Tap (Willem & Sonja)
W: Opkankeren nou. Wegwezen. Wegwezen met die grote bek tegen mij, oprotten!
S: Nee, helemaal niet, jij zegt tegen mij—
W: Oprotten, zeg ik! Anders sla ik je eruit. Ga weg nou.
S: Ik ga helemaal niet weg.
W: Nee? Boxer, luister, ga niet te ver hoor. Ik zweer het je hoor, zet me niet voor schut. (spuugt) Vuile hoer!
S: Ik zet jou niet voor schut.
W: Als je nog één keer tegen me schreeuwt, zal je zien wat ik met je doe, kankerhoer! Jij moet je bek houden nou tegen mij, begrijp je dat?
…
W: Je weet wat ik doe als het me niet bevalt. Dat weet je. Dat weten ze allemaal. Zo simpel is het. En dat blijft ook zo!
…
S: Als ik gewoon alles met jou kan bespreken, is er niets aan de hand, Wim.
W: Vieze, smerige stinkgluiperd, dat ben je. Wil je wat op papier gaan zetten, vieze hoer?
S: Wat nou?
W: Hé: ik ga wel wat op papier zetten, vieze hoer die je er bent, met je op papier zetten. Wie denk je dat je bent? Je moet gewoon op de blaren zitten, voor wat je zelf doet. En niet allemaal: ik ga het op papier zetten voor de politie. Mafkees, denk je dat iemand daar wat van gelooft?
S: Nee, niet. Maar als ik ga, gaat een ander ook.
W: Ja, hoe gaat dat dan?
S: Nou, weet ik veel, kan mij het schelen.
W: Is dat een dreigement? Een dreigement?
S: Nee, dat is geen dreigement.
W: Dan maak ik gelijk korte metten, hoor.
S: Nee.
W: Maak ik gelijk korte metten, hoor. D’r blijft niets over. Kijk uit wat je zegt, hè! Kijk uit wat je zegt en wat je doet, hoor, want je kan niet overal mee wegkomen, hè! Niet zoals je nou weer doet, achteraf. Straks ook niet, hè! Eén fout, luister, één fout… Kijk uit wat je doet!
S: Ik weet wel wie je bent, hoor, je hoeft het mij niet te zeggen.
W: Eén fout, hoor, één fout nog en het is klaar, hoor! Zo’n stukje, hoor, zijden draadje. Eén fout nog. Kankerhoer!