Richie (2013/2003)

In 1993 kregen Sonja en Cor een zoon. Cor was dolblij. Hij vernoemde zijn zoon naar wat hij altijd had willen zijn: rich. Richie was twee jaar oud toen hij de eerste moordaanslag op zijn vader overleefde. Hij was zeven toen Wim hem een pistool op zijn hoofdje zette om Sonja en mij te dwingen te vertellen waar Cor verbleef, zodat hij hem kon laten liquideren, en hij was negen jaar oud toen zijn vader overleed.

Na het overlijden van Cor claimde Wim de plaats van de vader die hij had laten vermoorden. Hij eiste dat Cors gezin hem respect toonde. Richie, vol verdriet om het verlies van zijn vader, moest naar hem luisteren als hij vertelde dat zijn vader eigenlijk een ‘dikke hond’ was.

Het jochie moest aanhoren hoe Wim zijn vader beledigde, vernederde en kleineerde. Aanhoren hoe hij zijn eigen grootheid en status opklopte, ten koste van zijn vader. Wim genoot er ten overstaan van Richie van dat hij de man in wiens schaduw hij altijd had moeten leven, had verslagen.

Richie had een natuurlijke afkeer van de man die de nagedachtenis aan zijn vader verwoestte. Hij was te boos om te ‘doen alsof’: doen alsof hij hem aardig vond, doen alsof hij respect voor hem had, doen alsof hij naar hem luisterde. En te jong om te begrijpen hoe gevaarlijk dat was.

Amper tien jaar oud gedroeg hij zich op een koele, flegmatieke manier tegenover hem. Hij was Wim – op die leeftijd al – een doorn in het oog. ‘Wie denkt dat pleurisjoch wel dat hij is?’ brieste Wim. ‘Denkt hij dat hij net als zijn vader is? Dan mag hij wel oppassen, je weet wat ik doe, hè,’ kregen wij dan te horen.

Ja, wij wisten dat, maar voor zijn veiligheid hadden wij Richie nooit verteld dat Wim de opdracht had gegeven voor de moord op zijn vader. Integendeel, alle suggesties in de media hadden wij altijd actief weersproken, bang dat Richie zich een keer zou verspreken en vergelding zou volgen.

Richie had ons zelf nooit gevraagd hoe het zat, alsof het niet nodig was te vragen naar wat hij al wist. Hij ging zijn eigen weg en hield zich afzijdig van Wim.

Dat laatste irriteerde Wim nog het meest.

In de tijd dat Wim vastzat (2006-2012), groeide Richie uit tot het evenbeeld van zijn vader, zowel qua uiterlijk als innerlijk. Hij is één gezicht met Cor, hij heeft precies dezelfde lichaamsbouw, zijn karakter en vooral zijn humor. Hij is sociaal, overal een graag geziene gast. Hij maakt van het leven een feestje, zoals Cor dat altijd had gedaan – en waar Wim nooit toe in staat was, omdat hij geen talent heeft voor levensvreugde.

Richie toonde geen enkele belangstelling voor zijn oom die in de gevangenis zat, hij had maling aan Wim, ook al herinnerde die hem er regelmatig aan dat hij toch de beruchte Willem Holleeder was. Hij toonde hem ‘geen respect’ vond Wim, en het deed zijn haat tegen Richie alleen maar toenemen.

Richie toonde zich niet van hem onder de indruk, hij vond criminaliteit ook volledig oninteressant. Hij was een talentvol tennisser en sportte intensief, iets wat wij hadden gestimuleerd, juist om hem bij de criminaliteit weg te houden.

Wij wisten dat de kans groot was dat Wim eens een aanleiding zou zoeken om met Richie te beginnen, en met in ons achterhoofd zijn opmerkingen over ‘kinderen niet groot laten worden, zodat ze geen wraak kunnen nemen’, waren wij er niet gerust op dat het met Richie goed zou aflopen als Wim weer vrij was.

Dus toen de mogelijkheid zich voordeed voor Richie om te kunnen tennissen in Amerika, stuurden we hem daarnaartoe. Veilig weg van hier.

Hij liet het autootje dat hij bezat en waar hij zo trots op was achter: een Volkswagen Polo. Met Richie in Amerika vond Wim dat hij wel in die auto kon rijden, en omdat hij dat wilde moest Sonja die auto afstaan.

Het was negen uur ’s avonds toen de bel ging.

‘Kom je naar beneden?’

En ik ging.

A: Hoe gaat ie?

W: Nou weet je, Assie, ik ben het eigenlijk een beetje zat. Assie, ik moet steeds op de scooter naar huis toe. Het regent, het is koud, ik heb slecht zicht, het is echt gevaarlijk. Maar Sonja heeft nog een autootje van die jongen staan. Die staat daar gewoon. Dan kan ik die toch gebruiken? Waarom heeft zij niet gezegd dat ik die mag gebruiken? Ik kan geen auto op mijn naam hebben. Dan kan ik toch die auto pakken? Waarom heeft ze mij die auto niet gegeven? Dus hun mogen rondrijden in auto’s en ik moet op de scooter in de kou? Waar betalen ze dat van?

A: Maar Wim, je hebt toch al een auto? Die auto die op naam staat van die garagehouder in Haarlem?

W: Ja, en? Wat doet dat er nou toe?

A: Nou, dan kan je daar toch in rijden? Dan heb je het ook niet koud.

W: Nee, Assie. Zo werkt het niet. Zij had mij die auto gewoon moeten lenen! Dat is toch normaal? We zijn toch familie? Het maakt niet uit dat ik nog een auto heb staan. Zij had mij die auto gelijk al moeten geven.

A: Dan kan je toch vragen die auto te lenen?

W: Nee Assie, luister Assie, ik hoef niet te vragen, zij had mij die auto moeten geven. Ze weet toch dat het slecht weer is en ik helemaal op de scooter moet, door de kou en de regen? Waarom heeft zij mij dat autootje niet gegeven? Zelf rijden ze in auto’s en ik moet op de scooter? Als ik val met die scooter, dan zal ze zien wat ik met haar doe. Ik breek haar kaak, sla haar tanden uit haar mond. Zij heeft geld, hè?

Dat hij al een auto had, waardoor hij helemaal niet door de kou hoefde, kon hij in zijn beschuldiging van Sonja niet gebruiken, dus dat liet hij volledig buiten beschouwing: ‘Dat deed er niet toe.’

Het ging erom dat Sonja de auto van Richie niet wilde geven en dáárdoor moest hij op de scooter, met alle ongemakken en gevaren van dien. Het was een onnavolgbare redenering, die ook niet logisch hoefde te zijn voor het doel dat hij ermee voor ogen had; hij had de aanleiding gevonden, en daarmee het conflict, dat het voor hem rechtvaardigde om Sonja af te persen.

Het autootje van Richie was slechts een opstapje naar waar het werkelijk om ging: geld.

Later die avond haastte ik mij nog naar Sonja om het haar te vertellen, en vroeg haar of het niet beter was het autootje toch maar af te geven, zodat hij geen reden had om met haar te beginnen.

Maar Sonja was niet van plan hem de auto te lenen: ‘Ik wil niet dat hij in de auto van Rich rijdt, As. Hij is bezig met handel in drugs en gekkigheid en ik wil niet dat Rich’ auto daarvoor wordt gebruikt. Hij heeft afspraken met drugsklanten en straks ziet justitie Rich’ auto en denken ze dat hij daarmee te maken heeft, of ze nemen die auto in beslag en dan heeft Rich niks meer wanneer hij terugkomt. Ik ga het echt niet doen,’ zei ze dapper.

De volgende dag stond hij weer voor mijn deur.

W: Assie, het is toch een schande! Zij rijden maar rond in auto’s en ik moet door weer en wind op de scooter. Maar zij heeft gewoon die auto van Rich staan. Waarom heeft zij mij het autootje van die jongen niet geleend? Ik moet daar niet om hoeven vragen. Dat moet zij uit zichzelf doen. Kan zij dat zelf niet bedenken? Zij wonen in huizen. Ik kan geen huis op me naam hebben. Ze heeft dus geld. Waarom heeft ze niet gezegd dat zij geld heeft? Je kunt geen huis en een auto betalen als je geen geld hebt. Zij heeft geld. Maar zij heeft geen recht op geld. Wat denkt ze wel?

Hij had Sonja, die hem zijn leven lang achter zijn kont had aangelopen, de rug toegekeerd vanwege geld. Alles had zij met hem meegemaakt en gedeeld. De nasleep van de Heinekenontvoering, elke week, soms twee keer per week naar Parijs op bezoek, altijd zijn kleren wassen, strijken, boodschappen doen, koken. Het deed er allemaal niet toe. Dat stelde niets voor. Veertig jaar trouwe dienst als de zuster die hij overal voor kon gebruiken, viel in het niet bij wat Sonja hem had ‘aangedaan’. Hij mocht het autootje van Richie niet lenen, en daarmee was Sonja van vriend vijand geworden.

Het is het moment dat wij allemaal vreesden en de reden waarom wij zo veel mogelijk voor hem deden. Niemand wil van vriend vijand worden.

Hoe en wanneer je van vriend vijand wordt, is onvoorspelbaar en afhankelijk van de vraag of jij iets hebt dat hij wil hebben. De aanleiding die hij gebruikt is altijd iets onbenulligs, of slechts een gedachte van hem. Je ziet het niet aankomen. Maar als het volgens hem is gebeurd, dan vertelt hij je dat jij hem leed toebrengt.

Daar kan hij niks aan doen, dat is jouw schuld.

Vanaf nu was alles Sonja’s schuld. Er hoefde hem maar even iets tegen te zitten, en het was haar schuld. Alles wat hij zelf had veroorzaakt, was de schuld van Sonja. Hij hield haar verantwoordelijk voor alles wat er misging in zijn leven, Sonja was ‘de nagel aan zijn doodskist’ en daarom moest ze betalen.

Dat was logisch, toch?

Ik probeerde zo lang mogelijk Sonja’s verdoemenis te rekken. ‘Maar hoe weet je nou of je die auto niet mag lenen? Je hebt het nog niet eens gevraagd,’ bleef ik hem maar voorhouden. ‘Je brandt Sonja al helemaal af, zonder dat je weet of ze het goedvindt.’

Ik wist dat hij het haar niet wilde vragen, want als ze ‘ja’ zou zeggen dan was het probleem opgelost, en zou hij weer een andere aanleiding moeten verzinnen voor het conflict dat hij nodig had om haar af te kunnen persen.

Ik deed net of ik gek was, en hij merkte dat hij mij niet mee kon krijgen in zijn argumentatie zonder dat hij die vraag aan Sonja had gesteld.

Twee dagen later stond hij weer voor de deur.

W: Assie, ze wil mij het autootje niet geven. Ik heb het haar gevraagd vandaag, of ik die auto mocht lenen. Gewoon om te kijken wat ze zou zeggen. Maar ze wil het niet geven. Wat een vieze hoer. Ze wil het me gewoon niet geven. Omdat ze niet wil dat ik er in rij. Dat justitie het dan in beslag neemt. Het gaat mij ook niet om dat autootje, want ik ga net zo makkelijk op de scooter, ik wilde gewoon zien of ze het wilde geven. Maar ze is nog niet klaar met me. Dit is pas het begin. Ik zal dat autootje even in de brand laten steken. Heeft die jongen ook niks meer. Ik niks, hij niks.

Hij had zijn antwoord en zijn aanleiding. Als een pitbull beet hij zich in haar vast, en zou niet meer loslaten.

Daar was hij weer:

W: Assie, dus ik moet op de scooter en zelf rijden ze rond in auto’s. Waar betalen ze dat van? Zij moet geld hebben. Geen geld? Laat me niet lachen, dan kun je niet in een auto rijden en in een huis wonen. Ze hebben geld. En weet je wat het is? Zij hebben geen recht op dat geld.

A: Maar als je met haar praat dan geeft ze die auto echt wel.

W: Nee, ik praat niet meer met haar.

A: Dan ga ik wel zeggen dat ze die auto aan jou afgeeft.

W: Nee, dat hoeft niet meer, zij mag die auto niet meer geven.

Zij ‘mag’ die auto niet meer ‘geven’, betekent dat hij geen oplossing van het conflict wil. Hij weigert een dialoog met haar aan te gaan, om een oplossing te voorkomen. Hij wil kunnen volhouden dat zij het is die hem leed toebrengt, dat zij hem dwingt om zich zo op te stellen. Want doordat zij hem leed toebrengt, is hij gerechtigd alles te doen om dat te compenseren; haar te verraden, uitspelen, bedreigen, afpersen – en uiteindelijk vermoorden.

Ook al heeft ze een leven lang lief en leed met hem gedeeld, ook al is ze zijn zusje.

Vanaf nu zou hij elke dag met zijn gespeelde verontwaardiging over Sonja aan mijn deur staan: de afpersing was begonnen en ik wist dat dit slecht zou aflopen voor Sonja.

Sonja en ik moesten proberen die slechte afloop zo lang mogelijk voor te blijven, en ondertussen bewijs tegen hem te verzamelen, dan konden we misschien nog net op tijd ons doel bereiken: hem laten boeten voor Cor.

In dat opzicht zat er ook een positieve kant aan deze treurnis. Hier lag mogelijk mijn kans om justitie te laten horen wat zijn motief voor de moord op Cor was geweest, want waarom meent hij recht te hebben op die erfenis, waarom heeft hij de lasten en zij de lusten? Misschien kon justitie dan eindelijk bewijzen dat hij achter de moord op Cor zat.

Als we allebei onze gesprekken met hem konden opnemen, bood de afpersing van Sonja – hoe vreselijk ook om te ondergaan – een uitgelezen kans om het heden met het verleden te verbinden en zijn daden uit het verleden te laten doorklinken in zijn uitspraken in het heden, want zoals een seriemoordenaar zijn trofeeën bewaart, komt ook hij er altijd weer op terug.

Ik kocht ook voor Sonja afluisterapparatuur.

‘Ik plaats het vaak aan de voorkant van mijn bh-bandje, tussen mijn borsten. Dan plak ik er een stukje tape overheen, zodat het goed vast blijft zitten,’ zei ik.

‘Hier?’ vroeg Sonja en het zat meteen zo vast als een huis, tussen haar cup D-borsten. Zij had geen plakbandje nodig om de boel op zijn plaats te houden.

Sonja was er klaar voor.

Judas
cover.html
half.html
title.html
copy.html
front.html
toc.html
chap01.html
part01.html
chap02.html
chap03.html
chap04.html
chap05.html
chap06.html
chap07.html
chap08.html
chap09.html
chap10.html
chap11.html
chap12.html
chap13.html
chap14.html
chap15.html
chap16.html
chap17.html
chap18.html
chap19.html
chap20.html
chap21.html
chap22.html
chap23.html
chap24.html
chap25.html
chap26.html
chap27.html
chap28.html
chap29_split_000.html
chap29_split_001.html
chap29_split_002.html
chap29_split_003.html
chap29_split_004.html
chap29_split_005.html
chap29_split_006.html
chap29_split_007.html
chap29_split_008.html
chap29_split_009.html
chap29_split_010.html
chap29_split_011.html
chap29_split_012.html
chap29_split_013.html
chap29_split_014.html
chap29_split_015.html
chap29_split_016.html
chap29_split_017.html
chap29_split_018.html
chap29_split_019.html
chap29_split_020.html
chap29_split_021.html
chap29_split_022.html
chap29_split_023.html
chap29_split_024.html
chap29_split_025.html
chap29_split_026.html
chap29_split_027.html
chap29_split_028.html
chap29_split_029.html
chap29_split_030.html
chap29_split_031.html
chap29_split_032.html
chap29_split_033.html
chap29_split_034.html
chap29_split_035.html
chap29_split_036.html
chap29_split_037.html
chap30.html
chap31.html
chap32.html
chap33.html
chap34.html
chap35.html
chap36.html
chap37.html
chap38.html
chap39.html
part02.html
chap40.html
chap41.html
chap42.html
chap43.html
chap44.html
chap45.html
chap46.html
chap47.html
chap48.html
chap49.html
chap50.html
chap51.html
chap52.html
chap53.html
chap54.html
chap55.html
chap56.html
chap57.html
chap58.html
chap59.html
chap60.html
chap61.html
chap62.html
chap63.html
chap64.html
chap65.html
chap66.html
chap67.html
chap68.html
chap69.html
chap70.html
chap71.html
chap72.html
chap73.html
chap74.html
chap75.html
chap76.html
chap77.html
chap78.html
chap79.html
a15e1d396149.html