Na de dood van Cor (2003)
Onmiddellijk nadat Cor was vermoord trok ik bij Sonja in en kwam niet meer naar huis, waar Rob elke dag om vijf uur op mij zat te wachten in afwachting van het eten dat om zes uur op tafel zou worden gezet.
Maar dat was wel het laatste waar mijn hoofd naar stond, en ik begreep echt niet waar iemand zich druk om kon maken. Hij steunde mij op geen enkele wijze bij het verlies van Cor. Ik was ongelooflijk verdrietig, maar kon hem dat niet tonen, want hij was jaloers op de aandacht die mijn familie wéér opeiste. Hij werd wéér buitengesloten. En dat was ook zo.
Op dat moment gingen Cor, Sonja en de kinderen voor.
Rob stuurde een sms waarin hij klaagde dat hij al drie dagen geen verse groente had gegeten. Ik moest lachen. Lachen om de absurditeit van die opmerking. Cor was dood en hij klaagde over verse groente! Zijn opmerking zei mij genoeg.
Wij hadden geen toekomst meer.
***
Na de dood van Cor bepaalde Wim Sonja’s leven. Haar huis was zijn huis. Hij liep er in en uit, en nam ongegeneerd het restant uit zijn periode met Klepper en Mieremet mee: Sandra.
Sonja moest op haar passen, zodat hij zich ongehinderd met zijn andere vrouwen bezig kon houden. En als Sonja niet kon, moest Francis opdraven.
Sandra was niet de enige vrouw die ze moest animeren, maar ze was wel de weduwe van de man die medeverantwoordelijk was voor de beschieting van haarzelf, haar man en kind. Een vrouw die kwam uit het kamp dat ze verfoeide, en tegen wie ze nu aardig moest doen.
Het animeren van zijn verschillende vrouwen was niet Sonja’s enige taak. Wims leven liep gevaar, Sonja moest hem chauffeuren in zijn kogelwerende auto wanneer hij daar behoefte aan had. Dan moest Sonja de auto ophalen, die stond gestald in een garagebox in Amstelveen, van de straat af, zodat ze er geen volgapparatuur of bom onder konden plaatsen.
‘Het is wel extreem dubbel, hè Son? Uitgerekend jij moet hem helpen te overleven,’ zei ik toen Sonja tijdens het eten weer eens onmiddellijk weg moest, omdat ze Wim ergens heen moest rijden.
‘Af en toe maakt het me gek in mijn kop,’ antwoordde ze.
‘Hoe hou je het vol?’ vroeg ik.
‘Voor de kinderen. Voor hen hou ik het vol, anders had ik allang een einde aan mijn leven gemaakt. Was ik lekker bij Cor gaan liggen.’
Ze stond op van de tafel. ‘Ik ga, anders gaat hij weer schreeuwen waar ik blijf.’
***
Kort na de begrafenis zei Wim: ‘Weet je wat het is, As, het is beter zo. Ze huilen twee maanden, en dan zijn ze het weer vergeten. Die dikke was toch een kankerhond.’
Op de dag zelf had hij nog met ons op de bank zitten huilen, deelde hij met iedereen zijn zogenaamde verdriet. Zo kon hij de verdenking niet op zich laden, maar nu zei hij dit. De toneelspeler.
Tegen Sonja had hij hetzelfde gezegd en later las ik datzelfde zinnetje terug in de achterbankgesprekken van Endstra, zelfs tegen hem had hij zo gepraat over de man die ooit zijn bloedgabber was.
Hij bemoeide zich opzichtig met de planning van de begrafenis, alles alleen maar om de verdenking bij zich weg te houden.
Later ging hij ook nog zogenaamd meebetalen. Hij hoorde een gesprek tussen Sonja en de begrafenisondernemer aan wie zij nog een klein bedrag moest betalen, maar dat op dat moment niet had. Wim zag daarin onmiddellijk een kans om zijn alibi kracht bij te zetten, liet mij het bedrag van zijn rekening overmaken en riep vervolgens overal dat hij de begrafenis had betaald.
Dat is waar hij het immers voor deed, voor de beeldvorming, beter gezegd: voor het beeld dat paste bij een onschuldige. De waarheid was dat hij het geld dat hij zo ‘genereus’ had gegeven, kort daarna weer terug had gevraagd. Hij liet me daarvoor naar de Stadhouderskade komen.
‘Loop even mee,’ zei hij. ‘Nog nieuws?’
‘Nee, geen nieuws.’
‘Oké, goed zo. Hé As, dat geld dat ik voor die begrafenis heb betaald, ik vind dat eigenlijk toch wel zonde van mijn geld. Het is wit geld, ik moet het toch maar weer op mijn rekening zien te krijgen.’
Ik voelde een steek in mijn maag. Zei hij nou zonde? Ja, tuurlijk was het nu ‘zonde’. Hij had zijn doel al bereikt, hij had kunnen roepen dat hij had meebetaald en maakte daar in het criminele circuit gemakshalve van dat hij álles had betaald.
‘Ik heb het haar eigenlijk geleend, hè, omdat ze even niet genoeg had.’
Oké, het was ineens een lening. Prima, toch? Wij wilden toch niet dat hij mee zou betalen, Sonja al helemaal niet – ze raakte erdoor van streek.
Ik had Sonja alleen maar kunnen overreden het te accepteren omdat hij anders zou denken dat wij hem als dader zagen.
Sonja was blij dat ze het terug kon storten. Diezelfde dag stond het geld weer op zijn rekening.