandra: ‘Dan moeten we zelf maar een wapenvergunning halen.’
‘Denk je dat we worden toegelaten op een schietvereniging?’
‘Als dat niet zo is, maken we trammelant, wij zijn toch niet anders dan anderen? Ik heb geen zin om me zomaar af te laten schieten. Ik ben inmiddels zover om, zonder angst of verdriet, te accepteren dat het komen gaat, maar ik vind het toch eigenlijk te gek dat ik me zonder slag of stoot moet overgeven, ook al verkeer ik in concreet levensgevaar. Met die passiviteit kan ik niet leven, dan geef ik hem net zoveel macht over mij als hij altijd al heeft gehad, omdat hij zich niet houdt aan de wet en ik wel. Ik sta daardoor altijd op een achterstand. Dus wil ik hoe dan ook op het moment dat ik de schutter zie, iets kunnen doen waardoor ik er op zijn minst één meetrek. Ik laat me niet zomaar afslachten.’
‘Ik ook niet,’ zegt Sandra.
‘Dan gaan we zelf iets ondernemen.’
21 juli 2015
Sandra heeft alles uitgezocht: s.p.e.a.r.-training en schietles. Op 24 juli hebben we onze eerste proefles op de schietvereniging.
Sandra heeft onze achternamen niet opgegeven, maar we moeten onze identiteitskaart laten zien, dus het zal niet lang duren voordat die bekend zijn. Als we richting het verenigingsgebouw lopen, zeg ik: ‘Die schrikken zich helemaal de kolere als ze mijn achternaam zien.’
Het is altijd weer afwachten hoe dat zal uitpakken. Daarom wacht ik altijd zo lang mogelijk met mijn achternaam geven, liefst totdat ik al persoonlijk contact met mensen heb en ze zelf hebben kunnen vaststellen dat ik niet eng ben. Dat lukte ook nu weer.
We waren al binnen, en kletsten met twee gezellige, naïeve dames. We hadden al leuk contact voordat ik mijn identiteitskaart moest laten zien. Er nu nog op terugkomen dat ik de les in mocht leek me onwaarschijnlijk, maar je weet het nooit.
De instructeur kwam op ons af lopen en keek ernstig. ‘Jullie kwamen voor de proefles?’
‘Ja,’ zeggen we zo blond mogelijk.
‘Nou, kom dan maar mee.’
27 juli 2015
Sandra stuurt me een berichtje dat ze om kwart over acht bij me is, en vraagt of we met mijn of met haar auto zullen gaan. Ik was het even kwijt, maar we hebben om negen uur ’s ochtends een afspraak met een S.P.E.A.R.-trainer.
Ik wil eerst weten wat voor vlees we in de kuip hebben. Als ik er een slecht gevoel bij heb, neem ik afscheid zonder te vertellen wie wij zijn en waarom we dit willen. Als de indruk goed is, wil ik vooraf weten of hij bereid is tot geheimhouding. We hebben er geen enkel belang bij dat er iemand rondloopt die met onze namen en onze situatie interessant gaat lopen doen: het is juist de bedoeling dat we onze voorbereiding geheimhouden.
We hebben in het Hilton Hotel in Amsterdam afgesproken. Sandra wijst hem de tafel waar ik al zit, hij loopt op me af en stelt zich voor.
Mijn eerste indruk is direct goed. Lichaamshouding, stem, energie, ik ben gelijk oké met hem. De korte introductie die hij van zichzelf geeft, is ook goed. Geen jongen die zichzelf heel interessant vindt, zichzelf overschat. Ik heb geen moment van irritatie. Dus ik besluit open te zijn over wie wij zijn en wat ons doel is. ‘De reden dat wij geïnteresseerd zijn in jouw training is dat wij de vrouwen zijn die tegen Willem Holleeder getuigen. Wij verwachten op korte of langere termijn geliquideerd te worden en willen ons daar niet zonder slag of stoot bij neerleggen.’
De arme jongen moet even slikken, hier is hij niet op voorbereid. Hij wordt op een zondagmorgen getrakteerd op een mededeling waar hij zich vooraf geen voorstelling van had kunnen maken.
‘Oké, wat heftig,’ zegt hij en herstelt zich, ‘maar dat moet kunnen. Jullie lijken nogal luchtig met de situatie om te kunnen gaan.’
‘Dat komt,’ zeg ik, ‘omdat wij dit geaccepteerd hebben op het moment dat wij de stap hebben gezet. Wij weten dat het voor ons een eindig verhaal is. Hij zal deze krenking nooit accepteren. Wij weten alle drie dat het enige wat hem in leven houdt de gedachte aan wraak is. Hij heeft ons altijd gezegd dat als hij levenslang zou krijgen, hij zelfmoord zou plegen. Maar dat doet hij niet voordat hij ons alle drie heeft uitgemoord.’
‘Dus je weet dat het gaat gebeuren, maar alleen niet wanneer?’ vraagt hij.
‘Ja, en zoals we het nu inschatten hebben we nog even de tijd om jouw trainingen te volgen. Maar ik neem geen jaarkaart bij je, haha, tenzij je het ongebruikte deel terugstort!’
‘Ik denk dat je er wat aan kunt hebben, maar je moet weten dat als ze je echt willen hebben het altijd zal lukken, en deze training ze daar ook niet van zal weerhouden.’
‘Dat weten wij. We vragen ook geen garantie: niet goed, anders geld terug. Wij hebben niet de illusie dat we het door jouw training gaan overleven, maar we willen het gevoel hebben, en de waardigheid, om terug te kunnen vechten. Misschien dat we dan sporen – bijvoorbeeld DNA onder onze vingernagels – kunnen verzamelen, waardoor de recherche de daders kan aanhouden en daarmee ook de link zal vinden naar Wim. Wij willen ons niet als een lam naar de slachtbank laten voeren, en moeten er niet aan denken dat hij net als bij Thomas van der Bijl zijn straf kan ontlopen, omdat hij het perfecte alibi heeft.’
‘Toch heftig,’ zegt hij, ‘maar laten we volgende week beginnen.’
‘Mooi,’ zeg ik, ‘doen we. Dan komt mijn zus ook mee.’
We verlaten alle drie het Hilton Hotel en op weg naar de auto zeg ik tegen Sandra: ‘Nou, meer kunnen we niet doen.’
‘Nee,’ zegt ze, ‘misschien helpt het.’