Gebruik kluisverklaringen (2015)
Van medio december 2014 tot 19 maart 2015 voerden we besprekingen over het gebruik van onze kluisverklaringen. Het resultaat daarvan was dat wij instemden met het gebruik van onze verklaring.
Op 20 maart 2015 zouden de verklaringen aan de rechtbank, aan het Openbaar Ministerie en aan de verdediging worden verstrekt. Eindelijk, na zo’n lange, zenuwslopende tijd, was het dan zover. Wij hadden ons helemaal ingesteld op die dag en toen kwam ineens het bericht dat het niet doorging! Het was een enorme klap en mijn zenuwstelsel kon niet veel meer hebben.
Het zou worden verplaatst naar maandag 23 maart. Op woensdag 25 maart zou de pro-formazitting zijn, ik wist dat Stijn Franken daar om Wims vrijlating zou vragen. Een verzoek dat naar mijn oordeel een kans van slagen had. De verklaringen van Ros over Wims betrokkenheid bij liquidaties waren immers uit de tweede of derde hand. Als onze verklaringen er op 23 maart waren, dan was dat nog net op tijd.
Inmiddels hadden wij – uitgaande van de toezegging dat de verklaringen maandag bij alle procespartijen zouden liggen – de pers ingelicht. De Telegraaf en NRC Handelsblad zouden die dinsdag onze interviews publiceren.
Maar op maandag 23 maart om 12.08 uur kreeg ik bericht van Betty dat het opnieuw niet doorging. De verklaringen zouden later pas worden verstrekt.
Weer uitstel? Ik belde met Betty om te vragen wat de reden was. Zij vertelde me dat het nog te vroeg was, in verband met onze veiligheid en de maatregelen die daarvoor getroffen moesten worden. Ik vertelde haar dat ik het niet kon afblazen, omdat we de media al ingeschakeld hadden. Ze vroeg me de pers af te blazen, omdat de verklaringen niet die dag werden verzonden en het rampzalige gevolgen kon hebben als de kranten publiceerden vóórdat de kluisverklaringen bij de advocaten en het Openbaar Ministerie lagen.
Maar wij wilden de media niet afblazen. Wij wilden dat onze verklaringen openbaar werden op de dag die afgesproken was. Onze veiligheid was erbij gebaat dat onze verklaringen wél naar buiten kwamen. Inmiddels wisten al een niet in te schatten aantal mensen van onze rol als getuige af, en nam de kans toe dat hij het ook te weten zou komen.
Het OM durfde het niet aan in verband met onze veiligheid, maar wij waren al heel lange tijd niet meer veilig. Niet meer veilig toen hij met zijn daden onze levens riskeerde, niet meer veilig vanaf het moment dat we het eerste gesprek met justitie aan waren gegaan en zeker niet veilig in de twee jaren dat wij, in de wetenschap dat wij hadden verklaard, met hem in de rondte moesten gaan.
Wij waren helemaal op door de immense en langdurige stress die dat teweeg had gebracht, en wilden niet nóg langer in onzekerheid zitten. Dan zagen we wel wat er gebeurde, maar dinsdag 24 maart stonden we tegen hem op, met of zonder Openbaar Ministerie.
Ik zei dat wij wisten wat we deden, en ook wisten wat de consequenties zouden zijn. Dat was onze keuze en dat kon het OM niet voor ons bepalen, en ik zei daarom tegen Betty: ‘Ik ontsla jou van alle verantwoordelijkheid wat onze veiligheid betreft. Maak je niet druk. Het is onze beslissing en we doen het met jullie of zonder jullie.’
Die dag, net voor vijf uur, ontving ik het bericht dat er definitief groen licht was en dat de stukken beschikbaar waren gesteld voor rechtbank en verdediging. Uiterlijk morgen, maar ik sloot zeker niet uit nog dezelfde dag, zou Wim dus weten dat wij tegen hem waren opgestaan.
Ik was in mijn hoofd inmiddels al twee jaar bezig met dat moment, dat een keerpunt in de relatie met mijn broer zou betekenen. Het moment dat hij zou horen dat zijn eigen kleine zusje al jaren bezig was hem veroordeeld te krijgen. Zijn kleine zusje, aan wie hij zijn angst voor levenslang had toevertrouwd, zou hem nu zelf levenslang geven. Ik kan nog huilen bij de gedachte hoe dat moment voor hem gevoeld moet hebben, als een mes recht in het hart.