80

Ze volgden de tunnel tot ze bij een kruising kwamen. Daar zagen ze één enkele lichtstraal, heel ver boven hun hoofd.

Brown scheen erop met het licht van haar zaklamp. ‘Daar komt dat mangat op uit,’ siste ze. ‘Dat licht komt van het gaatje in het deksel.’

‘Wat betekent dat we nu onder de straat staan,’ zei Decker. ‘Heel ver onder de straat.’

‘Daarom waren ze dus in dat mangat aan het werk,’ zei Brown. ‘Ze hebben op de een of andere manier een verbinding gemaakt tussen het gebouw waar we net waren en deze diensttunnel.’

Ze liepen snel door tot bij een andere kruising. Daar zagen ze een hoop puin en aarde.

‘Hier zijn ze er ook doorheen gebroken,’ zei Decker. ‘Dit lijkt het einde van de oorspronkelijke diensttunnel.’

Ze liepen het gat in en kwamen uit bij een andere tunnel.

‘Hoe is het mogelijk dat ze dit allemaal vlak onder de straat konden doen zonder dat iemand het merkte?’ vroeg Mars.

‘Het is niet vlak onder de straat,’ antwoordde Brown. ‘We lopen de hele tijd al licht naar beneden. Ik schat dat we nu meer dan zeven meter lager zijn, zodat er tonnen aarde boven ons hoofd zitten. Dat werkt als een natuurlijke geluidsisolatie.’

Ze liepen door.

‘Waar zijn we eigenlijk?’ vroeg Mars terwijl hij zenuwachtig om zich heen keek.

Decker keek Brown aan.

Zij keek met een veelbetekenende blik terug en zei: ‘Volgens mij onder het Hoover Building.’

Ze liepen door tot ze bij een ander gat in de muur kwamen. Alleen zat dit gat in de zijmuur van de tunnel waar ze zich in bevonden.

Behoedzaam stapten ze een grote ruimte binnen. Ze liepen door en sloegen een hoek om. Ook daar was een gat in de muur gemaakt. Toen ze dichterbij kwamen, begonnen ze alle drie te proesten en te niezen.

‘Wat is dat in vredesnaam?’ vroeg Mars.

‘Gas,’ zei Decker en hij drukte zijn jasje tegen zijn neus en mond. Hij bukte zich en stapte door een gat een andere ruimte in met enorme zwart geworden betonnen pilaren, een laag plafond en een stapel puin in het midden.

Nog steeds met zijn jasje tegen zijn neus en mond gedrukt, keek Decker naar een sleuf in de vloer naast de stapel puin. In de sleuf lag een buis die er volgens hem uitzag als een lange giftige slang.

Brown en Mars, ook met hun neus en mond afgedekt, kwamen naast hem staan en keken naar de buis. Er kwam een sissend geluid uit de sleuf.

‘Die buis is met opzet kapotgemaakt,’ zei Brown schor. ‘Daar komt het gas uit.’

‘Daar moeten ze toch sensoren of alarmsystemen voor hebben?’ vroeg Decker.

Brown wees naar het plafond, waar verschillende ronde witte apparaatjes waren bevestigd. ‘Die hebben ze ook, allebei. Maar ik durf te wedden dat ze die op de een of andere manier hebben uitgeschakeld.’

‘Wat is dat?’ vroeg Mars en hij wees naar iets rechts van hen.

Brown en Decker verstijfden toen ze zagen waar hij naar wees.

Er stond een metalen cilinder, waar aan de bovenkant draden uit kwamen. De cilinder leek op een zuurstoftank van een duiker en was vastgemaakt aan de buis.

Brown zei meteen: ‘Dat is een bom.’

‘Met een timer,’ zei Decker.

De flikkerende digitale klok was aan het aftellen. Er waren nog vier minuten te gaan.

‘Die bom lijkt te klein om veel schade te kunnen aanrichten,’ zei Mars. ‘Vooral hier helemaal beneden.’

Brown schudde haar hoofd en kuchte. ‘Die bom is slechts het begin. De ruimte hier is vergeven van gas en dat wordt ontstoken zodra die bom afgaat.’ Ze keek naar de pilaren. ‘En ik durf te wedden dat dat de dragende constructie is, dus zodra die bom afgaat, wordt het gas ontstoken en gaan die pilaren eraan.’

Decker zei: ‘Dat betekent het einde van het hele Hoover Building en iedereen die binnen is. Op diezelfde manier laten ze gebouwen die gesloopt moeten worden imploderen.’

‘Dan moeten we die bom meenemen en weggaan,’ zei Mars.

Hij wilde hem pakken, maar Brown hield hem tegen. ‘Niet doen! Zie je die blauwe draden? Dat zijn versnellers. Als je die van die buis trekt, springt de klok op nul. En dan volgt de knal.’

‘Hoe weet je dat?’

‘Ze was bomexpert bij het leger,’ antwoordde Decker.

Brown zei: ‘Amos, bel Ross en zeg dat hij de president daar moet weghalen. Daarna moet hij het gebouw ontruimen! Nu meteen, maar niet hiervandaan. Ik heb geen idee of iets in je telefoon het gas tot ontbranding kan brengen of het aftellen kan versnellen. Bovendien heb je hier waarschijnlijk geen bereik.’

‘Maar...’

‘Opschieten, Amos! Dit was mijn werk! Ga! Het gaat verdomme om de president!’

‘Oké, maar...’

‘Ga nou maar!’

‘Ik blijf bij je,’ zei Mars. ‘Ik kan je helpen.’

‘Jij kunt helemaal niets doen. Ga met Decker mee. Ik kom zodra ik klaar ben.’

‘Maar Harper...’

Ze gilde: ‘Verdomme, Melvin, ik heb nog drie minuten om dit te doen, dus rot op!’

Decker pakte Mars bij de arm en trok hem mee.

Ze renden naar het gat en stapten erdoor, maar eerst keek Mars nog even naar Brown.

Proestend en niezend, en met haar jasje voor haar neus en mond, stond Brown over de bom gebogen.

Daarna renden Mars en Decker door de tunnel. Toen ze ver genoeg bij het gas vandaan waren, had Decker weer bereik en belde hij Bogart.

Bogart zei alleen: ‘Begrepen.’

Decker keek op zijn horloge.

Mars deed hetzelfde. ‘Twee minuten nog maar verdomme!’ zei hij en hij keek Decker aan. ‘Ik moet terug, Amos. Ik moet haar helpen.’

‘Ik ook.’

Ze renden terug door de tunnel. Toen ze dichterbij kwamen, was de lucht zo verzadigd met gas dat ze naar hun hoofd grepen en wankelden. Mars viel tegen de muur en Decker kreeg hartkloppingen en zakte bijna door zijn knieën.

‘Kom mee!’ schreeuwde Mars terwijl hij weer rechtop ging staan.

Ze liepen struikelend door de tunnel tot ze bij het gat kwamen, en renden erdoor. Ze waren allebei heel erg misselijk.

‘Harper!’ riep Mars. Hij had zijn telefoon laten vallen en kon niets meer zien in het donker.

Heel hoog boven hun hoofd dacht Decker gerommel te horen. Ze ontruimden het gebouw, besefte hij ondanks zijn versufte brein.

Hij en Mars stonden op en renden verder, maar doordat hun hersens en longen verzadigd waren van het gas waren ze volledig gedesoriënteerd.

‘We moeten haar vinden, en snel ook!’ zei Decker. ‘Voordat we bewusteloos raken.’

‘Die kant op,’ zei Mars moeizaam.

Moeizaam liepen ze door.

De stapel puin lag er nog steeds.

Maar Brown was nergens te zien.

Mars ademde diep in en kwam als eerste bij het gat. Even later stond Decker naast hem. Ze keken allebei naar de felrode cijfers op de detonator.

Die bewogen niet meer.

Ze stonden stil op vier seconden.

Twee draden waren uit het apparaat getrokken.

‘Waar is Harper?’ hijgde Mars.

Decker, met zijn jasje tegen zijn mond en neus gedrukt, keek versuft om zich heen.

Harper Brown was een halve meter bij de bom vandaan in de sleuf gevallen, tussen de buis en de muur.

Decker bukte zich, pakte haar bij de arm en trok.

Toen Mars zag wat hij deed, sprong hij over de sleuf heen en hielp hem. Samen waren ze sterk genoeg om haar snel omhoog te trekken, waarna Mars haar op zijn schouder tilde.

Daarna liepen ze struikelend terug naar het gat in de muur. Daarna konden ze sneller lopen, ze renden bijna, maar botsten af en toe wel tegen de muren van de tunnel. Zodra ze het gas niet meer konden ruiken, bleven ze staan en legde Mars Brown neer. De mannen haalden diep adem, waardoor ze weer helder konden denken.

Browns ogen waren gesloten. Ze werd blauw. En er was nog iets.

‘Amos, ze haalt geen adem!’ schreeuwde Mars. Hij zakte naast haar door zijn knieën en begon haar te reanimeren door op haar borst te drukken. ‘Help me, Amos, help me!’

Decker liet zich naast Mars op zijn knieën vallen, kneep Browns neus dicht en blies lucht in haar mond.

‘Kom op, kom op, ademen!’ zei Mars. ‘Alsjeblieft, Harper, alsjeblieft. Niet doodgaan. Laat me niet alleen.’ En hij bleef pompen.

Decker bleef mond-op-mondbeademing toepassen.

Maar ondanks dat bleef Harper Brown roerloos liggen.