Goudsnip (2007)
‘Op dertig plekken in binnen- en buitenland werden acht arrestaties verricht die, vierentwintig jaar later, allemaal te maken hebben met de ontvoering van Freddy Heineken. Na de ontvoering van de biermagnaat bleef zo’n zes miljoen gulden losgeld spoorloos. Justitie denkt nu de witwassers van dat geld te pakken te hebben. Volgens justitie is het losgeld belegd in prostitutiepanden en gokhallen in Amsterdam en Alkmaar.’
Het was landelijk nieuws, in de krant, op de radio en op de televisie, die 3e juli in 2007. Sonja en ik werden ervan beschuldigd het Heineken-losgeld te hebben witgewassen, via de erfenis van Cor. De volgende dag stond op de voorpagina van De Telegraaf: ‘Zus Holleeder verdacht’.
‘Dat gaat Wim niet leuk vinden,’ zei Sonja gespannen, ‘weer het losgeld.’
‘Nee, dat is een ding dat zeker is. Dit raakt hem ook. Maar ik heb nergens gehoord dat hij ook wordt vervolgd. Dat begrijp ik niet,’ antwoordde ik.
‘Nee, ik ook niet, laten we hopen dat het zo blijft, want anders hebben wij het weer gedaan.’
We waren niet bang om de strijd aan te gaan met justitie. Wij waren bang voor Wim.
‘Zou hij het al weten?’ vervolgde Sonja.
‘Nou, dat lijkt me moeilijk te missen,’ zei ik, ‘als je die explosie op het nieuws ziet. En anders zal het niet lang duren voordat informant Sandra hem op de hoogte brengt.’
‘Doe niet zo onaardig,’ zei Sonja, ‘dat meisje kan er ook niks aan doen, die moet ook alleen maar doen wat hij zegt.’
‘Pas nou maar op dat je hierover niks tegen haar zegt, ze is helemaal idolaat van hem. Die vertelt hem nog wat wij een week geleden hebben gegeten.’
Wim was op 12 april 2007 geopereerd aan zijn hart, en revalideerde op de ziekenhuisafdeling van de gevangenis in Scheveningen. Daar had hij de publiciteit ongetwijfeld opgevangen.
‘Hij wordt woest,’ zei ik tegen Sonja. ‘Het Heineken-losgeld witgewassen op de Wallen en de Achterdam. Robbie weer vol in beeld. Hij zit te wachten tot hij ook wordt aangehouden voor die zaak. Die slaapt echt niet. Dat gaat hij ons kwalijk nemen. Als hij zijn gokhallen kwijtraakt, wordt hij gek. Wij hebben echt een groot probleem.’
Wim was bang dat het verleden hem zou inhalen. Het Goudsnip-onderzoek ging over zijn misdrijven. De overvallen werden weer opgerakeld, het Heineken-losgeld was weer actueel, de investeringen op de Wallen, de verdeling en de erfenis die rechtstreeks samenhing met de moord op Cor, allemaal zaken waar hij tot nu toe mee weg was gekomen, stonden weer volop in de aandacht.
Het was een voor de buitenwereld onzichtbare, geheime werkelijkheid die tot in het heden voortduurde. Wim wist dat wij altijd zouden blijven zwijgen over het Heineken-losgeld, de verdeling, de aanslagen, en de uiteindelijke moord op Cor, op straffe van vergelding. Maar wat als er meer verklaringen volgden?
Sonja kon natuurlijk niet wegblijven bij het bezoekuur in het penitentiair ziekenhuis in Scheveningen en moest de confrontatie met Wim, en zijn vermoedelijke wetenschap over de kwestie die speelde, aangaan. Op het moment dat ze binnenliep, kwam de stoom al uit zijn oren. Hij was tijdens het hele bezoek zwaar geïrriteerd en maakte duidelijk dat hij pertinent geen last wilde krijgen van dit onderzoek naar ons. Het was onze schuld.
Sonja bracht mij de boodschap over, maar ik had allang begrepen wat ik moest doen: zorgen dat hij buiten dit zogeheten Goudsnip-onderzoek bleef, dat feitelijk volledig over hem ging, zijn carrière in de misdaad, zijn losgeld. Ik moest die zaak zien te winnen zodat hij geen schade leed, anders zou hij ons daar verantwoordelijk voor houden.
Daar ging ik weer: ik werd door justitie rechtstreeks in de armen van mijn gestoorde broer gedreven. Zouden ze zich bewust zijn geweest van het gevaar dat ze voor ons creëerden? Of deden ze het opzettelijk, om te kijken of wij onder deze druk zouden verraden dat hij Cor had gedaan? Dat zou nooit gebeuren, die keuze was makkelijk. Onze angst voor Wim was vele malen groter dan de angst om vast te komen zitten.
Vastzitten overleef je wel, Wim niet.
Ik had twee redenen om me meer dan honderd procent voor deze zaak in te zetten. Als ik werd veroordeeld, zou ik wellicht mijn werk als advocaat niet meer kunnen uitoefenen en dat gunde ik justitie niet, dat wilden ze al zo lang, en zo graag. De belangrijkste reden was echter dat ik Wim buiten het onderzoek moest houden. Ik had niet één maar twee geduchte tegenstanders.
Ik kon niet anders dan de volledige criminele loopbaan van Wim en Cor nagaan om op basis daarvan te verdedigen dat zij geen losgeld hadden en dat ook niet hadden geïnvesteerd. Dagenlang zat ik in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag om hun dertigjarige geschiedenis uit te zoeken. Veel was zo oud, dat het alleen nog op microfiche was bewaard. Een andere manier om het verleden te achterhalen was er niet.
Het was een vier jaar durende hel. Overdag las ik over Cor en Wim, ’s nachts droomde ik over Cor en had nachtmerries over Wim. Door die vervolging leefde ik elke dag met hen.
Maar we slaagden erin Wim buiten het Goudsnip-onderzoek te houden. Hem werd het witwassen van Heineken-losgeld niet verweten, integendeel: in plaats van dat justitie hem vervolgde, onderzochten ze of er geld bij Sonja te vinden was. Precies zoals Wim graag wilde.
‘Ze willen schikken,’ had Sonja’s advocaat Willem Jebbink gezegd. ‘Ik adviseer je het niet te doen. We zijn vier jaar verder en ze hebben geen zaak, daarom willen ze schikken, anders hadden ze het allang voor de rechter gebracht. Maar jij beslist, uiteraard.’
‘Ik denk er even over na,’ antwoordde Sonja. ‘Ik kom er later bij je op terug, is dat goed?’
We verlieten het advocatenkantoor en liepen over de gracht.
‘Ik hoef daar niet over na te denken,’ zei Sonja, ‘ik heb daar al over nagedacht. Ik wil wél schikken, want weet je wat het is: ze gaan mij nooit met rust laten. Cor had een deal met Teeven en met de fiscus, en toch komen ze weer. Als je niet met ze praat, blijven ze achter je aankomen. En wij kunnen niet met hen praten. Niet over het losgeld, niet over de Wallen, niet over de Achterdam, niet over de moord op Cor, niet over hem, want dan vermoordt hij ons en onze kinderen. Weet je wat het is, As? Je kunt het nooit winnen, als je geen verrader bent. Dat is het,’ sprak Sonja plechtig.
Ze had gelijk.
‘En hij weet dat. Denk je dat ik over hem durf te praten, terwijl ik weet dat hij mijn man heeft laten vermoorden? En meer mensen, hè? As, we kunnen het niet winnen, want we kunnen niks over hem zeggen.’
‘Dat ben ik niet met je eens. We kunnen het makkelijk winnen. Als advocaat zeg ik je dat je deze zaak gaat winnen.’
‘En dan, As? Wat heb ik eraan om te winnen? Dat justitie mijn geld niet afpakt? Als justitie het niet afpakt, dan pakt hij het wel af. Denk je nou echt dat hij me met rust gaat laten? Dat is precies waar het hem om begonnen is: Cor uit de weg ruimen en alles afpakken. Cor bij me weghalen, en zodra ik alleen sta, precies doen wat hij zegt. Alles afgeven wat ik heb. Dan geef ik het nog liever aan justitie, want ik gun het hem niet dat hij wint, dat het hem gelukt is voordeel te halen bij Cors dood,’ zei Sonja.
Ze had dit bijzonder goed doordacht en ik was het grondig met haar eens.
‘Dan schik je. We laten het ze morgen weten.’
‘Het Openbaar Ministerie stelt als voorwaarde dat je een verklaring aflegt,’ zei Sonja’s advocaat, nadat hij Sonja’s bereidheid om te schikken had doorgegeven.
‘Dat doe ik niet,’ zei ze en keek me geschrokken aan. ‘Dat is nou precies wat we niet wilden: verklaren. Dat kan ik niet hoor, As,’ wendde ze zich tot mij.
Ik wist dat ze dat niet zou kunnen. Ze was doodsbenauwd iets verkeerds te zeggen over Wim.
‘Ik kan vragen of ze instemmen met een schriftelijke verklaring,’ opperde Jebbink.
Dat mocht. Sonja kon schriftelijk verklaren.
‘Je begrijpt dat ik niets over hem ga zeggen in mijn verklaring, hè?’ zei ze tegen me alsof ik haar daarom zou veroordelen.
‘Natuurlijk begrijp ik dat,’ antwoordde ik.
‘Als ik niets over hem zeg, dan lieg ik toch niet?’
‘Je kunt hem eigenlijk niet uit je verklaring weglaten. Je moet over het losgeld verklaren, de verdeling. Dan kun je niet anders dan liegen, maar het is niet zomaar een leugentje om bestwil: het is liegen om te overleven. We moeten wel, want we weten welke straf er voor ons op praten met de politie staat. Het is overmacht, je kunt niet anders.’
‘Dan hou ik hem overal buiten,’ zei Sonja.
‘Je hebt het voordeel dat je hem die schriftelijke verklaring kunt laten zien als het nodig is, dat je kunt bewijzen dat je niet over hem hebt verklaard.’
‘Ja,’ zei Sonja. ‘Vooruit dan maar.’
Sonja schikte en gaf alles af wat ze had. Maanden later werd mijn zaak geseponeerd.
Het Openbaar Ministerie maakte de schikking met Sonja op 30 januari 2013 openbaar. In de krant verscheen een persbericht dat Sonja 1,1 miljoen euro had betaald.
De volgende dag stond Wim bij me op de stoep. ‘Kom even,’ riep hij en ik ging.
We liepen de straat uit en hij begon er meteen over. ‘As, ik heb het even laten rusten, maar ik ben natuurlijk niet achterlijk, hè? Sonja moet niet denken dat ze slim is, want dan word ik boos.’ Het bericht over de schikking had zijn belangstelling weer gewekt. ‘Ze heeft de hele tijd gezegd dat ze geen geld had, en nou moet ik in de krant lezen dat ze geld heeft betaald. Ze heeft dus wel geld, maar dat geld is niet van haar, daar heeft zij geen recht op. Je denkt toch niet dat zij de lusten kan hebben en ik de lasten?’
Als hij ‘de lasten’ uitspreekt beeldt hij met zijn hand het pistool uit waarmee hij Cor heeft laten vermoorden.
‘Maar dat geld heeft ze anderhalf jaar geleden al ingeleverd,’ lichtte ik hem Sonja’s situatie toe. ‘Ze komen nu pas met dat bericht, maar ze heeft allang niks meer. Sonja wilde juist dat ze met het onderzoek zouden stoppen, zodat jij er geen last mee kon krijgen. Daarom heeft ze het ingeleverd.’
Ik kon hem moeilijk vertellen dat Sonja dit al aan had zien komen en liever had dat justitie het geld kreeg, dan dat hij het zou krijgen.
‘Daar heb ik me ook de pleuris voor gewerkt, om het bij jou weg te houden,’ zei ik.
‘Ja, schatje,’ zei hij mierzoet, ‘dat weet ik, maar je weet niet of ik er niet nog een keer last mee krijg, hè? En dat ga ik niet accepteren. Het kan niet zo zijn dat zij als een madam in de rondte gaat en in een auto rijdt, en dat ik de ellende heb. Dat gaat niet. Luister, zij heeft gewoon geld en dat geld is niet van haar, dat moet zij gewoon afstaan, en anders ga ik vervelend doen.’
***
Sandra belt: ‘Kom je even langs?’ Het betekent: je broer is hier, hij wil je spreken.
Voor de deur staat hij me al op te wachten, met een woeste blik in zijn ogen. Hij knikt met zijn hoofd dat ik hem moet volgen.
Zwijgend lopen we enkele honderden meters naast elkaar, ik voel dat hij door het dolle heen is. Plotseling staat hij stil en gaat voor me staan, trekt me naar zich toe en sist in mijn oor. ‘Jullie hebben mij zwartgemaakt bij justitie, daarom heeft zij die schikking!’
‘Nee, Wim, hoe kom je daar nou bij!’ Ik schrik van de plotselinge aanval.
‘Nee? Ja! Je kunt geen deal krijgen zonder dat je een verklaring aflegt! Jullie hebben over mij gepraat!’ zegt hij woedend.
Ik word bang en probeer hem te kalmeren. ‘Wim, echt niet! We hebben niet over jou gepraat.’
Dat was ten tijde van het treffen van Sonja’s schikking in 2011 ook niet zo. Maar dat was nu – in 2013 – heel anders. De paniek vloog me naar de keel. Wat een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Nu verdacht hij ons ervan te praten vanwege de schikking van Sonja met justitie, ruim anderhalf jaar eerder. Erger nog, hij scheerde mij met Sonja over een kam. Hij zag ons voor het eerst als één geheel, en dat was een slecht teken. Hij moet het idee houden dat ik met hem ben – dat we samen tegen Sonja zijn – als ik zijn vertrouwen wil behouden. Dit gaat niet goed zo.
‘Wim, ik heb nog nooit een verklaring afgelegd, en dat ga ik ook nooit doen. Ik heb jou nou juist overal buiten gehouden. Ze kunnen niks beginnen tegen jou, daar heb ik me de pleuris voor gewerkt, Wim.’ Ik probeer zo zeker mogelijk op hem over te komen.
Ik wist dat ik maar beter zo weinig mogelijk kon zeggen, want in zo’n situatie legt hij ieder weerwoord verkeerd uit. Het beste wat ik nu kon doen, was wachten tot hij klaar was met zijn monoloog.
Ik ging naar huis met een onbehaaglijk gevoel. Ik kon dit zaadje in zijn hoofd niet uit laten woekeren tot een volgroeide gedachte, want dan zou het verkeerd aflopen.
Toen ik hem weer zag, kwam ik er heel voorzichtig op terug. Ik moest laten zien dat het vanzelfsprekend was, dat zijn wantrouwen niet op mij van toepassing kon zijn, en begon daarom alleen over Sonja.
‘Wim, ik heb het toch allemaal op papier staan. Ze heeft niet gepraat met de kit, ze heeft alleen een schriftelijke verklaring afgelegd en die heb ik toch zelf met haar gemaakt? Ik kan het je zo laten lezen. Lees het, dan weet je het precies,’ drong ik aan.
Ik zag dat hij ontspande.
Door het op die manier over Sonja te hebben, liet ik zien dat ik altijd zijn belang in het oog heb gehouden en dat overtuigde hem van mijn loyaliteit aan hem. Ik zat weer aan de goede kant.
‘Maar het is allemaal wel heel vervelend, As,’ vervolgde hij. ‘Ik heb er allemaal niets aan.’
‘Nee, maar echt: ze kunnen niks met jou.’
Hij leek voor het moment overtuigd. Hij liet het weer even rusten, maar dat duurde bij hem nooit lang.
In oktober 2013 verscheen een boek over Cor, waar zijn broer en zussen aan mee hadden gewerkt. De familie van Cor en onze familie waren altijd heel nauw betrokken geweest bij de jongens, ze waren getuige van hun vriendschap en alles wat zich daar tussendoor allemaal had afgespeeld, van het begin tot het einde.
‘Nou komt er weer een boek over Cor. Zij is een nagel aan mijn doodskist, ik heb alleen maar ellende van die vrouw,’ zegt Wim gekweld, alsof Sonja daar ook maar iets aan kon doen. ‘En je weet hoe ze zijn, hè? Die zeggen het gewoon.’
De familie van Cor was ervan overtuigd dat Wim Cor had laten doen, maar die overtuiging was nog geen bewijs.
‘Wat kunnen ze nou zeggen?’ blufte ik, om hem gerust te stellen.
‘As, het blijft toch heel vervelend als ze wat zeggen, en je weet hoe ze zijn, hè? En dat is allemaal Boxers schuld. Als zij die mensen gewoon geld had gegeven, hadden ze niks gezegd. Het is allemaal haar schuld, dat moet ze zich goed realiseren. En nou tegen mij doen alsof ze geen geld heeft? Ze heeft wel geld. En nou wil ik weten hoe het zit! Ga maar naar haar toe en zeg haar dat ik weet dat ze geld heeft en dat ik wil weten hoe het zit. Die Boxer moet begrijpen dat ik nu ga wroeten. Dus ze moet het zelf weten: ze kan het nu nog zeggen, maar anders ga ik rommelen en wroeten en daar kunnen tapgesprekken van komen. Daar kan van alles van komen, mij maakt het niet meer uit, hoor.’
Hij geeft haar eerst de gelegenheid vrijwillig ‘te vertellen hoe het zit’: of zij nog geld heeft, en waar ze dat dan heeft. Doet ze dat niet, dan zorgt hij dat ze weer in een onderzoek van justitie terechtkomt. Zo heeft hij het bij Goudsnip ook gedaan, denk ik onmiddellijk. De CIE-informatie die gebruikt was om de zaak tegen Sonja en mij te kunnen opstarten, kwam bij Wim vandaan. Het was desinformatie die Sonja alleen aan hem had verteld. Alles wat ze tegen hem gelogen had, om door hem met rust gelaten te worden, had hij als waarheid aan justitie doorgespeeld.
Ik wist niet wat ik erger vond: Wim de moordenaar, of Wim de prater met de kit.
‘Dus het enige dat ze hoeft te zeggen, is dat ze geld heeft?’ herhaalde ik.
‘Ja,’ zei hij, ‘dat is het enige dat ze hoeft te zeggen.’
‘Maar Wim,’ zei ik, ‘dan zegt ze dat toch gewoon om van je af te zijn, dat ze geld heeft, en dan? Is het dan klaar?’
‘Nee,’ lachte hij, ‘dat is de eerste stap, ze moet het eerst zeggen, dan laat ik het een tijdje rusten en dan komt de volgende stap, haha.’
Ik begreep het: als je eenmaal hebt toegegeven dat je geld hebt, dan kun je ook geld geven.
Maar Sonja ging niet bekennen.
‘As, ik heb geen geld en ik ga ook niet zeggen dat ik wel geld heb, om van hem af te zijn. Ik doe het niet. Laat hij me maar weer in een onderzoek gooien, er valt toch niks te onderzoeken,’ zei ze strijdlustig.
De volgende dag belde hij alweer of ik even wilde komen.
W: Nou, en?
A: Ze heeft geen geld. En als jij denkt dat ze geld heeft, moet je inderdaad maar naar justitie gaan, dan zal je horen dat ze alles hebben onderzocht en dat er gewoon geen geld is.
W: Hahahaha! Ja, dat hebben ze niet gevonden, nee.
A: Justitie heeft alles afgenomen. Dus je kan wel proberen haar weer voor justitie te gooien, maar die hebben alles al onderzocht. Ze heeft geen geld, dus ze kan ook niet zeggen dat ze wel geld heeft. Dus ik zeg: maar Box, als je gewoon zegt dat je geld hebt, ben je klaar. Ik heb geen geld, zei ze, ik ga niet zeggen dat ik geld heb, als ik geen geld heb.
W: Kijk, ze blijft gewoon bij d’r standpunt. Prima, wat zij wil. Kijk As, wat ze zegt is letterlijk: justitie heeft het afgepakt, alles onderzocht, dus ik heb geen geld. Ja, maar zo… justitie weet niet hoe het zit en zij heb geen 1,2 gehad, ze heeft meer. Nou simpel, duidelijk, klaar. Ik ga gewoon herrie maken. Ze kan lachen. Zij doet net of ze gekke Gerritje is. Zij heeft die centen in d’r zak, moet zij weten. Dus ze doet nog bijdehand ook?
A: Nee, niet bijdehand, maar gewoon heel overtuigd.
W: Van zichzelf.
A: Absoluut.
W: Dus As, jij bent ervan overtuigd dat ze geen geld heb?
A: Nou eh, na wat jij mij allemaal hebt laten zien…
W: Ze heeft gewoon het geld. Ze geeft het niet toe. Luister, als ze van Corretje had gepikt zei ze ook altijd nee, dus dat kan ze als de beste. ’t Is goed, ik weet wat me te doen staat. En wat zei ze van Pauw & Witteman?
A: Ja, vervelend natuurlijk.
W: Maakt haar niks uit, hè?
A: Jawel, dat vindt ze heel vervelend allemaal. Maar ja, ze zegt: dat doe ik toch niet? Daar kan ik toch niets aan doen? Dat zij daar gaan zitten?
W: Dan had je gewoon geld moeten geven, dan had je alles in harmonie gedaan, hè? Dan was er niks aan de hand geweest. De ruzie is gekomen, omdat ze toch ook bij Peter zijn geweest, of wil hij zorgen dat zij een deel van de erfenis krijgen?
A: Ja.
W: Die mensen zien die erfenis en denken: er is niks.
A: Nee.
W: Is dat gek dan, ofzo? Tuurlijk krijg je dan problemen. Ze doet het gewoon expres. Ze blijft bij hetzelfde verhaal, nou, dan krijgt ze het. Dan hoef ik haar niet te beschermen. Dat zal ik ook niet meer doen. Ik zal ook tegen iedereen gewoon zeggen dat ze bij haar geld moeten halen, dat ze gewoon geld heeft. En dan zoekt ze het maar uit. Dan gaat ze maar naar de politie maar… klaar (handgebaar). Begrijp je, klaar. ’t Is triest, hè As?
A: Ja, maar goed, wat moet je d’r mee?
W: Ik weet wel wat ik ermee moet doen, dus het maakt mij niet uit. Ik neem de tijd en op een bepaald moment is het gewoon gebeurd, klaar. Maakt mij niet uit, jongen. Het interesseert haar niet, dan gaat ze het me vertellen gewoon. O, die krijgt een partij ellende zometeen. As, die krijgt echt ellende, wacht maar… (handgebaar)
A: Wat?
W: Ja! (handgebaar pistool) Nou, ik ben er klaar mee.
A: Ah.
W: Zal je zien, hoor. Hé, ik ben d’r echt klaar mee nou. Over, einde verhaal. Jij wil bijdehand doen tegen mij? Niet bijdehand doen, jongen. Ga ik ook tegen iedereen zeggen. Ze hebben gelijk. Ze moeten ook het geld gewoon halen, want dat heeft ze. Klaar. Nou, dan gaat ze… Ik heb haar de kans gegeven, As, hoe kan ze zo zijn over geld? Luister As, ze had alleen hoeven zeggen: het zit zo en zo met Peter, en dat doet ze niet.
A: Nee.
W: Weet je waarom niet? Ze denkt dat ze stoer is. Ze krijgt spijt, hè? (handgebaar)
A: Ik weet het.
W: Luister, kijk me in me ogen!
A: Ik weet hoe jij bent, ja.
W: Echt, hè?
A: Ja! Ik weet het toch.
W: Hè?
A: Ja!
W: Zal je zien.
A: Ja.
W: Die krijgt echt spijt.
A: Ja.
W: Stom.
A: Ja Wim, ik kan daar niks meer aan doen.
W: Ik ook niet meer, het is klaar.
A: Ja, maar ik bedoel, eh…
W: Zal je dit zeggen, As (fluistert en verwijst naar wie hem in de maling hebben genomen en hij allemaal heeft om laten leggen)…
A: Ja, dat weet ik.
W: Maar, eh…
A: Ja, ze zijn er niet meer.
W: Begrijp je?
A: Ja.
W: Als zij dat zo wil, ik vind het dom.
A: Zij weet als geen ander natuurlijk hoe dat zit natuurlijk, daarom, ik snap het ook niet, hoor.
W: Ze speelt powerplay, heeft ze met Cor ook altijd gedaan.
A: Ja, maar goed, ze weet natuurlijk wel wie je bent, hè?
W: Misschien denkt ze: het waait wel over. Dan heeft ze het toch fout. Dat hebben ze allemaal gedacht, hè?
A: Ja.
W: Toch kan ik er met mijn verstand niet bij, bij die mensen. Waarom doen jullie dat nou?
A: Misschien omdat het dan, hoe heet het, even rustig is, dan denkt iedereen: het is weer even rustig.
W: Ja, en dan gaat het gebeuren. Nu is het even rustig, en dan gaat het gebeuren. Ineens denken ze: jezus, had ik het maar niet gedaan. Nou is het te laat.
A: Nou, dan kunnen ze niet eens meer denken.
W: Jawel, ze hebben een moment, hè, als ze het zien hebben ze een moment, en denken ze: shit, had ik het maar niet gedaan.
A: Ik heb dat ook nooit begrepen, hè.
W: Wat?
A: Voor geld.
W: Voor geld, As, voor geld.
Op weg naar huis bad ik dat de opname gelukt was. Thuis gekomen trilden mijn handen van opwinding toen ik mijn afluisterapparatuur tevoorschijn haalde. Dit was toch wel een fantastisch gesprek. De verwijzingen naar de liquidatie van eerdere afpersslachtoffers was wreed, maar voor mijn doel helemaal fantastisch.
Het was gelukt! Ik was blij, maar direct bekroop mij een heel naar gevoel. Hij had het zojuist wel weer over het doodschieten van Sonja gehad. Ik moest naar haar toe om haar te laten weten hoe hij tegenover haar stond.
‘As, ik ben murw van al die dreigementen. Het sloopt me. Als ik aan hem denk, begin ik al te hyperventileren,’ zei ze. ‘Ik dacht dat ik door het geld aan justitie af te geven van hem af zou zijn, maar hij gaat gewoon door. Ik kan het niet geloven.’
‘Dat doet hij alleen maar omdat hij denkt dat er heel veel geld van die film aankomt. Hij denkt dat het miljoenen op gaat leveren. Dit geeft hem een goede reden om de hele opbrengst van je af te pakken. Je moet hem met het geld van de film compenseren wat hij niet van Cor heeft af kunnen pakken, zo speelt hij het, daarom haalt hij die twee dingen ook steeds door elkaar. Hij is je gewoon aan het afpersen, en zolang hij denkt dat er wat te halen valt, blijf je nog wel even leven. En dat kunnen we nog wel een beetje uitstellen, want de filmopnamen zijn pas begonnen. Dus ik zou me nog niet zo heel veel zorgen maken, je hebt nu nog waarde.’
‘Nou, dat is een hele geruststelling,’ antwoordde ze cynisch.
‘En vergeet niet dat het ons de gelegenheid geeft om opnames te maken. Dus ik zie het positief.’
‘Ik ook dan,’ lachte ze, als altijd weer solidair met mij.