De afpersing van Sonja (2013)
Vrijwel heel 2012 was Wim druk bezig met het herstellen van zijn positie in de onderwereld, en tegen het eind van dat jaar was hij goed op weg zijn oude machtspositie weer in te nemen.
Met zijn onbeschrijflijke charisma en durf wist hij van zijn vijanden weer zijn vrienden te maken. Daaromheen verzamelde hij ‘schutters’, jongens die eerder hadden bewezen iemand om te kunnen leggen.
Wat nog ontbrak, was geld.
Hij had nog wel wat, maar dat was bij lange na niet zoveel als hij gewend was. Hij vertelde ons ooit veertig miljoen te hebben gehad, maar een ontneming van zeventien miljoen – en ex-vrienden die hem bestolen hadden – zorgden ervoor dat hij nagenoeg berooid de bajes had verlaten. Met het bedrag dat hij overhad, moest hij zijn vermogen weer opbouwen. Hij investeerde in wietplantages en de cocaïnehandel, in een poging weer wat te verdienen en ‘er weer uit te komen’.
Hij was overal op zoek naar geld.
Ook bij Sonja stond hij kort na zijn vrijlating in 2012 op de stoep: in haar zag hij twee zakken met geld. Geld van Cor, en geld van de Amerikaanse verfilming van het boek De ontvoering van Alfred Heineken, dat Peter R. de Vries in samenwerking met Cor had geschreven.
Sonja vertelde hem dat zij geen geld van Cor had, maar Wim nam geen genoegen met die mededeling. Volgens hem bezat Cor een aanzienlijk vermogen dat zij had geërfd, en dus had zij geld en dat geld was niet van haar. Dat geld was van hem, want hij had de lasten – en hij maakte daarbij het handgebaar van een pistool – en liep nog steeds het risico op een vervolging voor die zaak, en dus kon zij niet de lusten hebben.
Daarom kwam Wim eind 2012 regelmatig bij Sonja aan de deur met steeds dezelfde vraag: ‘Ik wil weten hoe het zit. Waar is je geld?’
Iedere keer was haar antwoord: ‘Ik heb geen geld.’
Toen begin 2013 in de kranten verscheen dat Sonja jarenlang was vervolgd om de erfenis van Cor en die vervolging had afgekocht voor 1,2 miljoen euro was voor Wim het bewijs geleverd. Als je schikt voor 1,2 miljoen, ‘dan heb je gewoon geld’.
Dus moest er nog geld zijn, veel geld, was zijn redenering. Dat zij ontkende geld te hebben, betekende voor hem dat zij weigerde haar geld vrijwillig aan hem af te geven. Maar ‘hij liet zich niet in de maling nemen’, zij ging hem gewoon betalen, ‘anders zou ze zien wat er ging gebeuren’, en hij maakte zoals altijd weer het pistoolgebaar.
De afpersing van Sonja was begonnen.
Hij begon met mij te ‘delen’ wat een vieze hoer en een egoïst Sonja was.
‘Ze zegt dat ze niets heeft, maar dat geloof ik niet. Ze is een gluiperd, ze wil alles voor haarzelf houden, maar ik kom er wel achter hoe het zit.’
En daar wilde hij mij voor gebruiken: om informatie te halen en om informatie over te brengen. Informatie te halen, omdat zij mij vertrouwde, en informatie over te brengen, omdat ik altijd contact met haar had. Om mij zover te krijgen die rol op me te nemen, moest ik eerst van ‘kamp Sonja’ naar zijn kamp overlopen, moest hij mij losweken van de werkelijkheid die ik kende en de werkelijkheid gaan zien zoals hij die mij voorspiegelde.
Met zijn verknipte werkelijkheid kwam hij elke dag aan de deur staan, probeerde hij mij te hersenspoelen. Hij praatte uren op me in, soms drie keer per dag, omdat ik ook moest weten ‘hoe het zat’ en ‘wat een gluiperd zij is’.
Hij droeg de meest krankzinnige bewijzen aan.
‘As, ze rijden in auto’s. Ze hebben kasten vol Gucci. Weet je hoe duur dat is, Gucci?’
Ik wist hoe de auto’s waren betaald, en ik hoefde de kastdeur bij Sonja maar open te doen om te zien dat er enkel een nep-Gucci-riem en twee nep-Gucci-truitjes hingen, maar dat deerde hem niet.
Hij ging uit van de kracht van de herhaling, kwam elke dag dezelfde boodschap overbrengen: ‘Zij heeft geld en dat geld is van mij. Zij heeft mij bestolen.’
Zodra hij dacht dat ik zijn werkelijkheid had overgenomen, nam hij de volgende stap om mij succesvol in zijn kamp te kunnen inlijven. Nu ik eindelijk ‘inzag’ hoe Sonja hem in de maling had genomen, moest ik me vooral realiseren dat hij niet haar enige slachtoffer was, maar dat ik ook door haar werd misbruikt. ‘Assie, je moet geen rekeningen meer voor haar betalen. Ze gebruikt je gewoon. Ze gebruikt jou en ze gebruikt mij, want ze heeft gewoon geld.’
Ze loog tegen hem en ze loog tegen mij.
‘Waarom liegt ze tegen jou?’ vroeg hij mij quasi-begaan met mijn lot. ‘Zie je nou wat een vieze hoer ze is? Ze liegt gewoon, ook tegen jou, jij die alles voor haar doet! Ze kan jou toch gewoon zeggen dat ze geld heeft?’ stookte hij mij tegen haar op.
Wat erg voor mij, ik ben zo goed voor haar en word alleen maar door haar in de maling genomen. En hij is zo goed, zo begaan met mij, dat hij me daarvoor waarschuwt. Want hij herkent het, hij wordt ook door haar in de maling genomen! Wij worden in de maling genomen! Wij zijn lotgenoten. Wij hebben een band. En vervolgens is het de bedoeling dat wij ons samen tegen haar keren.
Maar ik reageerde niet zoals hij wilde, ik liet me niet in zijn samenzwering tegen haar betrekken, want ik wist hoe dat af zou lopen. In de omgang met hem was het de kunst zo lang mogelijk neutraal te blijven, om je niet mee te laten zuigen in zijn strategie: het creëren van een conflict waar hij zijn afpersing aan op kon hangen, een afpersing die hij rechtvaardigde met haar zogenaamde ‘gedrag’, zij ‘had hem bestolen’.
Die rechtvaardiging gebruikt hij om jou uit te leggen waarom jij je voor hem in moet zetten, want hij maakt zijn handen zelf nergens aan vuil. Hij stuurt troepen vooruit. Veldsoldaten, kanonnenvoer.
Hij komt pas als het tijd is voor het binnenhalen van de buit.
Het was schipperen om zo lang mogelijk neutraal te blijven, en hem toch het gevoel te geven dat ik zijn kant koos. Mijn neutraliteit leidde tot veel irritatie en bezorgde me de zenuwen dat hij op enig moment om zou slaan en mij in Sonja’s kamp zou plaatsen. Maar klakkeloos zijn kant kiezen en hem bevestigen in zijn denkbeelden kon ook niet, want dan stelde ik mezelf bloot aan het gevaar dat hij mij zonder enige scrupules zou inzetten om allerlei dingen voor hem te doen die nadelig voor Sonja of voor mij zouden zijn.
Ik voelde mij als een jongleur die tientallen bordjes in de lucht probeerde te houden. Na dagenlang zijn geklaag over Sonja en ‘zijn geld’ te hebben aangehoord, opende hij opnieuw de aanval op Francis: zij had over hem ‘gepraat’. Zij had een ‘vriendin’ van hem verteld dat hij Cor had ‘laten doen’, en voor haar loslippigheid moest Sonja betalen.
Het ‘gepraat’ van Francis vond hij uiteindelijk toch geen goede basis voor een afpersing, omdat het te veel richting de liquidatie van Cor wees en hij bang was voor een vervolging.
Hij zocht en vond iemand anders.