PROLOOG

College Tour (2012)

‘Wat vond je ervan?’ vroeg Wim. Hij had net deelgenomen aan het tv-programma College Tour, waarin studenten de gelegenheid krijgen spraakmakende gasten vragen te stellen.

‘Heel goed,’ loog ik.

‘Goed, hè? Dat ik die gozer wegstuurde om strafwerk te maken, dat was ook goed, hè?’ zei hij trots. ‘Iedereen lachen!’

‘Zeker. Je hebt jezelf goed neergezet.’ Ik loog deze keer geen woord.

Er was veel heisa rond zijn verschijnen in College Tour. Het programma zou een zware crimineel geen podium moeten geven. Maar ik begreep goed dat een televisieprogramma, welk programma ook, de man die al sinds 2002 in de media als monster én als knuffelcrimineel werd neergezet, wilde interviewen.

Wim vond zijn optreden in het programma een groot succes. De Wim die hij (en de rest van Nederland) zag was oprecht, sympathiek, gevat en had de lachers op zijn hand.

De Wim die ik zag begon al te liegen op het moment dat hij aankondigde de waarheid te gaan vertellen, zat zichtbaar na te genieten van het leed dat hij zijn slachtoffers had aangedaan, en toonde een totaal gebrek aan empathie.

***

‘Kun jij net 1 opzetten, mam? Wim komt zo op tv. Hij wilde dat ik ging kijken,’ zei ik tegen mijn moeder, die een bord andijvie met ballen gehakt van slagerij Louman voor me aan het opwarmen was. Ze waggelde naar de afstandsbediening op het tafeltje naast haar stoel, zette de tv voor me aan en waggelde weer terug naar de keuken. Ze was al jaren slecht ter been, maar de laatste tijd was het erger geworden. Ze kon eigenlijk nauwelijks nog ergens zelfstandig heen. Vroeger kwam ze altijd bij ons, nu gingen we naar haar toe.

‘Zegt ie dat hij eerlijk antwoord gaat geven op de vragen?!’ riep ze vanuit de keuken.

‘Ja, dat zegt ie.’

‘Nou, dan ga ik ook wel even kijken.’ Ze kwam teruggewaggeld, gaf me het bord eten en plofte neer in haar aangepaste stoel.

Een student (S) kreeg van Twan Huys (T) de gelegenheid om Wim (W) een vraag te stellen.

S: Ik ben Vito en ik studeer strafrecht aan de vu. U werkte eerst in een kledingzaak, hè?

W: Ja.

S: Jaren gedaan?

W: Ja. (wijst op zijn kleding)

S: Op een gegeven moment bent u toen toch met die ontvoering meegegaan. Hoe kom je nou van een normaal leven naar dat leven?

W: Eh ja, dat is een dun lijntje.

‘Een normaal leven?’ zei mijn moeder. ‘Hij had allang geen normaal leven meer.’

Mijn moeder had gelijk. Wim deed alsof hij een nette jongen was die hard werkte in een kledingzaak en daarna zomaar in een ontvoering terechtkwam, maar in werkelijkheid roofde hij in die kledingwinkel al spijkerbroeken weg (en liet die door mijn zusje ophalen, zodat het niet op zou vallen als hij met gevulde tassen de winkel verliet), had hij vastgezeten voor koppelbazerij en was hij betrokken bij het plegen van overvallen.

S: Maar ik maak hem niet, die stap.

W: Ja, dat klopt.

S: Wat heeft u daar nou over te zeggen?

W: Die stap is gemaakt, omdat ik op dat moment toch anders dacht. Toen was ik jong, en toen dacht ik dat dat kon.

‘Dacht dat dat kon?’ zei mijn moeder. ‘Iedereen weet toch dat zoiets niet kan, wat is dat nou weer voor opmerking?’

S: Wat wilde u dan? Geld of macht?

W: Geld.

S: Oké, maar u vond dat u nooit genoeg had of… Wat was het dat u zoveel geld wilde, die miljoenen…

W: Ja.

S: Waarom?

W: Ja… Lekker makkelijk, hè.

‘Ja, lekker makkelijk om het van een ander af te pakken. Dat bedoelt ie!’ riep mijn moeder.

T: Uw vader kwam aan bod. Wat was dat voor een man?

W: Mijn vader was een verschrikkelijke man.

Stilte.

W: Wat wilt u weten?

T: Nou, ik denk dat er meer te vertellen valt over iemand die u als verschrikkelijk aanmerkt.

W: Vroeger ben ik natuurlijk heel vaak in elkaar getrapt door mijn vader. En ja, dat is zo gegroeid.

T: Waarom?

W: Dat weet ik nog steeds niet, en volgens mij wist hij dat zelf ook niet.

T: En was u de enige? Want u heeft twee zussen en een broer?

W: Ik was de oudste, dus ik was het slachtoffer.

T: Dus de rest kreeg geen slaag, u wel?

W: (overtuigd) Ja!

‘Is niet waar,’ zei mijn moeder.

T: Uw moeder, werd die ook in elkaar geslagen?

W: Ja.

T: En tot hoelang heeft u dat verdragen, dat dat gebeurde?

W: Ik ben met een jaar of vijftien het huis uit gegaan. Toen ben ik bij mijn oma gaan slapen, ben ik gaan sporten, je hele leven word je dan al in elkaar geslagen, dus ik ging trainen. Ik was vrij groot geworden, en toen ik achttien was heb ik hem een pak slaag gegeven, omdat hij mijn moeder had geslagen. Hij rende weg en een kwartier later kwam hij terug – ik kan het nog steeds niet begrijpen – met de politie en hij zegt: u moet hem arresteren, hij heeft mij geslagen. Terwijl hij me mijn hele leven geslagen heeft, en dan denk ik: wat is dit nou voor gek?

T: Wat deed de politie?

W: Mijn moeder vertelde meteen hoe hij was en de politie zei: nou meneer Holleeder, u moet het zelf maar uitzoeken.

T: Dus u bent niet opgepakt?

W: Nee.

‘Dat is nooit gebeurd,’ zei mijn moeder verbaasd, ‘hij heeft je vader niet in elkaar getrapt. Je broertje Gerard heeft je vader in elkaar had geslagen, daarna kwam de politie aan de deur. Die waren gebeld door de buren. Wim was allang het huis uit. Toen wij nog bij je vader woonden, is alleen de militaire politie voor Wim aan de deur geweest, omdat hij niet naar dienst was teruggekeerd.’

T: Is geweld u met de paplepel ingegeven, was het normaal? Een vanzelfsprekende factor?

W: Nee, het tegendeel is waar.

T: Hoezo? Uw vader sloeg u in elkaar, zegt u.

W: Ja. Maar ik zou nooit een kind in mekaar slaan.

‘Maar wel een vrouw,’ zei mijn moeder scherp.

T: Nee, oké, dat is duidelijk, maar volwassenen dus wel?

W: Nou ja, ik ben op straat opgegroeid dus dan liggen de verhoudingen wat anders, dan geef je eerder een klap als niet. Dat waren wij ook zo gewend in de Jordaan, zo ging dat.

T: Eerst slaan, dan praten?

W: Ja, meestal wel. (lachend)

‘Dat vindt ie nou leuk,’ zei mijn moeder.

S: Ik vroeg me af waarom bewust gekozen was om meneer Heineken te ontvoeren en niet iemand anders.

W: Dat hebben we wel geprobeerd maar dat ging moeilijk, dus zodoende. (lachend)

‘Hij vindt zichzelf nog grappig ook,’ zei mijn moeder.

S: Waarom Heineken wel?

W: De optiek van de hele groep was dat hij het makkelijk kon ophoesten.

‘Hoor je hoe hij dat zegt? Dat is toch onmenselijk?’ reageerde mijn moeder.

W: Het ging om het geld, immers. En ik was natuurlijk ook een stuk jonger, veel naïever. Met de achtergrond dat je zelf weet dat als het fout gaat, dat je hem dan – stel dat ze niet betaald zouden hebben – losgelaten zou hebben. En met die gedachte maak je makkelijker zo’n beslissing, en dat is heel naïef en heel verkeerd, en dat had ik zo niet moeten doen.

T: Er is nooit een gedachte geweest van: als er niet betaald wordt, dan schieten we ze overhoop?

W: Nee, natuurlijk niet! Absoluut niet.

‘Geloof je dat, mam?’ vroeg ik.

‘Nee!’ riep ze.

T: U zegt: nee, natuurlijk niet, maar het gebeurt ook. Kijk naar Gerrit Jan Heijn.

W: Ja. Ik weet het, en ik vind dat ook belachelijk. Een van de redenen, en dat is iets waar ik me toch wel een beetje voor schaam, is die ketting die aan de muur zat.

T: Wacht even, voordat u daarover verdergaat, eerst een filmpje.

De omstandigheden waaronder Heineken en Doderer drie weken lang zijn vastgehouden komen in beeld: in geluiddichte cellen, op de grond liggend op een dun matras, met hun polsen vastgeketend aan de muur. Ik zag dat de ogen van mijn moeder zich vulden met tranen.

‘Heb je dit nog nooit gezien, mam?’

‘Nee,’ zei ze, ‘ik heb er nooit iets over willen zien.’

‘Erg, hè?’

‘Ja, we hadden hem eigenlijk toen al moeten laten vallen.’

T: Er wordt gezegd: het is middeleeuws, wat er is gebeurd.

W: Daar ben ik het mee eens en dat had ook niet moeten gebeuren. De enige overweging van die kettingen is geweest – niet omdat we bang waren dat ie gewelddadig zou kunnen zijn, of wat dan ook – dat hij zichzelf iets aan zou kunnen doen.

‘O, wat zegt ie nou?’ reageert mijn moeder vol ongeloof. ‘Hij doet alsof hij ze er nog een plezier mee heeft gedaan ook!’

T: Hoe kwam u daarbij, dat hij dat zou doen?

W: Het is natuurlijk niet gering als je iemand ontvoert, daar moet je goed over nadenken, en het zou best kunnen zijn dat iemand suïcidaal wordt, omdat ie in zo’n situatie komt.

‘Hoe krijgt ie het zijn strot uit!’ riep mijn moeder verontwaardigd.

T: Maar u draait het om. U zegt: we beveiligden die twee met die kettingen, terwijl zij juist verklaard hebben na afloop dat het ontzettend pijnlijk was. De situatie wás al dramatisch en afschuwelijk.

‘Dat zegt ie goed!’ moedigde ze de presentator aan.

W: Ik wil het ook absoluut niet vergoelijken.

‘Nee, maar hij doet het wel weer,’ zei mijn moeder.

W: Ik ben het met u eens dat het middeleeuws is en dat het absoluut niet had moeten gebeuren. Wij hebben natuurlijk ook wel op een bepaald moment beseft dat we daarin te ver zijn gegaan. Wij hebben de heer Doderer en de heer Heineken later aangeboden om een gesprek te voeren, voor als er dingen waren die zij misschien zouden willen weten. Dat hebben zij toen geweigerd, maar dat heeft wel geresulteerd in een gesprek met Proseco. Proseco is het beveiligingsbedrijf wat Heineken gelijk heeft opgericht nadat hij is vrijgekomen. Met Proseco hebben wij wel afspraken gemaakt toen wij vrijkwamen.

T: Wat waren die afspraken?

W: Dat als meneer Heineken rechts in de P.C. liep, wij dan links in de P.C. gingen lopen.

‘In de P.C.?’

‘Ja, mam,’ zei ik. ‘Hij loopt in de duurste winkelstraat van Amsterdam, winkelt van het geld van meneer Heineken, en die moet ook nog blij zijn dat Wim aan de andere kant gaat lopen.’

Er wordt opnieuw een filmpje getoond, ditmaal is een van de betrokken rechercheurs aan het woord, de heer Sietsma. Hij vertelt op indringende wijze hoe ernstig de omstandigheden waren waaronder Heineken en Doderer vastzaten. Het publiek is diep onder de indruk en het is muisstil in de zaal. Twan Huys laat de stilte even voortduren. De camera registreert een lach op Wims gezicht. Glimlachend zegt hij tegen Twan Huys: ‘U wilde een vraag stellen?’

T: Ja, ik wil u vragen om een reactie.

W: Ja, nu ik vierenvijftig ben, heeft die man natuurlijk ook gelijk.

‘O, hij ziet op zijn vierenvijftigste eindelijk in hoe ernstig het is wat hij gedaan heeft? Daar is ie lekker vlot mee!’

W: Het ergste is het geweest voor Doderer, vind ik. Heineken was best wel sterk, sterker dan dat hij nu hier doet voorkomen. Maar dat neemt niet weg dat het gewoon niet had moeten gebeuren.

‘Hoe durft hij het te zeggen! Hij bepaalt nog even dat het voor meneer Heineken allemaal niet zo erg was, dat het overdreven wordt.’ Mama ontstak in razernij. ‘Hij zegt nog net niet dat hij zich niet zo moet aanstellen! Ze hadden hem levenslang moeten geven. Ik kan dit niet meer aanzien.’

Ze stond op en liep weg, weg van de realiteit, omdat die haar te veel werd.

Na afloop van de uitzending ging ik bij haar zitten aan de keukentafel, waar ze stil voor zich uit zat te staren.

‘En? Was het nog wat?’ vroeg ze.

‘Nee, altijd hetzelfde. Hij heeft geen losgeld gehad, hij is ten onrechte voor de afpersing van Endstra en anderen veroordeeld, al die mensen die verklaren liegen en hij spreekt de waarheid.’

Mama zat er verslagen bij. ‘Hij zit gewoon te lachen als het gaat om het leed dat hij Heineken en Doderer heeft aangedaan. Hij kan er helemaal niet mee zitten. Hoe kan het, hè, As? Mijn kind. Ik denk dat het met hem mis is gegaan tijdens mijn zwangerschap. Je vader heeft mij in de negende maand op mijn kop geslagen en in mijn buik getrapt. Misschien heeft hij toen Wims hoofd geraakt en is ie daarom zo geworden.’

Judas
cover.html
half.html
title.html
copy.html
front.html
toc.html
chap01.html
part01.html
chap02.html
chap03.html
chap04.html
chap05.html
chap06.html
chap07.html
chap08.html
chap09.html
chap10.html
chap11.html
chap12.html
chap13.html
chap14.html
chap15.html
chap16.html
chap17.html
chap18.html
chap19.html
chap20.html
chap21.html
chap22.html
chap23.html
chap24.html
chap25.html
chap26.html
chap27.html
chap28.html
chap29_split_000.html
chap29_split_001.html
chap29_split_002.html
chap29_split_003.html
chap29_split_004.html
chap29_split_005.html
chap29_split_006.html
chap29_split_007.html
chap29_split_008.html
chap29_split_009.html
chap29_split_010.html
chap29_split_011.html
chap29_split_012.html
chap29_split_013.html
chap29_split_014.html
chap29_split_015.html
chap29_split_016.html
chap29_split_017.html
chap29_split_018.html
chap29_split_019.html
chap29_split_020.html
chap29_split_021.html
chap29_split_022.html
chap29_split_023.html
chap29_split_024.html
chap29_split_025.html
chap29_split_026.html
chap29_split_027.html
chap29_split_028.html
chap29_split_029.html
chap29_split_030.html
chap29_split_031.html
chap29_split_032.html
chap29_split_033.html
chap29_split_034.html
chap29_split_035.html
chap29_split_036.html
chap29_split_037.html
chap30.html
chap31.html
chap32.html
chap33.html
chap34.html
chap35.html
chap36.html
chap37.html
chap38.html
chap39.html
part02.html
chap40.html
chap41.html
chap42.html
chap43.html
chap44.html
chap45.html
chap46.html
chap47.html
chap48.html
chap49.html
chap50.html
chap51.html
chap52.html
chap53.html
chap54.html
chap55.html
chap56.html
chap57.html
chap58.html
chap59.html
chap60.html
chap61.html
chap62.html
chap63.html
chap64.html
chap65.html
chap66.html
chap67.html
chap68.html
chap69.html
chap70.html
chap71.html
chap72.html
chap73.html
chap74.html
chap75.html
chap76.html
chap77.html
chap78.html
chap79.html
a15e1d396149.html