De aanslag in Amstelveen (2014)
Sonja is net bij me weg en ik lig lekker thuis op mijn bankje te doezelen als mijn telefoon gaat. Mijn secretaresse belt me huilend op, ze is helemaal over haar toeren en kan nauwelijks een woord uitbrengen. ‘Ik dacht dat jij het was,’ snikt ze. ‘Mijn zus belde me of ik teletekst op RTV Noord-Holland al had gelezen, omdat daar stond dat de zus van Holleeder was geliquideerd. Je weet niet wat ik voelde op dat moment. Ik heb echt even gedacht dat je dood was. Wat een kutmedia!’ riep ze.
En dat bleef zo nog even doorgaan.
Francis had mij daarvoor ook al gebeld, dat er een vrouw in Amstelveen Westwijk was geliquideerd en vroeg waar Sonja was. Maar die was toen nog bij mij, dus zij was het niet. Ik was het niet en Francis ook niet, en Miljuschka had ik direct al gecheckt, dus ik wist dat geen van ons het slachtoffer was. Het is niet voor niets dat we elkaar voortdurend bellen, want we houden er altijd rekening mee dat dit kan gebeuren.
Altijd als we sirenes horen, traumahelikopters zien, op het nieuws horen dat er iemand is doodgeschoten, checken we of het niet een van ons is. Dat doen we al sinds de eerste aanslag op Cor, maar waar het vroeger altijd om een van de jongens ging, houden we er door de laatste ontwikkelingen met Hillegers en Wim ook rekening mee dat het een van ons vrouwen kan overkomen.
Mensen waren heel erg geschrokken en ik kreeg verschillende telefoontjes en berichtjes met de vraag of we nog leefden. Het was een rare belevenis, even was het alsof ik een blik in de toekomst kon werpen. Ik was levend en wel getuige van de berichtgeving van mijn eigen overlijden, of dat van Sonja, ik was getuige van het verdriet dat het mensen deed.
Het was voor Sonja en mij echt een bizarre situatie en het kwam op een moment dat we er al rekening mee hielden dat dit ons kon gebeuren. We waren er flink van onder de indruk, vooral omdat wij wisten dat dit ons lot zou kunnen zijn, als duidelijk werd dat wij tegen hem getuigden.
En toen belde hij.
Hij lachte: ‘Haha, haha. Ze dachten dat het Sonja was, hè? Nou, had gekund.’
‘Moet je daarom lachen?’ vroeg ik.
‘Ja, is toch grappig. Kan haar ook zomaar gebeuren, hè?’
Wat een imbeciel was het toch. Wat een zieke geest. Nog even duidelijk maken hoe de verhoudingen liggen, over de telefoon zelfs, hij durfde wel.
Ik kan me van de rest van het gesprek niets meer herinneren, zo woest was ik. Ik weet alleen nog dat hij Sonja nog even ging bellen om te vragen of ze echt niet dood was.
De slechtheid van die man blijft me verbazen.
9 december 2014
De volgende ochtend stond hij al heel vroeg voor mijn deur.
‘Bel Sonja even, en zeg dat ze komt.’
Ik belde Sonja en vroeg of ze koffie kwam drinken.
Hij wilde weer even druk op de afpersketel zetten en deze gebeurtenis kwam hem daarbij goed uit. We zaten samen binnen op haar te wachten.
S: Goedemorgen. Wat gezellig zo vroeg, zeg.
W: Ja, wij gaan straks een kogelvrij vest voor je kopen.
S: Ach, sodemieter op nou, echt niet?
W: Ja, echt wel.
S: Ach, doe jij nou eens normaal, mafkees.
W: Ja, wat denk jij nou?
S: Wat?
W: Denk jij dat het jou niet kan gebeuren? Dat die Boellaard, die een psychopaat is en die de hele dag met een wapen rondloopt… Als die een spin in ze hoofd krijgt, dat hij jou niet doodschiet dan? Hij heeft die douanier ook doodgeschoten. Het is gewoon een imbeciel, hè. Jij denkt maar dat het allemaal zo makkelijk is, met je Petertje. Maar daarom denk ik inderdaad dat ik een kogelvrij vest voor je moet kopen. Je bent levensgevaarlijk.
Hij haalde zijn bekende truc weer uit de doos: nee, ik bemiddelde alleen maar tussen Mieremet en Endstra, ik heb Endstra alleen maar willen beschermen. Of nee, ik heb Cor alleen maar willen waarschuwen tegen Klepper en Mieremet. Zij hadden slechte plannen, ik wilde alleen maar Cor helpen.
Dit keer haalde hij Meijer en Boellaard van stal, niet wetende dat wij het met hen allang hadden ‘uitgesproken’ in ’t Kalfje, in Ouderkerk aan de Amstel. Zij wilden ook geld van de film en probeerden ons daartoe te bewegen. Wij hebben hen toen luid en duidelijk te verstaan gegeven dat er niks te halen viel, behalve de schulden van Cor, en dat ze die maar op zich moesten nemen, want dat ging om hún Heinekenontvoering.
Dat riepen we zo luid en zo duidelijk in het restaurant dat iedereen naar ons keek, en al snel verging hen de interesse om hun plan door te zetten.
Ik was dat ook echt zat: het afpersen van een weerloze vrouw en haar kinderen, en zich ondertussen maar beroepen op hun intense vriendschap met Cor. Wat voor een vriend ben je dan, als je dat zijn vrouw en kinderen aan wilt doen? Neem de schulden van Cor uit de periode dat je zelf geld met hem verdiend hebt, wees een echte vriend of op zijn minst een kerel.
S: Ik ga wel naar die jongen toe.
W: Naar wie?
S: Naar Boellaard.
W: Wat ga je doen dan? Ga je bijdehand doen?
S: Nee, ik ga niet bijdehand doen.
W: Ga je bijdehand doen dan? Denk jij dat hij dat gaat pikken?
S: Ik ga niet bijdehand doen. Maar waarom zou die jongen mij wat doen dan?
W: Omdat jij de centen van de film hebt, Box. En omdat hun voelen dat ze in de mailing worden genomen en ze ook niet die film wilden. Ik heb het nou honderd keer met je besproken. En dan kan je wel net doen alsof je stoer bent, met je ik ga ernaartoe…
S: Ik doe niet stoer!
W: Maar als je stoer gaat doen dan neem je je eigen verantwoording hè, en wat er dan gebeurt is je eigen verantwoording, want je moet niet mij in de problemen brengen omdat jij nog denkt stoer te doen.
S: Ik doe niet stoer.
W: Want je kan wel stoer doen, maar gisteren was je niet zo stoer.
S: Maar ik—
W: Als ze morgen naar je toe komen en je door je pan schieten, wat dan? Dan moet ik het op gaan lossen. Met je Petertje. Het is iets wat gewoon zo kan gebeuren, hè. Want denk je nou echt… Kijk, die mensen zijn wel bang voor mij… Denk je nou echt dat hun twee imbecielen zijn die gewoon niks durven? Wat denk jij nou, Son… Ze hebben op de politie, op alles geschoten. Ze hebben toen die tijd die douanier doodgeschoten. Denk jij nou echt dat zij gek zijn? Dat ze naar jouw pijpen dansen omdat jij zegt van—
Zo doet hij het. Ik was blij met dit soort opnamen, want het toont precies zijn werkwijze en de reden waarom hij altijd buiten schot blijft bij justitie. Hij gebruikt de naam van een ander, zodat hij altijd als alibi kan opvoeren dat hij alleen maar heeft willen waarschuwen. Hij zegt niet dat hij zelf degene is die afperst en vermoordt. Nee, het is altijd een ander voor wie hij komt waarschuwen, mensen die zelf niet eens weten dat ze gebruikt worden, maar zo wel zijn alibi vormen.
S: Naar mijn pijpen?
W: Omdat jij zegt… Oprotten, want ik ben Sonja Holleeder.
S: Helemaal niet. Dat zeg ik helemaal niet.
W: O nee, maar hoe zie je het dan?
S: Hoe ik het zie?
W: Ja, hoe jij het ziet. Want als jij doodgeschoten wordt, moet ik toch weer wat doen. Waarom moet je mijn leven verkankeren met die Peter van je? Waar heb ik dat aan te danken? Ik moet voorkomen. Ik moet er gewoon voor gaan zitten, omdat jij dat met Petertje besloten hebt. Jullie hebben me wat laten tekenen, ik weet niet eens wat. Dat weet ik gewoon echt niet. Maakt verder niet uit… maakt verder niet uit… Maar ga niet stoer doen met je ik ga er wel even naartoe met je grote bek.
S: Nee, maar ik bedoel—
W: Nee, want je weet, jij kan helemaal niks.
S: Nee, ik kan ook niks.
W: Begrijp je, je weet niet wat je aangehaald hebt, Son. Dat is gewoon een slapende cel. Want er ken van alles gebeuren. Dan ken je wel stoer doen.
S: Nee, ik doe niet stoer. Maar ik denk niet dat zij mij wat gaan aandoen.
W: Maar weet je wat het is, of het nou vrienden van Cor zijn, het is allemaal ellende van jouw gedrag. Mensen voelen zich allemaal benadeeld en zitten allemaal tegen mij samen te spannen voor jou, omdat jij gewoon met je Petertje die film hebt gemaakt. En iedereen naar die film heeft uitgekeken en gedacht er wat aan te verdienen. En jij loopt maar als madam…
S: Ik loop helemaal niet als madam.
Het gesprek wordt vervolgd op straat, waar hij Sonja publiekelijk helemaal verrot scheldt. Ze zegt iets over de persoon waar zijn woede zich nu weer op richt, volgens hem een vriendje van Zwarte Leen, iemand waarvan het vermoeden bestond dat Wim die ook wilde laten omleggen.
S: Die man vindt jou alleen maar aardig.
W: Weet je wat het is, Son, van de honderd mensen die zeggen dat ze me aardig vinden, menen drie het echt.
A: Nou, ik denk geen drie.
W: Oké, één dan. En die ene durft waarschijnlijk nog niet eens eerlijk te zeggen dat ie me niet aardig vindt.
Aan zelfkennis geen gebrek, zou ik zeggen, en zo is het ook. Hij kent zichzelf heel goed, weet wanneer hij gas moet geven en gas terug moet nemen, het touw moet aantrekken of het touw wat moet laten vieren. Hij verliest geen controle, hij doet alleen maar alsof om angst aan te jagen en zo zijn doel te bereiken, want even verderop, nadat wij Sonja stijf gescholden achter hebben gelaten, zegt hij, als ik hem wijs op de juridische status van de filmrechten: ‘Maar As, het gaat me er niet om hoe het juridisch zit, juridisch zit het helemaal dichtgetimmerd, het gaat erom dat mensen zich in de maling genomen voelen.’
Hij was aan het afpersen en de intens trieste liquidatie van een vrouw met jonge kinderen in Amstelveen gebruikte hij als aanleiding om zijn slachtoffer, Sonja, te intimideren.