De ontvoering van Gerard (1999)

Cor kreeg in de bajes goed contact met Ronald van Essen. Hij zou een vermogen hebben verdiend in de xtc-handel en dat deels via Willem Endstra hebben belegd in onroerend goed. Endstra zou hem hebben belazerd. Zowel Cor als Van Essen hadden een hekel aan Endstra, en dat schiep een band.

In september 1999 werd Wim gearresteerd voor de vondst van een verboden wapenarsenaal op de Nachtwachtlaan, de woning die hij lange tijd had ondergehuurd.

Wim zat inmiddels een aantal weken vast toen Sonja mij belde. Ik werkte toen ruim een jaar bij Bos en Lommer Advocaten en zat in mijn kamer aan mijn bureau.

‘As,’ zei ze, ‘Gerard is opgehaald door de politie.’

‘Serieus?’ vroeg ik. ‘Waarvoor dat dan?’

‘Wacht, ik geef je Gerards vrouw even.’

‘Met mij,’ hoorde ik haar zeggen.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik.

‘Nou, vanmorgen, nadat de kinderen naar school waren, werd er aangebeld. Dus ik liep naar beneden en vroeg: “Wie is daar?” Er werd geroepen: “Politie, openmaken die deur!” Toen deed ik open en stormden ze naar boven. Gerard lag nog op bed. Ze grepen hem vast en sloegen hem met een vuurwapen op zijn kop. Het bloed spoot tegen de muren. Ze sleurden hem het bed uit en schreeuwden dat hij mee moest komen,’ vertelde ze buiten adem.

‘Waar is hij nu dan?’

‘Dat weet ik niet.’

‘Hebben ze niet gezegd naar welk bureau ze hem brachten?’

‘Nee.’

‘Hebben ze gezegd waarom ze hem kwamen arresteren?’

‘Nee, alleen dat hij mee moest.’

‘Dus je weet niks?’

‘Nee, eigenlijk niet.’

‘Wacht,’ zei ik, ‘ik ga Bram wel even bellen.’

Ik belde het kantoor van Bram Moszkowicz en kreeg zijn secretaresse aan de lijn. ‘Lydia, is Bram daar? Mijn broertje Gerard is gearresteerd.’

‘Ja Astrid, ik verbind je door.’

Ik vertelde Bram wat er was gebeurd, dat de politie Gerard had opgehaald en dat ze hem flink hadden geslagen. Hij antwoordde dat ze een stelletje fascisten waren, en dat hij zou uitzoeken op welk bureau hij zat.

Ik zat ondertussen op mijn kamer, die ik deelde met collega Erik. Hij had mijn gesprekken gehoord en vroeg: ‘Alles in orde, As?’

‘Ik hoop het,’ zei ik, ‘ik begrijp hier niks van: waarom moeten ze mijn broertje Gerard hebben? Die zou nog niet zwart met de tram rijden. En waarom zouden ze hem zo moeten slaan? Hij lag nog op bed, hij deed niet eens wat.’

‘Ja, dat is wel heel asociaal,’ antwoordde Erik.

Op dat moment ging de telefoon. Het was Lydia, de secretaresse van Bram. ‘Astrid?’ begon ze aarzelend.

‘Ja,’ zei ik, ‘weet je al waar hij zit?’

‘Nou, eerlijk gezegd niet.’ Ze klonk ongerust. ‘Hij zit op geen enkel bureau.’

‘Hoezo, dat kan toch niet, hij moet toch ergens zijn, willen ze het niet zeggen?’ vroeg ik geërgerd.

‘Nee, ze weten dat hij nergens zit, want de politie heeft hem niet meegenomen.’

‘Wat bedoel je?’

‘Hij is niet door de politie gearresteerd, dus moet iemand anders hem hebben meegenomen.’

Ik schrok. ‘Dus hij is ontvoerd?’

‘Ik ben bang van wel,’ zei Lydia.

‘En nu?’

‘Dat weet ik ook niet,’ antwoordde ze.

‘Wil je zorgen dat Wim dit hoort, Lydia?’

‘Ja,’ zei ze, ‘ik zorg dat hij het weet.’

Ik belde Sonja. ‘De politie heeft hem niet. Hij is misschien ontvoerd.’

‘Ontvoerd?’

‘Ja,’ zei ik. ‘Geef me Gerards vrouw maar weer.’

Ik kreeg haar aan de lijn.

‘Vertel nog eens wat er precies is gebeurd. Waarom dacht jij dat het politie was?’

‘Omdat ze dat riepen en omdat ze jassen aan hadden met een embleem erop,’ zei ze.

‘Wat voor embleem?’

‘Iets met APU erop,’ antwoordde ze.

‘Hebben ze zich gelegitimeerd?’

‘Nee, dat niet.’

‘Hoe zagen ze eruit?’ vroeg ik.

‘Gewoon, twee normale Hollandse mannen.’

‘Heb je hun gezicht kunnen zien?’

‘Ja,’ zei ze, ‘gewoon open en bloot.’

Die opmerking sloeg in als een bom. Als Gerard ze kon herkennen, was de kans groot dat ze hem niet meer vrij wilden laten, dat ze hem zouden vermoorden. Misschien was hij al dood? Waar was hij? Mijn kleine broertje, wat zou hij bang zijn op dat moment. Ik moest wat doen, ik wist dat elke seconde telde. Gerard moest gevonden worden. Maar hoe? Ik zou niet weten waar ik moest zoeken.

Sonja kwam weer aan de lijn.

‘Wat moet ik doen, As? Moet ik de politie bellen?’

‘Laat me even nadenken,’ zei ik, ‘ik bel je zo terug.’

Ik wist dat Wim niet op politie-inmenging zat te wachten, en hij zou het me al helemaal niet in dank afnemen als ik zou besluiten naar de politie te stappen zonder zijn toestemming. En ik zag ons al bij de politie aankomen. ‘Meneer, mijn broer is ontvoerd.’

‘Hoe heet uw broer?’

‘Holleeder.’

Ik zag hun reactie al voor me: de broer van de Heinekenontvoerder was nu zelf ontvoerd, maar goed ook! Eerlijk gezegd verwachtte ik alleen maar hoongelach. En als ze in actie zouden komen, zou dat alleen zijn om ons weer onder de loep te nemen. Maar ik kon niets anders bedenken, ik moest iets doen, Gerard was misschien wel in levensgevaar.

Ik gokte erop dat de politie zich toch zou inzetten om Gerard te vinden, ondanks dat hij ‘de broer van’ was. Ik belde Rob om te vragen of hij er ook zo over dacht, hij had tenslotte ervaring met dit soort crisissituaties.

‘Je moet zeker de politie inschakelen,’ zei hij, ‘want elke seconde telt, en zij zijn de enigen die mogelijkheden hebben tot opsporing.’

Nou, dat was niet zo. Wim kon dat ook wel, maar die was er niet, die zat vast, dus besloot ik Sonja te bellen en haar naar het bureau te sturen. Rob ging met haar mee, zodat ze niet zou worden uitgelachen omdat ze een Holleeder was. Rob dwong als oud-politieman bij zijn collega’s altijd direct respect af.

Samen arriveerden ze op politiebureau Amstelveen en Sonja meldde zich bij de balie: ‘Ik kom aangifte doen van ontvoering.’

‘Dan ga ik iemand halen. Wacht u daar maar even,’ zei de vrouwelijke agent.

Sonja en Rob gingen zitten. Op dat moment belde Wim, die door Lydia was ingelicht, en hij vroeg Sonja wat er aan de hand was.

‘Gerard is ontvoerd. Ik ben nu op het bureau, aangifte doen.’

‘Wat? Niks ervan! Weg daar! Geen aangifte doen!’ reageerde Wim.

‘Oké,’ antwoordde ze. ‘Kom Rob, we moeten weg.’

‘Maar we moeten nog aangifte doen, er komt zo iemand aan,’ zei hij verbaasd.

‘Nee, we gaan weg. Het mag niet van Wim.’

‘Hoezo: “Het mag niet van Wim”?’

‘Het mag niet, kom we gaan,’ zei Sonja en liep weg.

Rob begreep er niets van, hij vond het een volledig onverantwoorde beslissing van Sonja en wilde zelf aangifte doen. Sonja moest moeite doen om hem dat uit zijn hoofd te praten en hem met haar mee te krijgen. Wim zei niet doen en dan moest hij daar ook naar luisteren. Als hij het wel zou doen, zou Sonja een probleem met Wim krijgen.

Arme Rob, zijn politieverleden had hem geleerd hoe te handelen, maar ons criminele verleden had ons geleerd dat het hoofd van de familie in dit soort situaties beslist.

‘En Gerard dan? Wat als er wel wat met hem gebeurt?’ vroeg Rob me vol onbegrip later op de dag.

‘Dat is Wims beslissing. Sonja beslist niet. Jij ook niet, jij mag je er niet mee bemoeien.’

Rob keek me aan alsof ik hem ter plekke castreerde. ‘Dus iedereen moet maar doen wat de pater familias zegt?’ zei hij, terwijl hij besefte dat hij daar zelf ook onder viel.

‘Ja,’ zei ik, ‘iedereen.’

‘En dat vind jij normaal?’ Hij had kennelijk het idee dat hij niet tot mij doordrong, maar ik begreep heel goed wat hij zei.

‘Ja, dat is bij ons in de familie normaal.’

‘Maar dat is niet normaal,’ antwoordde hij.

‘Ik heb ook nooit gezegd dat ik een normale familie heb. Dit is hoe het gaat bij ons, klaar.’

Ik stond op het punt waar ik altijd op enig moment aankwam in mijn relaties en vriendschappen. Niemand in mijn kennissen- en vriendenkring kwam ooit terecht in de crisissituaties die zich in onze familie voordeden: poging tot liquidatie, ontvoering, invallen, arrestaties. Het was voor hen dan ook niet te begrijpen hoe wij daarop als familie reageerden. Een buitenstaander dacht vanuit de normen en waarden die voor normale burgers golden. Ik kwam uit een familie met heel andere regels en een daarvan is dat Wim beslist wat er moet gebeuren. Hij kon overzien wat er speelde en daar moesten wij op vertrouwen. Een buitenstaander kon dat niet begrijpen en zich er meestal niet mee verenigen. Het leidde altijd tot onbegrip en dat snapte ik goed, maar ik kon er niks mee – het was nu eenmaal zo.

Na een aantal uren zenuwslopende spanning werd er gebeld. Het was Gerard. Hij was vrijgelaten! Ze hadden hem gedwongen een schuldbekentenis te tekenen: Wim moest tien miljoen betalen. Gerard werkte in de gokhal op de Wallen, die voor de scheiding en deling tussen Cor en Wim ooit gezamenlijk bezit was geweest en de ontvoerders hadden uit die gokhal een geldbedrag meegenomen. Daarna lieten ze hem gaan.

Wim regisseerde vanuit de gevangenis dat Gerard met Klepper besprak wat er was gebeurd. Sonja moest met Mieremet bij Wim op bezoek, om daar het hele verhaal te doen.

‘Hij wil dat ik op bezoek kom met die engerd!’ zei Sonja.

‘Dan zal je wel moeten. Cor zegt altijd dat je moet doen alsof er niets aan de hand is.’

‘Ja,’ zei Sonja, ‘en als ik weiger, dan beledig ik hem misschien wel en maak ik nog meer problemen.’

‘Hij kent echt geen grenzen, hè Son?’

‘Nee,’ zei ze, ‘ik kan niet bevatten dat hij mij samen met die gek laat komen.’

Tijdens het bezoek zat Sonja naast Mieremet. Ze moest het verhaal over Gerard vertellen. Mieremet zat erbij en sprak met Wim. Al die tijd durfde ze hem niet aan te kijken, en voelde niets anders dan een beklemmende angst voor de man die haar met zoveel geweld had geconfronteerd.

Volgens Gerard zat Cor achter zijn ontvoering. Een van de ontvoerders liet zich op enig moment de woorden ‘die tyfus-Endstra’ ontvallen. Cors nieuwe vriend Van Essen had nog vele miljoenen van Endstra tegoed, en het leek erop dat het tekenen van de schuldbekentenis daarvoor was bedoeld.

Het was aannemelijk dat Cor voor, of misschien wel samen met Van Essen een poging deed om geld te halen bij Endstra, via Wim.

‘Was je bang?’ vroeg ik aan Gerard.

‘Nee,’ antwoordde hij droog als altijd.

‘Ik wel,’ zei ik. De tranen liepen over mijn wangen. ‘Ik was zo bang toen ik hoorde dat ze geen gezichtsbedekking droegen. Ik dacht dat ze je zouden vermoorden. Jij niet?’

‘Het maakte mij eigenlijk niet uit. Ik dacht: ik zie wel, ik kan nu toch niets doen. Ik was allang blij dat ze me meenamen, het huis uit. Ik was bang dat ze mijn vrouw wat aan zouden doen. Daarna was ik niet meer bang.’

Typisch Gerard, altijd berustend in zijn lot.

De bijdrage van Cor aan het conflict tussen Van Essen en Endstra was een ongelukkige. Gerard had dit niet verdiend, hij was goed met Cor, was er altijd voor hem geweest als hij hem nodig had en nu deed hij dit.

Gerard, die tot die tijd nog gewoon gezellig bij hem over de vloer kwam, beëindigde het contact met Cor. Cor wilde nog een gesprek met hem om het uit te praten, maar Gerard had daar geen behoefte aan.

‘Ik weet dat jij het was, Cor. Ik hoef daar niet over te praten en ik hoef je ook niet meer te zien.’ Door de ruzie tussen Cor en Wim was Gerard nu slachtoffer en daarom was hij klaar met beide mannen. ‘Ik wil gewoon mijn werk doen,’ zei hij, ‘en niet meer geconfronteerd worden met al die gekkigheid. Zoek het met elkaar uit, maar laat mij lekker met rust.’

Volgens mij had Gerard gelijk en was Cor verantwoordelijk voor zijn ontvoering. Gerard had uren met zijn ontvoerders doorgebracht, en ze van top tot teen kunnen bestuderen. Geen enkele ontvoerder had Gerard onder die omstandigheden laten leven, behalve als ze daar de instructie toe hadden gehad. Van Cor.

Cor koos met zijn daad nadrukkelijk partij voor Van Essen in zijn conflict met Endstra, en dat plaatste hem tegelijkertijd recht tegenover Wim.

Tegen het einde van 1999 kwam Cor, als gevolg van de deal met Teeven, vervroegd vrij. Hij vierde Kerstmis met Sonja, de kinderen en wat vrienden in Antwerpen. Op tweede kerstdag werd hij gebeld en liep van tafel.

‘Ze hebben geprobeerd Ronald van Essen te liquideren,’ zei hij na afloop van zijn telefoongesprek tegen Sonja.

Van Essen was door zijn hoofd geschoten. Hij overleefde de moordpoging, maar zou voor de rest van zijn leven aan een rolstoel gekluisterd blijven. Naar de miljoenen die hij tegoed had van Endstra kon hij fluiten. Geld voor boodschappen had zijn vrouw niet. Ze jatte bij de Albert Heijn biefstuk voor haar man.

Cor was ontdaan door het lot van Van Essen, een lot waar Willem Endstra en Wim garen bij sponnen.

Judas
cover.html
half.html
title.html
copy.html
front.html
toc.html
chap01.html
part01.html
chap02.html
chap03.html
chap04.html
chap05.html
chap06.html
chap07.html
chap08.html
chap09.html
chap10.html
chap11.html
chap12.html
chap13.html
chap14.html
chap15.html
chap16.html
chap17.html
chap18.html
chap19.html
chap20.html
chap21.html
chap22.html
chap23.html
chap24.html
chap25.html
chap26.html
chap27.html
chap28.html
chap29_split_000.html
chap29_split_001.html
chap29_split_002.html
chap29_split_003.html
chap29_split_004.html
chap29_split_005.html
chap29_split_006.html
chap29_split_007.html
chap29_split_008.html
chap29_split_009.html
chap29_split_010.html
chap29_split_011.html
chap29_split_012.html
chap29_split_013.html
chap29_split_014.html
chap29_split_015.html
chap29_split_016.html
chap29_split_017.html
chap29_split_018.html
chap29_split_019.html
chap29_split_020.html
chap29_split_021.html
chap29_split_022.html
chap29_split_023.html
chap29_split_024.html
chap29_split_025.html
chap29_split_026.html
chap29_split_027.html
chap29_split_028.html
chap29_split_029.html
chap29_split_030.html
chap29_split_031.html
chap29_split_032.html
chap29_split_033.html
chap29_split_034.html
chap29_split_035.html
chap29_split_036.html
chap29_split_037.html
chap30.html
chap31.html
chap32.html
chap33.html
chap34.html
chap35.html
chap36.html
chap37.html
chap38.html
chap39.html
part02.html
chap40.html
chap41.html
chap42.html
chap43.html
chap44.html
chap45.html
chap46.html
chap47.html
chap48.html
chap49.html
chap50.html
chap51.html
chap52.html
chap53.html
chap54.html
chap55.html
chap56.html
chap57.html
chap58.html
chap59.html
chap60.html
chap61.html
chap62.html
chap63.html
chap64.html
chap65.html
chap66.html
chap67.html
chap68.html
chap69.html
chap70.html
chap71.html
chap72.html
chap73.html
chap74.html
chap75.html
chap76.html
chap77.html
chap78.html
chap79.html
a15e1d396149.html