Gerard getuigt niet (2015)
Mijn moeder zou vandaag door mijn broertje Gerard opgehaald worden om bij hem te eten. Rond een uur of een belt ze met de vraag of ik haar kan ophalen na het avondeten, omdat Gerard haar niet terug kan brengen.
Ik weet dat dit codetaal is om te zeggen dat Gerard mij wil spreken, maar ik heb geen tijd om vanavond weer vijfenveertig kilometer helemaal naar hem toe te rijden.
Als hij mij wil spreken kan dat, maar dan moet hij maar mijn kant op komen: ‘Ik kan niet, mam, maar je kan wel even een ijsje komen eten. Ik ben thuis.’
‘Gezellig,’ zegt ze.
Die ouwe weet precies hoe het werkt, die heeft ook een jarenlange training achter de rug. We begrijpen elkaar en ze komen naar mijn huis.
Gerard vertelt me dat vlak voordat hij wegging om mijn moeder op te halen de politie aan de deur was gekomen met de vraag of hij een gesprek met ze wilde voeren over Willem. Ze hadden hem een kaartje gegeven. Zijn eerste vraag was of ik dacht dat het echt politie was, want zijn vrouw had al eens eerder de deur opengedaan voor politie, maar dat bleken zijn ontvoerders te zijn.
Hij geeft me het kaartje en ik herkende de naam als een van de rechercheurs die mij ook had verhoord.
‘Ja, die ken ik, die is inderdaad van de politie. En?’ vraag ik. ‘Wat ga je doen?’
‘Ik wil wel met ze in gesprek over hem maar ik wil geen verklaring op papier, zodat het in het dossier komt en hij het te lezen krijgt.’
Ik ken zijn standpunt. Sonja en ik hadden hem al in 2011, nog voordat Wim vrijkwam, gevraagd of hij ook wilde getuigen als wij dat zouden doen. Maar ook toen zei hij hetzelfde: ‘Je gaat het niet overleven, dus waarom zou je het doen? Wat heb je daaraan?’ Dat standpunt neemt hij nog steeds in. ‘Wat hebben we er aan om alle drie dood te gaan? Dan kan ik tenminste nog voor mama zorgen als jullie er niet meer zijn.’