De filmrechten (2013)
Sonja moet Wim vijftig procent geven van haar deel van de filmrechten. Ervan uitgaand dat hij mij in zijn kamp heeft getrokken en mij kan inzetten in zijn afpersingsspel met haar, heeft hij mij met die boodschap naar haar toe gestuurd.
Ik zeg hem dat zij niet van plan is vijftig procent te geven. Ik heb met Sonja van tevoren afgesproken dat dat de boodschap zou zijn. We wisten allebei dat hij daar niet mee akkoord zou gaan en dat het zijn agressie op zou wekken, met het risico dat hij Sonja iets aan zou doen. Maar we wilden nog een kans op een opname waar we wat aan hadden, die onze verklaring zou ondersteunen, waardoor we de moord op Cor zouden oplossen.
Normaal zouden we het nooit hebben aangedurfd om zijn woede uit te lokken, zouden we onmiddellijk instemmen met alles wat hij vroeg, maar het proces dat we in gang hadden gezet om hem voor Cor veroordeeld te krijgen, wilden we doorzetten, met of zonder justitie.
Wij hadden samen afgesproken dat als justitie niets deed, en daar leek het heel sterk op, wij hem zo wilden vastleggen dat wij voldoende bewijs hadden om ermee naar Peter de Vries of John van den Heuvel te gaan, om via de media alsnog een vervolging opgestart te krijgen.
A: Ik heb het met Son ook nog besproken en zij zegt: ik vind dat de kinderen ook recht hebben, de kinderen van Cor.
W: Dat moeten zij zelf weten, maar ik ga niet minder als vijfentwintig procent nemen. Zij doet maar met d’r geld wat zij wil, en ik doe met mijn geld wat ik wil, en als zij het aan de kinderen wil geven dan geeft zij het aan de kinderen, ze kan met mij niet pingelen, want ik ben zo klaar met haar.
A: Ja, maar zij zei eigenlijk: ieder twaalfenhalf procent dan. Door vieren. Ook voor de kinderen.
W: Nee, dan doen we het door acht. Gaan Meijer en Boellaard ook wat krijgen. Kijk As, ik ga niet op die twaalfenhalf procent zitten, dan ben ik er klaar mee. Dan gaat de film ook niet door, dan ben ik er helemaal klaar mee, dan heeft Box ook problemen, ik ga dat niet doen. Luister, het is heel simpel, ik heb te veel gezeur gehad, er ligt drie jaar op me nek.
A: Ja.
W: Door haar. Ze mag blij zijn als ik vijfentwintig procent pak en geen vijftig. Ik ben d’r gewoon klaar mee.
A: Je moet het zelf maar met haar uitzoeken.
W: Ik heb het haar al gezegd, hè? Dus ze weet het al.
A: Hmm.
W: Zo simpel is het, en zij kan wel weer een rekensom gaan maken, maar luister: daar heb ik niks mee te maken. Ik heb met haar rekensom niks te maken. Want ik ken wel blijven rekenen voor de Boxer, en het is weer zo en zo. Als ze zegt: ik doe het niet, is het ook goed. Zal je zien wat ik met d’r doe. Dan is zij aan de beurt, hè? Maakt mij ook niet uit, hè?
A: Nee.
W: Assie, luister. Ik ga dat niet meer doen, ik heb nu het boek gesloten. Ik ga niet meer pingelen. Ik moet door het stof, terwijl ik eigenlijk niet door het stof wil. Ik vind het goed, maar niet meer pingelen, niet meer vervelend doen. Wel vervelend doen, dan heb je echt ruzie. Dan heb ze echt ruzie. Dan heb ze echt een probleem met me. En Assie, ik ga dat niet anders doen en ik heb niets met Richie te maken. Weet je wat het is: Richie en Fran zijn niet bij me op bezoek geweest, één keertje, twee keertjes is Richie geweest, Fran is één keertje geweest. Ik heb met een Fran en een Richie niks te maken. Ze rijden in auto’s, ze hebben alles. Dat moeten ze zelf weten. Ik heb geen geld en zij gaan gewoon geld pakken. Ik ga met Peter ook gewoon praten hoe dat nou zit, wat gaat er overblijven. Wat gaat er gebeuren. Zeg maar tegen Sonja…
A: Ik ga Sonja vandaag niet meer zien, hoor.
W: Hoeft niet, ze kan met mij niet onderhandelen. Ik ben d’r helemaal klaar mee, en als zij nog vervelend blijft, dan zorg ik dat ze helemaal niks krijgt, dan geef ik alles aan Meijer en Boellaard en mijzelf, en dan is het gewoon klaar. Zij heb geen enkel recht, Richie heb geen enkel recht, Francis heb geen enkel recht. Ze rijden in auto’s, Assie! Zo werkt het in het leven, ze hebben me tot op het bot vernederd. Begrijp je? Astrid, luister…
A: Nee, Son is altijd bij je op bezoek geweest, Wim.
W: Ja, maar ik ga je dit zeggen: als ik bij Fran niet mag komen voor de bevalling en al die Marokkanen weten wel hoe het zit en die komen wel allemaal en iedereen is al geweest en ik mag komen als ze is uitgerust, dan beledig je me.
A: Hmm.
W: Begrijp je? Ten opzichte van iedereen beledigen ze me. En dan ga ik je zeggen: ik pak ze nou terug, want ik pak het ze gewoon af, en als ze het niet willen, dan kennen ze ’m krijgen (handgebaar vuurwapen). Dus zo simpel is het.
A: Nee. Het is wel familie, hè?
W: As, maakt me niks meer uit. Luister, ik laat me niet continu naaien in mijn kont door mijn familie, begrijp je? Het gaat altijd om geld, want ze durft nou weer om geld te vragen, ze wil me nou afschepen met twaalfenhalf procent, wie denk je dat je bent? Ze heeft recht op niks, op niks.
We lopen naar het huis van Sandra, de vriendin waar Wim het meest gebruik van maakt op dat moment. Daar aangekomen gaat hij gewoon verder.
‘Vijfentwintig procent is voor haar, vijfentwintig procent is voor mij, verder wil ik er niks over horen.’
‘Ik heb met die kinderen niks te maken. Die kinderen hebben voor mij nooit wat gedaan.’
‘Als zij de kinderen wat wil geven heb zij niks, is haar keus.’
‘Voor die vier procent wil ze ruzie. De man vier procent kan ze ruzie krijgen.’
‘Het gaat niet meer om het geld. Dat is helemaal niet belangrijk voor mij. Geld is nooit mijn drijfveer. Dit is geen geldsituatie. Het gaat om respect en eerlijkheid en daar til ik zwaar aan.’
‘Als ik ga beginnen houdt het op, dan is er geen weg terug.’
‘Het is een opstapeling van beledigingen.’
‘Dat hun boven mij staan.’
‘Maar verwacht niet van mij om iets eerlijks voor Fran te doen. Als ik het eerlijk doe, stomp ik haar hele kankerkop in elkaar. Met d’r grote bek.’
‘Ik neem vijfentwintig procent.’
‘Ze willen van mij afpakken wat van mij is.’
Die laatste quote brengt ons terug bij waar het om gaat: als Wim besluit dat iets van hem is, dan is het van hem. En als je het als rechtmatige eigenaar wilt behouden, dan pak je het van hem af.