De vrijlating (2012)

Het was vrijdag 27 januari 2012 en ik haalde Wim op van de carpoolplaats Arnhem Centrum, een plek die kort voor zijn vrijlating was afgesproken. Afgezien van Stijn Franken, zijn advocaat, die hem daarnaartoe zou brengen, wist niemand ervan. Stijn had met het Openbaar Ministerie geregeld dat Wim de laatste nacht niet in Penitentiaire Inrichting De Schie zou slapen, om te voorkomen dat ze ’s morgens door de pers – of erger – zouden worden opgewacht. Met een simpele verwijzing naar zijn mediagevoeligheid én zijn veiligheid was dat vlot geregeld.

Ik heb voor die dag een ‘schone’ auto geregeld. Dan weet ik zeker dat er geen peilzender onder zit geplakt, en we niet gevolgd kunnen worden: hetzij door justitie, hetzij door criminelen. Alles moet zo veilig mogelijk.

Ik sta al even te wachten als ze aan komen rijden. Wim stapt uit de auto en komt bruisend van energie op me af lopen, blij als een kind.

‘Dag, lief zusje!’ schreeuwt hij opgetogen.

We nemen afscheid van Stijn en ik zeg: ‘Stap in.’

‘Is dit een schone auto?’ vraagt hij.

‘Ja natuurlijk.’

Ik rij met hem naar de locatie die ik op zijn verzoek heb geregeld, een chalet op een vakantiepark, ongeveer 80 kilometer van Amsterdam. Ik heb het gehuurd op naam van mijn moeder, want zodra ik mijn eigen naam noem is er geen sprake meer van anonimiteit. Ik heb een vrij luxe chalet uitgezocht, zodat hij voor het eerst sinds lange tijd weer van een beetje comfort kan genieten. En ik heb van tevoren een auto voor hem neergezet, zodat hij vervoer heeft.

Op weg naar het chalet komen we langs de McDonald’s en stop ik op zijn verzoek om eerst een hamburger te scoren.

‘O, wat lekker, Assie, wat heb ik dat gemist,’ smult hij.

Tijdens zijn detentie kreeg mijn broer in 2006 ernstige problemen met zijn hart. Hij zweefde op het randje van de dood maar overleefde het, want, zoals mijn moeder altijd zegt: onkruid vergaat niet. Ik was verbaasd dat hij überhaupt een hart had, daar hadden wij nooit iets van gemerkt.

De artsen hadden hem, naar zijn zeggen, slechts een levensverwachting van twee jaar voorspeld. Het einde van zijn leven was in zicht. In werkelijkheid was hij er relatief snel weer bovenop, en kan hij gewoon honderd jaar oud worden. Maar zijn rol als terminaal hartpatiënt hield hij tot aan het einde van zijn detentie vol. Met een ijzeren discipline had hij zichzelf alles ontzegd; hij at geen zout en hield zich aan de maximale vochtinname van zes blikjes cola light per dag.

Hij was zo overtuigend, hij had er een Oscar voor moeten krijgen.

Nog geen uur na zijn vrijlating werd het dieet al aan de kant geschoven. Het was niet meer van belang voor zijn verhaal, noch om privileges te kunnen regelen in de gevangenis.

Nadat we zijn spullen hadden weggebracht en hij de locatie had beoordeeld – en goed had bevonden – maakten we een afspraak met misdaadverslaggever Peter R. de Vries. Wim wist dat er op hem gejaagd zou worden als hij vrij zou komen, voor commentaar en een eerste foto, en hij wilde dat voorkomen door ervoor te zorgen dat er direct een statement van zijn kant – waarvan de inhoud door hem zelf was geregisseerd – en een foto in de media zou verschijnen.

Peter was uitverkoren. Hij mocht hem spreken en die foto maken. Zo zou de druk van de ketel gaan, hadden anderen geen trek meer om op hem te jagen en kon hij de inhoud sturen: hij wilde als zwakke man overkomen en hij zou Peter daarom voornamelijk informeren over zijn slechte gezondheid. Zijn hart zou helemaal kapot zijn, het functioneerde nog maar voor 25 procent, hij had een lage levensverwachting, de artsen hadden hem twee jaar gegeven. Er waren er al vijf voorbij, dus het kon elk moment afgelopen zijn.

Hij zou Peter zijn batterij aan pillen laten zien, hem vertellen over zijn strenge dieet en uitleggen dat hij daarom alleen maar at wat hij zelf kookte. Dát was wat hij naar buiten wilde brengen.

Over andere onderwerpen wilde hij nauwelijks praten. Hij was er enkel op uit ervoor te zorgen dat zijn vijanden hem zouden onderschatten. Een zieke oude man, de moeite niet waard om nog geld voor justitieel onderzoek of een liquidatie aan te besteden.

Hij had toch niet lang meer.

Bij de ingang van een bos, ergens in het Gooi, zouden we Peter ontmoeten. In afwachting van de misdaadverslaggever wilde Wim bijgepraat worden over de afgelopen jaren. In het bos konden we voor het eerst vrijuit over alles spreken – zonder gehinderd te worden door een bewaarder achter een spiegel die alles opnam – hoewel we nog steeds bedacht waren op richtmicrofoons en daarom voornamelijk fluisterden. We spraken over zijn huidige positie in de onderwereld, over elk onderzoek waarin zijn naam viel, over zijn vrouwen, over de noodzaak geld te verdienen.

Het wachten op Peter duurde en duurde maar. Wim raakte geleidelijk aan helemaal verziekt en van het ene op het andere moment sloeg zijn stemming om. Zo kende ik hem weer, het had niet lang geduurd voor zijn ware ik weer boven kwam drijven.

‘Bel Peter! Waar blijft die kankerlijer? Wie denkt hij wel dat hij is om mij te laten wachten? Ik geef hem de primeur!’ tierde hij.

Ik belde Peter, die zei dat hij onderweg was. Uiteindelijk arriveerde hij enkele minuten later.

‘Hi, As,’ zei Peter.

‘Hi, Peet,’ zei ik.

Ik voelde me heel ongemakkelijk. Niet lang daarvoor had ik met Peter besproken dat ik wilde dat Wim nooit meer vrijkwam, en nu stond ik hier weer als Wims vertrouweling.

Peter liet niets merken. Hij kende het gevaar dat ik zou lopen als Wim zou weten hoe ik werkelijk over hem dacht.

Wim draaide Peter een rad voor ogen, zoals alleen hij dat kan, en gaf hem de boodschap mee die hij via de media breed wilde uitdragen: hij was een ongevaarlijke, terminaal zieke man.

Na de ontmoeting met Peter gingen we in Naarden boodschappen doen voor in het chalet, bewust in een ander dorp, omdat hij anders zijn verblijfplaats prijs zou geven. Die eerste dag werd hij direct overal herkend.

In de tijd dat hij vast had gezeten en ten tijde van het proces was er zoveel over hem in de media verschenen – boeken, artikelen, tv-programma’s – dat hij was uitgegroeid tot een Bekende Nederlander. Zijn beeltenis was een icoon geworden, hij werd overal herkend en aangesproken. Hij genoot van al die aandacht, en iedereen leek vergeten waaróm hij zo bekend was geworden.

Op de terugweg naar het chalet begon ik in bedekte termen, rekening houdend met afluisterapparatuur in de auto, over de liquidatie van Stanley Hillis, een kopstuk uit de onderwereld. Hij keek me aan en legde een vinger op zijn lippen. Ik stopte met praten. We reden over een N-weg en hij zei: ‘Stop hier langs de weg.’

Ik parkeerde de auto op de vluchtstrook.

Stap uit, gebaarde hij.

We liepen langs de autoweg. Hij hield me op een veilige afstand van de auto staande, omdat – zo heeft hij mij geleerd – afluisterapparatuur die in een auto is geplaatst het geluid tot honderd meter verderop nog opvangt.

Hij ging voor me staan, met een verwilderde blik in zijn ogen: ‘We hebben ze allemaal vermoord, allemaal!’

Ik schrok van de bloeddorst waarmee hij die woorden uitsprak. Het bevestigde mijn vermoeden dat hij nooit zou stoppen. Hij draaide zich om en liep terug naar de auto. Ik liep achter hem aan, stapte weer in, reed verder en begon snel over een ander onderwerp.

Terug in het chalet bekeken we verschillende televisieprogramma’s. Zijn aandacht ging met name uit naar De Wereld Draait Door, waar Peter de boodschap over Wims gezondheid uitdroeg. Zijn missie was geslaagd: hij had het signaal afgegeven dat hij ongevaarlijk was. Hij had weer iedereen met succes zand in de ogen gestrooid.

‘Ik ga weer gas geven,’ zei hij.

Als ik niets tegen hem zou ondernemen, zou het allemaal opnieuw beginnen. Maar wat kon ik doen?

Het was al laat en Wim vroeg: ‘Blijf je hier slapen?’

‘Nou, nee,’ zei ik, ‘ik ga lekker naar huis.’

‘Nee, je blijft toch gezellig hier? Je gaat me toch niet in de steek laten?’ vroeg hij op zijn bekende, dwingende toon, die je geen keuze laat. ‘Jij vindt het niet gezellig, hè, dat je bij me bent,’ zei hij. ‘Jammer voor je, want ík vind het wel gezellig dat jij er bent. Dus je kan niet weggaan.’

Die eerste nacht bleef ik met tegenzin slapen. Ik lag op de bank, die bij de glazen schuifdeuren stond. Ondanks alle veiligheidsmaatregelen die ik in acht had genomen, was ik toch bang dat we gevolgd waren en dat zijn criminele ex-vriendjes in de nacht het chalet zouden doorzeven. In zo’n boomrijke omgeving ga ik spoken zien. Ik ben een stadsmens en ken de schaduwen van de natuur niet. Ik zie overal gevaar.

Slapen deed ik die nacht niet. Niet omdat ik nou zo bang was om te sterven, maar omdat ik het zonde vond om te sterven vanwege hem.

Ooit was dat anders.

Er is een tijd geweest dat ik mijn leven voor hem had gegeven. Ik geloofde volledig in de mythe van familietrouw waar hij ons al die jaren in had onderwezen, in het ‘wij-tegen-de-rest-van-de-wereld’, sinds we door de Heineken-ontvoering in de samenleving als paria’s werden behandeld.

Maar toen ik erachter was gekomen dat hij in staat was zijn eigen familie te vermoorden, wist ik: niet de buitenwereld was de vijand, híj was de vijand. Die familietrouw was één grote leugen, waardoor hij ongehinderd zijn gang kon gaan.

Ik heb naast mijn zwager Cor van Hout gestaan in het mortuarium, zijn koude, levenloze hand vastgehouden en hem gesmeekt weer tot leven te komen, het leven dat mijn broer hem had ontnomen. Wim, die ernaar uitzag de volgende dag zijn eigen zoon te kunnen zien, terwijl Cor zijn kinderen nooit meer zou zien.

Die nacht in het chalet werd ik beheerst door de gedachte dat niemand wist waar wij waren, dat hij al sliep en geen weerstand zou bieden, dat ik alle DNA-sporen kon vernietigen door de boel in brand te steken.

Dat ik nu de kans had hem te vermoorden.

Na een slapeloze nacht reed ik de volgende dag naar huis, waar mijn zus Sonja al op me zat te wachten. Ik vertelde haar dat ik op het punt had gestaan om hem te vermoorden, maar te laf was geweest om het te doen.

‘Ik ben blij dat je het niet gedaan hebt, As,’ zei ze. ‘Ik wil niet dat hij er zo makkelijk vanaf komt. Die straf is te licht.’

Sonja wilde dat hij de rest van zijn leven in de gevangenis zou doorbrengen, dan zou hij elke dag ervaren hoe het voelde om te zijn verraden, zoals hij Cor had verraden.

Ze had gelijk. ‘Maar dat kan alleen als wij tegen hem opstaan en gaan getuigen,’ zei ik.

‘Ja,’ beaamde ze.

‘Dan weet je wat er gaat gebeuren.’

‘Ja, dat weet ik,’ antwoordde Sonja. ‘Maar misschien moeten we dat risico toch maar nemen.’

We hadden het er al vaak over gehad, maar telkens als we besloten hadden te verklaren, zagen we er toch weer vanaf – tot het moment dat ik geen keuze meer had.

Na zijn vrijlating had hij weinig vrienden meer over en daarom trok hij veel met mij op. Dat was ook wat ik wilde: hoe intensiever het contact met hem, des te meer informatie hij met mij deelde. Informatie die ik mogelijk tegen hem zou kunnen gebruiken. Maar veel contact bracht ook nogal wat risico’s met zich mee. Met zijn staat van dienst in het criminele circuit kon ik de mogelijkheid niet uitsluiten dat hij uit het leven geschoten zou worden. Hij was daar direct na zijn vrijlating in ieder geval zelf bang voor. Door veel met hem om te gaan liep ik de kans dat ik per ongeluk, of voor de volledigheid, ook werd meegenomen.

Als ik al niet bang hoefde te zijn voor de risico’s van een aanslag, dan moest ik wel bang zijn voor justitie: te veel omgang met Wim zou hun aloude waanbeeld bevestigen dat ik zijn consigliere was. Ik zou weer worden meegenomen in onderzoeken, en opnieuw geen privacy hebben. Getapt worden, gevolgd, spullen in beslag.

Het was iedere keer hetzelfde verhaal. En dat alleen maar omdat we ons niet openlijk van hem konden distantiëren, omdat justitie gewoon niet mocht weten hoe we werkelijk over hem dachten, omdat we dan het risico liepen dat hij daar – nota bene via hun eigen corrupte mensen! – achter zou komen.

Tenslotte gaf veel omgang met hem kennelijk ook zijn vijanden de indruk dat ik ‘samen met hem’ was, en gelet op mijn beroep misschien zelfs belangrijk voor hem was. Als je, zoals ik, strafadvocaat bent, zijn er maar weinig ‘collega’s’ van mijn broer die denken dat wij over de kleur van een nieuw behangetje of de laatste gebeurtenissen in Goede Tijden, Slechte Tijden praten.

Uit zeer betrouwbare bron kreeg ik te horen dat Wim verantwoordelijk werd gehouden voor de dood van de broer van Martin Hillegers in november 2013. Martin was een bekende crimineel met wie Wim sinds zijn vrijlating weer contact had. Om die reden was de opdracht gegeven ‘de zus van Willem Holleeder’ te liquideren. Het zou gaan om vergelding.

Welke zus werd er niet bij verteld. In plaats van het gebruikelijke broer voor een broer, was het dit keer een zus voor een broer. Op zich apart, maar wel logisch, want Wim had al jaren ruzie met Gerard en hij sprak daar openlijk over, dus ze zouden hem niet raken door zijn jongere broer te liquideren.

Sonja twijfelde nog steeds, maar ik vond dat ik geen andere keuze meer had dan tegen Wim te getuigen. Het risico dat ik om hem vermoord zou worden was in mijn ogen inmiddels net zo groot als het risico dat ik door hem vermoord zou worden wanneer ik zou verklaren.

Dus nam ik me voor te doen wat hij zelf ook altijd deed: dubbelspel spelen. Ik was ervan overtuigd dat het de enige kans was om te overleven. Dubbelspel spelen: ik had het geleerd van de beste – Wim zelf. Keer op keer had hij het gedaan, en steeds kwam hij ermee weg. Het verschafte hem altijd het best denkbare alibi, maar het zou ook dé oplossing van al mijn problemen kunnen zijn. Door tegelijkertijd met justitie te spreken, kon ik met Wim blijven praten zonder dat ik als zijn verlengstuk werd gezien. Kon ik hopelijk ook een einde maken aan de dreiging waaronder ik leefde, én zou ik Wim kunnen laten boeten voor wat hij allemaal had gedaan.

Ik wist maar al te goed dat het een riskante onderneming zou zijn, en was me er ten volle van bewust dat degenen die eerder geprobeerd hadden Wim aan te pakken door met justitie te praten, in zijn opdracht waren vermoord.

Tegelijkertijd wist ik dat als ik niets deed, hij nooit gestraft zou worden voor de moord op Cor en alle anderen, en dat vooruitzicht was na meer dan tien jaar zwijgen net zo erg als de gedachte aan wat hij met mij zou doen, als hij erachter zou komen dat ik had gepraat.

Ik was het zat mijn leven door angst te laten bepalen. Ik had al zo vaak op het punt gestaan iets tegen hem te ondernemen, het moest er nu maar eens van komen.

Judas
cover.html
half.html
title.html
copy.html
front.html
toc.html
chap01.html
part01.html
chap02.html
chap03.html
chap04.html
chap05.html
chap06.html
chap07.html
chap08.html
chap09.html
chap10.html
chap11.html
chap12.html
chap13.html
chap14.html
chap15.html
chap16.html
chap17.html
chap18.html
chap19.html
chap20.html
chap21.html
chap22.html
chap23.html
chap24.html
chap25.html
chap26.html
chap27.html
chap28.html
chap29_split_000.html
chap29_split_001.html
chap29_split_002.html
chap29_split_003.html
chap29_split_004.html
chap29_split_005.html
chap29_split_006.html
chap29_split_007.html
chap29_split_008.html
chap29_split_009.html
chap29_split_010.html
chap29_split_011.html
chap29_split_012.html
chap29_split_013.html
chap29_split_014.html
chap29_split_015.html
chap29_split_016.html
chap29_split_017.html
chap29_split_018.html
chap29_split_019.html
chap29_split_020.html
chap29_split_021.html
chap29_split_022.html
chap29_split_023.html
chap29_split_024.html
chap29_split_025.html
chap29_split_026.html
chap29_split_027.html
chap29_split_028.html
chap29_split_029.html
chap29_split_030.html
chap29_split_031.html
chap29_split_032.html
chap29_split_033.html
chap29_split_034.html
chap29_split_035.html
chap29_split_036.html
chap29_split_037.html
chap30.html
chap31.html
chap32.html
chap33.html
chap34.html
chap35.html
chap36.html
chap37.html
chap38.html
chap39.html
part02.html
chap40.html
chap41.html
chap42.html
chap43.html
chap44.html
chap45.html
chap46.html
chap47.html
chap48.html
chap49.html
chap50.html
chap51.html
chap52.html
chap53.html
chap54.html
chap55.html
chap56.html
chap57.html
chap58.html
chap59.html
chap60.html
chap61.html
chap62.html
chap63.html
chap64.html
chap65.html
chap66.html
chap67.html
chap68.html
chap69.html
chap70.html
chap71.html
chap72.html
chap73.html
chap74.html
chap75.html
chap76.html
chap77.html
chap78.html
chap79.html
a15e1d396149.html