Cor, Sonja en Richie in Cannes (1997)
Ook al zette hij nog zo’n vriendelijk stemmetje op, ik vond het een vreemde vraag zo midden in de nacht. Ik was gelijk op mijn hoede. ‘Nee, zou ik niet weten,’ zei ik.
‘Luister,’ fluisterde hij, ‘ik moet weten waar hij woont. Dat is heel belangrijk, want Mieremet gaat het er niet bij laten zitten. Ik kan Sonja alleen beschermen als jij mij die informatie geeft, anders schieten ze een raket bij haar naar binnen en dan gaan ze allemaal. Ook de kinderen.’
‘Maar ik weet het niet.’
‘Jij bent toch altijd bij Son,’ drong hij aan, ‘ga luisteren. Dit is geen grapje. Die groep van Mieremet is levensgevaarlijk. Die hebben er al tientallen vermoord. Die doen dat voor hun plezier. En hij heeft hun echt beledigd.’
‘Hé luister, ik bemoei me daar niet mee.’
‘Hé luister?’ siste hij in mijn oor. ‘Dat zeg jij niet tegen mij: “Hé luister”. Wie denk jij dat je bent? Dat jij mij kan commanderen? Jij gaat gewoon doen wat ik zeg, anders gaat die hele kankerbende eraan. Gaat er een raket naar binnen en kan je je zusje bij elkaar gaan zoeken. Kies maar. Doe je het niet dan heb jij ze vermoord. Hoor je me? Dan heb jij ze vermoord. Jij bent verantwoordelijk!’
Ik verantwoordelijk voor het leven van zijn eigen familie en zijn eigen vriend? Wat een smerig plannetje. Maar hij zette me wel klem.
Ik wist ook dat die Mieremet gek was, en ik geloofde ook dat Mieremet het er niet bij zou laten zitten. Ik kende de verhalen over het geweld dat Mieremet en Klepper toepasten, en dat ze daar weinig aanleiding voor nodig hadden.
Toen wij in Cannes waren, was het schoonzusje van Mieremet mee en Cor zei tegen mij dat Mieremet ook haar man had gedaan, omdat hij haar geslagen had. Ook andere mensen uit de omgeving van Cor hadden met Mieremet te maken gehad. Van een van hen hadden ze de zoon total loss geslagen om niets, hij was om die reden naar het buitenland gevlucht.
Maar ik had natuurlijk vooral kennis gemaakt met hun gewelddadige kant door de aanslag in de Deurloostraat. Zij spaarden zelfs geen vrouw en kinderen, iedereen ging mee. Ik was van heel dichtbij met hun gewelddadige reputatie geconfronteerd, en omdat we allemaal wisten dat het niet bij die eerste aanslag zou blijven, nam ik de dreiging heel serieus.
Dat het nog een keer zou gebeuren had ik dus wel verwacht, maar niet dat uitgerekend híj met die boodschap bij mij zou komen. Dat hij zijn vriend verraden had door over te lopen naar het kamp van Mieremet was nog tot daar aan toe, maar dat hij hielp bij het omleggen van zijn beste vriend kon ik niet geloven.
En daar wilde hij mij bij gebruiken! Niet omdat hij dacht dat ik loyaal aan hem zou zijn, want hij wist dat ik altijd bij Cor en Sonja was, maar puur omdat hij wist dat ik zielsveel van die kinderen houd. Hij zette mij klem met dat wat mij lief was.
Als ik zou zeggen: ‘Rot op, ik bemoei me er niet mee,’ en er zou wat met Cor, Sonja en de kinderen gebeuren. Dan zou ik daar de rest van mijn leven spijt van hebben, dan zou ik me inderdaad verantwoordelijk voelen voor wat er met ze gebeurd was, omdat ik niks had gedaan om het te voorkomen.
Precies waar hij op uit was.
Enkel door het uitspreken van de woorden ‘jij bent verantwoordelijk’, had hij mij letterlijk verantwoordelijk gemaakt. Natuurlijk zei ik ook tegen mezelf gezegd: dat slaat nergens op, maar wat had ik daaraan als ze straks dood waren? Linksom of rechtsom had hij gelijk: ik was verantwoordelijk.
Niets doen was geen optie.
Ik had geen idee hoe ik het verder aan moest pakken. Tijdrekken was het enige wat ik kon bedenken, tot zich een oplossing aandiende. ‘Ik ga wel kijken wat ik kan doen,’ zei ik.
‘Goed zo.’
De volgende ochtend, heel vroeg, ben ik naar Sonja gegaan. Ik had de hele nacht liggen piekeren en geen oog dichtgedaan, op zoek naar een manier om hier uit te komen.
Ik moest Sonja in ieder geval vertellen dat ze allemaal gevaar liepen. En uit welke hoek het gevaar nu werkelijk kwam. Dat ik dat nu wist, en het hun kon vertellen, zag ik dan maar als een voordeel.
Anders dan voorheen, waren de verhoudingen nu duidelijk: hij zat in het kamp van Mieremet en was tegen Cor, zijn ‘bloedgabber’.
Sonja begon spontaan te hyperventileren toen ik haar vertelde wat er die nacht was gebeurd: ‘Wat? Hij dreigt met mijn kinderen? Eerst schieten ze Richie bijna dood en nu dreigen ze weer met mijn kinderen? Ik ga geen adres geven. Is hij helemaal gek geworden? Wat moet ik doen, As?’
‘Ik weet het ook niet. Zorg in ieder geval dat Cor hier niet meer komt. Ik zeg gewoon dat je geen adres weet en als je het wel zou weten, het niet geeft. Dat die Mieremet niet moet dreigen met je kinderen. Maar wees blij dat je nu weet wat hij van plan is, dan kun je het deze keer in ieder geval wel aan zien komen.’
Diezelfde avond stond hij alweer op de stoep. ‘En?’
Ik zei hem dat Sonja het niet wist en dat als ze het wist ze het niet zou zeggen.
‘O, ze kiest voor Corretje? Wat zij wil. Dat is niet verstandig van haar. Zeg haar dat maar.’
‘Zeg het haar zelf maar.’
‘Nee, ik kom daar nu niet meer in de buurt. Als er wat gebeurt, wil ik er ver vandaan blijven.’
Ondertussen had Sonja Cor verteld dat Klepper en Mieremet weer bezig waren, en dat Wim als boodschappenjongen optrad. Hij wilde dat Sonja en ik contact met Wim bleven houden en aanhoorden wat hij te zeggen had, onder het motto: beter je vijand dicht bij je houden. Informatie van hem trekken, dan wist hij tenminste wat ze van plan waren. Ik was het daar mee eens en zag daar het voordeel van, maar ik had toch ook mijn twijfels. Wat als Cor zich in een dronken bui zou verspreken tegen iemand en dat Mieremet, Klepper of Wim dat ter ore zou komen?
Dat zou echt niet gebeuren, had Cor bezworen. Maar ik was er niet gerust op, Cor wist vaak de volgende dag niet wat hij gedaan had. Ik was er echt niet blij mee. Als Wim en Mieremet erachter zouden komen dat ik Cor had ingelicht, zouden zij mij misschien ook laten vermoorden. Ik moest er dus rekening mee houden dat Cor zijn mond een keer voorbij zou praten. Ik dekte mezelf in door Wim te vertellen dat ik enkel op zijn verzoek de boodschappen door zou geven aan Sonja. Als Sonja Cor wat had doorverteld, dan kon ik daar niks aan doen.
Na die laatste keer bleef hij niet lang weg.
‘Luister As, ik hou dit niet lang tegen, hè? Dit is heel vervelend, wat ze doet.’
Hij kwam steeds met dezelfde boodschap. Hij wilde informatie over de plekken die Cor bezocht. Het begon hem te irriteren dat ik niets wist. ‘Neem me niet in de maling, Assie,’ zei hij. Hij begon de druk op mij op te voeren.
Mijn moeder stond in de keuken. Hij stond in de woonkamer, voor hem zat Richie op een stoel. Ik zat tegenover Richie op de bank.
Hij ging achter Richie staan, legde zijn arm om zijn nek, haalde een pistool uit zijn zak en richtte dat op Richies hoofd. ‘Hé, lieve Richie!’ riep hij. Hij keek mij aan en siste: ‘Vertel me waar hij is!’
Hij liet Richie weer los, keek me met zijn zwarte ogen indringend aan, en riep quasi-vrolijk naar de keuken: ‘Dag Stientje, het was gezellig, ik ga weer.’
Hij liep de deur uit.
Ik rende op Richie af en pakte hem vast.
Ik was verbijsterd: Richie bedreigen, zijn eigen neefje, míjn neefje, een kind van zeven. Waarom zou hij dat doen, als hij wilde voorkomen dat Sonja, Richie en Francis per ongeluk door Klepper en Mieremet werden vermoord? Want dat was steeds zijn verhaal geweest: ‘Ik doe het voor hun bestwil en dat moet jij ook doen, zodat ik kan zorgen dat hun niks wordt aangedaan.’
Het was volstrekt onlogisch wat hij deed en ineens begreep ik het: hij wilde hen niet beschermen tegen Mieremet en Klepper. Als hij hen wilde beschermen, als hij wilde voorkomen dat zij ook werden vermoord, dan zou hij Richie nooit zo pakken, dan zou hij bezorgd zijn om Rich. Maar hij was niet bezorgd om Sonja, Francis of Richie, hij gebruikte ze alleen maar in een poging dichter bij Cor te komen.
Hij was het die Cor wilde vermoorden en hij ging heel ver, omdat hij ongeduldig werd. Het ging hem niet snel genoeg. Cor moest dood, en hij was bereid Richie daarvoor in te zetten. Zijn ongeduld had zijn bloeddorst verraden.
Hij was het!
Sonja zou naar mijn moeder komen om Richie daar op te halen. Na wat er zojuist was gebeurd, wilde ik haar onmiddellijk zien.
Ik draaide haar nummer. ‘Ben je er al bijna?’ vroeg ik toen ze opnam. Voor ons is dit codetaal: kom snel, er is wat aan de hand.
‘Ik kom er nu aan,’ antwoordde ze gelijk.
‘Wat loop je nou te ijsberen,’ zei mijn moeder, ‘ga eens twee tellen op je kont zitten.’
Mijn moeder had niet gezien wat Wim bij Richie had gedaan, omdat ze in de keuken stond en ik kon het haar niet vertellen. Ze mocht niet alles weten, dat zou ze niet aankunnen.
Sonja kwam binnen en keek mij direct aan. Wat is er? vroegen haar ogen. Ik liep de wc in en zij liep achter mij aan. Mijn moeder en Richie mochten het niet horen. Ik deed het licht aan en zij deed de deur op slot. Ze ging voor me staan.
‘Wat is er?’ vroeg ze zachtjes.
Ik vertelde haar wat er was gebeurd. Sonja ogen werden groot, ze verstijfde en begon over haar hele lichaam te trillen. Ze zei niets.
‘Son, wat vind je ervan, wat hij gedaan heeft?’ Er kwam geen reactie. ‘Hé! Heb je geluisterd naar wat ik net heb verteld?’ zei ik met luide stem, in de hoop haar daarmee wakker te schrikken en een reactie te ontlokken.
Maar ze zei niets, ze bleef maar staren. Ik pakte haar bij haar schouders en schudde haar door elkaar. ‘Son! Doe normaal!’
‘Wat is er?’ schreeuwde mijn moeder vanuit de huiskamer. ‘Wat doen jullie?’
‘Niets!’ schreeuwde ik terug.
‘Son,’ zei ik, ‘word wakker, mama vraagt ook al wat er is.’
Maar ze zei niets, liep de wc uit, naar Richie, trok hem op haar schoot en begon te huilen.
‘Wat is er mam?’ vroeg Richie.
Mijn moeder keek vragend naar mij.
‘Niks,’ zei ik, ‘er is niks. Mam, bemoei je er maar niet mee. Son?’ vroeg ik, nog steeds op zoek naar een reactie.
‘Ik kan niet meer denken, As,’ zei Sonja, het antwoord dat ze altijd gaf als alles haar te veel werd.
Sonja was weer net zo angstig als toen de eerste aanslag had plaatsgevonden. Ze liet Richie geen seconde meer uit haar oog. Wim voerde de druk alleen maar op. Nadat hij zich als dader bekend had gemaakt door Richie te bedreigen, kwam hij daar steeds openlijker voor uit en verschuilde zich niet meer achter Klepper en Mieremet.
Hij vertelde dat er al Joego’s waren ingevlogen. Er stonden al mensen klaar. Hij kon het niet meer tegenhouden. Ze wisten inmiddels al waar Cor allemaal kwam. En hij bedreigde Sonja steeds nadrukkelijker.
Als ze het wilde overleven, moest Sonja ‘even wat doen’. Zij moest de gordijnen openlaten als Cor thuis was.
‘Als ze het niet doet, weet je wat er gaat gebeuren.’ Hij maakte weer dat gebaar. ‘Ga naar haar toe en zeg haar dat.’
Sonja was steeds moeilijker aanspreekbaar.
‘Son,’ vroeg ik, ‘slik jij weer meer medicijnen?’
‘Ja,’ zei ze.
‘Waarom nou? Je bent weer net een zombie! Stop daarmee.’
Ze had haar dosis antidepressiva en oxazepam verhoogd.
‘Nee, As, ik ga niet stoppen, anders word ik gek in mijn hoofd, ik kan dit niet aan zonder medicijnen. Met een pilletje kan ik het allemaal langs me heen laten gaan.’
Ik vertelde wat Wim van haar vroeg.
‘Dat ga ik niet doen,’ antwoordde ze emotieloos, ‘dan gaan we allemaal maar.’
De medicijnen deden hun werk. Wim had zijn gelijke getroffen: Sonja was nu net zo gevoelloos als hij en had ook geen angst meer.
Ik was met Richie en Francis bij mij thuis toen hij aanbelde. ‘Kom even naar beneden!’ riep hij.
‘Blijf jij even bij Fran, Rich,’ zei ik.
‘Nee!’ riep Richie in paniek.
Sinds de eerste aanslag in de Deurloostraat kon je niet bij hem vandaan lopen zonder dat hij angstig werd. Maar ik wilde hem niet mee naar beneden nemen naar Wim. Na wat er gebeurd was, hield ik hem liever uit de buurt van die judas.
‘Het moet even, jongen, je kan niet mee,’ zei ik.
‘Nee!’ riep hij en greep me vast.
‘Fran, hou hem hier,’ zei ik tegen Francis en trok hem van mij af.
‘Kom Rich,’ zei Francis en pakte hem van mij over. Ik liep naar beneden. Richie trok zich los en rende toch achter me aan.
‘Wat doet dat hier?’ vroeg Wim nors.
‘Ik krijg hem niet bij me vandaan. Hij is bang, dat weet je toch.’
‘Mmm,’ zei hij en keek vol onbegrip.
We stonden met zijn drietjes op de overloop, onder aan de trap. Wim en ik tegenover elkaar, Richie tussen ons in. Wim boog zich voorover, trok mij naar zich toe. ‘En?’ fluisterde hij.
‘Ze doet het niet,’ antwoordde ik.
‘Ze doet het niet?’ herhaalde hij. Ik zag de woede uit al zijn poriën barsten, en zijn ogen puilden van kwaadheid uit zijn kop.
Richie stond nog steeds tussen ons in. Wim pakte met zijn rechterhand een pistool uit zijn zak, trok mij met zijn linker-arm dichter naar zich toe en richtte het pistool boven het hoofd van Rich. ‘Ze kiest nog steeds voor Corretje? Ze weet niet wat ze aanhaalt. Moet ze zelf weten. Dan weet je wat er gebeurt.’
Hij liet mij los, ik pakte Richie vast en draaide me met hem om naar de trap, ik wilde Richie zo snel mogelijk bij Wim weg hebben en duwde hem voor me uit naar boven. Wim draaide zich woest om, stormde naar beneden en gooide met een klap de deur dicht.
Richie had niks gemerkt, omdat hij tussen ons ingeklemd zat, maar boven aan de trap stond een kind dat wel alles had gezien.
Ik vertelde Sonja wat er was gebeurd, omdat zij geweigerd had hem te helpen.
‘As, hoe kan hij dit doen? Bij Richie, die kleine garnaal? Ik kan die man niet begrijpen. Ik ken hem niet meer, hij wordt met de dag gekker.’
Ze liet haar lamellen vanaf dat moment permanent half-open staan, bang een verkeerd signaal te geven door ze helemaal open of dicht te doen.
Sonja had Cor ingelicht dat het weer begonnen was, maar Cor deed niets. We vertelden Cor niet alles, vooral niet over alle bedreigingen, omdat we bang waren voor een oorlog waarin wij en de kinderen ook zouden sneuvelen, maar Cor wist dat Wim en Mieremet doorgingen.
Ik begreep niet waarom Cor zelf niets deed.
Wim had inmiddels in de gaten dat hij via Sonja niet dichter bij Cor kwam. Hij had met Richie maximaal druk gezet, maar bij Sonja het tegenovergestelde bereikt. Ze bevroor, deed niets meer, reageerde nergens meer op, en hij leek het op te geven.
Hij was al langere tijd niet meer langsgeweest toen op 21 december 2000 Cor voor zijn woning werd beschoten. Cor riep gelijk tegen de politie dat Wim daarachter zat.
Wim heeft zijn betrokkenheid publiekelijk altijd ontkend. Hij schoof het op Mieremets bordje, zoals hij dat ook bij de eerste aanslag had gedaan. Alleen wist ik dat toen nog niet.
Dat bewijs kwam hij mij na 22 september 2002 brengen.
Als Cor de aanslag in 1996 niet had overleefd, was nooit aan het licht gekomen dat Wim contact onderhield met Mieremet en Klepper. En als Mieremet de aanslag op zijn eigen leven niet had overleefd, was de rol van Wim bij de aanslag op Cor nooit aan het licht gekomen.
John Mieremet werd op 26 februari 2002 op de Keizersgracht beschoten, nadat hij bij zijn advocaat Evert Hingst op bezoek was geweest. Hij begreep al snel dat Wim en consorten achter de aanslag zaten, omdat ze zijn geld, dat hij bij Endstra had belegd, niet wilden teruggeven.
Zijn enige overlevingskans leek de publicatie van een interview met John van den Heuvel in De Telegraaf van 22 september 2002. Mieremet vertelde daarin over de rol van Willem Endstra als bankier van de onderwereld en mijn broer als bewaker van die bank.
Kort na de publicatie van het interview werd er bij Van den Heuvel ingebroken en werd zijn computer meegenomen. Willem Endstra en Wim hadden een paar Joegoslaven bij Van den Heuvel naar binnen gegooid, en Wim bracht mij een print van de aantekeningen die Van den Heuvel had gemaakt, op basis van een aantal gesprekken met John Mieremet.
Hij vroeg mij die aantekeningen door te lezen en te zeggen wat ik ervan vond. Ik vond het stuitend. Er stond in te lezen dat hij in 1996 de woning in de Deurloostraat aan Mieremet en Klepper had aangewezen.
Vóór de eerste aanslag dus!
Wim was niet pas na de eerste aanslag op Cor overgelopen, hij was daarvóór al onderdeel van kamp-Mieremet. Hij had een bijdrage geleverd aan de eerste aanslag en niet alleen het leven van zijn vriend, maar ook dat van zijn zusje en zijn neefje, aan hen uitgeleverd.
Alle puzzelstukjes vielen op hun plaats: zijn gedrag na de eerste aanslag, zijn zogenaamde gedwongen overstap naar het kamp van Mieremet, zijn introductie van mij bij hen, de horloges die hij voor hen had gekocht, de boete die Sonja aan hem had betaald.
Hij was altijd al met hen samen geweest.
Ineens was het glashelder waarom hij zo vastberaden was de liquidatie van Cor te voltooien.