De zegen van mama (2015)
‘We moeten het mama vertellen,’ zei ik tegen Sonja.
‘Zullen we er nu maar gelijk heen rijden?’
‘Dat is goed.’
‘Ben je zenuwachtig?’
Ja, best wel. We zijn hier al ruim twee jaar mee bezig, maar als mama het niet wil, kunnen we het niet doorzetten. Dan hebben we twee jaar ellende voor niks achter de rug en gaan we nog eens jaren ellende tegemoet. Maar ja, het is haar kind, zij beslist.
‘En je weet hoe ze is.’
‘Daarom ben ik bang voor haar reactie. Ze heeft altijd haar kop in het zand gestoken en al zijn gedrag goedgepraat.’
Onze kinderen hadden we al veel eerder verteld waar we mee bezig waren, en dat we misschien uiteindelijk zouden gaan getuigen. Hoewel we ons tegenover justitie hadden verplicht dat niet te doen, was het onmogelijk om dat tot op het laatste moment voor ze te verzwijgen. Onze actie zou immers ook op hun levens een enorme impact hebben, en ze hadden het recht om daar goed over na te kunnen denken en daar niet op het laatste moment mee geconfronteerd te worden. Als zij vonden dat we het beter niet konden doen, zouden we er onmiddellijk van afzien. Dat konden we dus maar beter in een zo vroeg mogelijk stadium weten, en daarom waren zij al geruime tijd op de hoogte wat er speelde.
Ze waren getuige van al onze twijfels, de keren dat we besloten ervan af te zien en de keren dat we toch maar weer besloten door te zetten. Maar nu was het moment daar dat de knoop definitief moest worden doorgehakt.
We wezen ze er nogmaals nadrukkelijk op dat de kans groot was dat we onze actie met ons leven zouden moeten bekopen.
Francis zei onmiddellijk: ‘Doen! Hij gaat mama toch vermoorden, dus ze kan hem beter voor zijn.’
Richie was het daar volledig mee eens.
Voor mij ging die reden niet op. Mijn positie tegenover Wim was anders: ik was zijn bondgenoot. Hoe kon ik het tegenover Miljuschka verantwoorden dat ik mijn leven op het spel zette, zonder dat ik (nog) acuut gevaar liep, zoals Sonja?
‘Je weet wat de consequenties kunnen zijn als ik dit ga doen, lieverd?’ vroeg ik haar.
‘Ja, dat weet ik, mam,’ zei ze zacht.
‘Ik moet nu beslissen.’
‘Ja…’
‘Ik kan niet één reden bedenken die opweegt tegen het risico dat ik ga nemen. Ik zou het niet moeten doen, want ik weet hoe dit gaat aflopen, maar toch…’
‘Ik begrijp het, mam. Soms moet je gewoon het goede doen.’
***
We arriveerden bij het huis van mijn moeder.
Sonja parkeerde de auto, we stapten uit. Mama stond ons al in de deuropening op te wachten, altijd blij ons te zien.
‘Wat gezellig dat jullie langskomen,’ zei mijn moeder verheugd over ons onaangekondigde bezoek. ‘Ga lekker zitten. Thee?’
‘Lekker, mam,’ antwoordde ik.
‘Doe mij ook maar,’ zei Sonja.
‘Mam, we willen even met je praten,’ viel ik direct met de deur in huis.
‘Is er weer wat?’ vroeg ze.
‘Ja,’ antwoordde ik. ‘We gaan tegen Wim getuigen.’
‘Hoezo getuigen?’
‘Nou, vertellen wat hij allemaal heeft gedaan.’
‘Dat lijkt me heel onverstandig. Dat pikt hij nooit,’ zei ze bezorgd.
‘Dat weet ik, maar het moet een keer ophouden. Jij weet ook dat Son vroeg of laat een keer aan de beurt komt, en daar wil ik niet op wachten,’ zei ik.
‘Dan moet je het doen,’ zei ze resoluut.
Sonja en ik keken elkaar aan. We waren allebei verbaasd. Gaf ze zich zonder slag of stoot gewonnen?
‘Maar besef je wel dat als we dat doen, de kans groot is dat hij levenslang krijgt?’ vroeg ik.
‘Dat is te hopen, want anders komt hij alsnog achter jullie aan.’
Sonja en ik keken elkaar opnieuw verbaasd aan. ‘Weet je wel wat je zegt, mam?’ vroeg ik voor de zekerheid.
‘Assie, wat denk jij nou: hij bedreigt Sonja, hij bedreigt mijn kleinkinderen! Dat kan toch niet! Denk je dat ik niet weet hoe hij in elkaar zit? Ik ben als de dood dat hij jullie pakt. Dan heb ik toch veel liever dat hij vastzit. Ik weet me geen raad als er wat met een van jullie gebeurt. Dan kan ik net zo goed mijn keel aan de kapstok hangen!’
‘Oké, mam. Ik ben blij dat je ons steunt. Ik was echt even bang dat je het niet zou willen.’
‘Niet zou willen? As, hij heeft zijn hele leven alleen maar voor iedereen ellende veroorzaakt. En nu wil hij mijn kind en mijn kleinkinderen ook nog pakken? Hij is mijn zoon, en ik vind het vreselijk om te zeggen, maar het is gewoon een beest! Ik heb toch eigenlijk ook geen leven gehad door hem? Altijd alleen maar op bezoek, altijd met die gekke wijven van hem. Altijd maar schreeuwen en schelden als hem even iets niet naar de zin is. Ik durfde er niet eens een normale relatie met Roy op na te houden, bang dat hij hem tegenkwam en hem de deur uit zou slaan.’
Het was inderdaad triest. Mijn moeder ontmoette Roy enkele jaren na haar scheiding. Hij kwam langs aan de fruitstal waar ik werkte, en mijn moeder raakte met hem aan de praat. Elke week kwam hij terug om te vragen hoe het met haar was. Hij was een lange, knappe vent van Surinaamse afkomst, ze kregen een relatie.
Dat laatste mocht niet van Wim. Hij wilde niet hebben dat zijn moeder omging met een ‘neger’. Dat was een schande. Angstvallig hield ze hem dertig jaar lang voor hem verborgen. Een kans op een normale relatie had ze niet en nu zat ze alleen.
‘Wist je dat Wim de Deurloostraat heeft aangewezen?’ vroeg ik.
‘Nee, dat hebben jullie me nooit verteld. Echt waar?’ vroeg ze verbaasd. ‘Was hij dat?’
‘Ja, dat was hij.’
‘Wat een schoft. Ik zie het nog zo gebeuren, als een film speelt het zich voor mijn ogen af. Het is al zo lang geleden, maar ik lig er nog weleens wakker van. Dan zie ik weer pang, pang, pang, zo op het raam van de auto. Hoor ik het gegil van Son. Het gehuil van Richie. Zie ik weer overal bloed bij Cor. Ik vergeet dat nooit meer. Ook dat nog, hoe kan het?’
‘Maar mam, laat het even goed tot je doordringen wat ik nu zeg: als we verklaren, is de kans groot dat hij levenslang krijgt. Besef je dat? Dan kun je ook nooit meer bij hem op bezoek, je kunt nooit meer met hem bellen, want contact met jou, op wat voor manier ook, zal hij gebruiken om ons te vinden. Begrijp je dat? Als je ‘ja’ zegt, neem je afscheid van je oudste zoon. Kun je dat wel?’
Ik zag de tranen in haar ogen komen.
‘Zie je, je begint al te huilen bij de gedachte.’
Ik begin ook te huilen en zeg: ‘Son, we doen het niet!’
Mijn moeder probeert haar tranen te bedwingen. ‘Maar As, het is toch niet gek dat het me allemaal heel veel verdriet doet? Dat doet het jou toch ook? Ik zal hier de rest van mijn leven verdriet om hebben, maar toch moet het. Het gaat zo echt niet langer.’
‘Weet je het zeker?’
‘Heel zeker.’
‘Ga je me geen verrader vinden?’
‘Jou een verrader? Waarvoor? Omdat je je zusje helpt? Omdat je opkomt voor je neef en je nicht? Ben je gek geworden? Jij bent geen verrader! Hij is een verrader! Hij heeft het NSB-bloed van je opa.’
Naast mijn moeder was er nog iemand met wie ik rekening moest houden bij onze beslissing om Wim levenslang te geven: zijn zoon Nicola.
Als ik ook maar de geringste indruk had gehad dat ik die kleine jongen verdriet zou doen als ik hem zijn vader af zou nemen, zou ik het misschien niet hebben gedaan. Hij werd opgevoed door Maike en haar moeder, en Wim noemde hem zijn ‘witte bron’, omdat het jongetje erfgenaam was van een vermogende vastgoedondernemer.
Maike, die Wim nog altijd tot zijn harem rekende, had mij – toen Wim net was gearresteerd en niemand nog iets wist van onze rol als getuigen – uit zichzelf gebeld om af te spreken. Tijdens deze ontmoeting vroeg ze of ik haar wilde helpen bij het stopzetten van de omgang tussen Wim en Nicola. Ze maakte zich vreselijk zorgen hoe het moest als Wim weer werd vrijgelaten en hoopte dat hij vast zou blijven zitten.
Daaruit leidde ik af dat het voor Nicola niet bepaald traumatisch zou zijn als Wim misschien wel veel langer dan voorlopig vast zou zitten, dus dat ik door Wim levenslang te geven niet een klein jongetje zijn liefhebbende vader zou afnemen.
Die relatie was geen reden om niet te gaan getuigen.
De dag voordat het bekend werd, ben ik samen met Sonja bij Maike langsgegaan om haar te vertellen wat wij hadden gedaan. Omwille van Nicola wilden wij graag dat ze van tevoren op de hoogte was, zodat ze hem kon opvangen als dat nodig zou zijn.