25

‘We hebben ontdekt wat de bestemming was van Dabneys geheimzinnige reis.’

Todd Milligan zat achter een computer en keek naar het scherm. Hij, Decker, Jamison en Bogart zaten in een kleine vergaderzaal van het wfo, het Washington Field Office van de fbi aan Fourth Street. Decker had hun alles over zijn gesprek met Brown verteld.

‘En?’ vroeg Bogart.

‘Houston. Zijn naam stond op een passagierslijst. Hij is daar vandaag precies vijf weken geleden naartoe gevlogen.’

‘Waarom naar Houston?’ vroeg Jamison.

‘Had dat met de verkoop van geheimen te maken?’ opperde Milligan.

Decker schudde zijn hoofd. ‘Volgens Brown heeft die betaling zes weken of langer geleden plaatsgevonden. Dus waarom zou hij een geheimzinnige reis naar Houston maken toen de deal al was afgerond en zijn dochter in veiligheid was?’

‘Misschien was er een probleem?’ dacht Bogart hardop.

‘Of misschien omdat het md Anderson Cancer Center in Houston zit,’ zei Jamison.

Ze keken allemaal naar haar.

Ze zei: ‘Misschien dacht Dabney dat er iets mis was met zijn gezondheid en wilde hij een deskundige mening. md Anderson is daar een van de beste ziekenhuizen voor.’

Milligan vroeg: ‘Hoe weet je dat?’

‘Toen ik nog als journalist werkte, heb ik een reportage gemaakt over een vrouw die daarnaartoe ging nadat bij haar een zeldzame vorm van kanker was vastgesteld. Zij konden haar beter maken.’

Milligan zei glimlachend: ‘Ik was helemaal vergeten dat je een ander leven had voordat je bij de fbi kwam.’

Bogart zei: ‘Goed gedacht, Alex. Misschien heb je gelijk.’

‘We kunnen het in elk geval checken,’ zei Milligan. ‘Ook al mogen artsen niets over hun patiënten vertellen, we kunnen zijn vrouw vragen contact met hen op te nemen om te zien of Dabney daar is geweest.’

Bogart zei: ‘Todd, ga daarmee aan de slag. Als hij al ruim een maand geleden wist dat hij ongeneeslijk ziek was, is dat misschien een reden geweest om te doen wat hij deed, oftewel de moord op Berkshire.’

Milligan stond op en verliet de vergaderzaal.

‘Wat betekent dat hij nooit voor die misdaad zou worden berecht,’ zei Jamison tegen Bogart.

‘Inderdaad.’

‘Maar het verklaart nog steeds niet waarom hij Berkshire heeft vermoord,’ zei Decker.

‘Nee, maar het zou wel weer een extra stukje van de puzzel zijn. En misschien helpt ons dat op een bepaald moment bij het formuleren van het antwoord. De lijkschouwer heeft ons geïnformeerd over de uitslag van het bloedonderzoek: Dabney slikte pijnstillers, wat het vermoeden versterkt dat hij wist dat hij ziek was.’

Decker stond op.

‘Wat ga je doen?’ vroeg Bogart.

‘Een stukje lopen.’

 

* * *

 

Hij begon bij het eethuisje. Nadat Dabney thuis uitgebreid had ontbeten, was hij hiernaartoe gegaan, aan een tafeltje bij het raam gaan zitten, opgestaan en de straat in gelopen, waarna hij Berkshire in het hoofd had geschoten en zichzelf vervolgens ook. Terwijl Decker daar zat, kwam dezelfde serveerster met wie hij al eerder had gepraat naar hem toe.

‘Ik zag u hier eerder, samen met die vrouw. Zijn jullie nog steeds bezig met een onderzoek naar wat er is gebeurd?’

‘Nog steeds,’ zei Decker afwezig.

‘Nu maakt het niet veel meer uit, lijkt me.’

Hij keek haar aan. ‘Wat maakt niet veel meer uit?’

‘Billy is er vandaag. Ik heb hem dat kaartje gegeven dat u had achtergelaten, maar ik weet niet of hij jullie nog heeft gebeld. Hij was aan het werk toen die man hier was. Dus als u met hem wilt praten, hij heeft het niet erg druk op dit moment.’

‘Ik wil inderdaad graag met hem praten.’

Ze liep weg en kwam terug met een lange man van middelbare leeftijd die zijn grijze haar in een paardenstaart droeg. Hij had net zo’n zwart overhemd aan als de vrouw, een vale spijkerbroek en een groen schort om zijn middel gebonden.

Hi,’ zei Billy terwijl de vrouw terugliep naar de toonbank. ‘Ik hoor dat u van de fbi bent. U wilt me iets vragen?’

‘Ja, wilt u even gaan zitten?’

Billy ging tegenover hem zitten.

‘Werkt u hier al lang?’ vroeg Decker.

Billy lachte. ‘In 2008 was ik investeringsbankier, geloof het of niet. Toen kwam die financiële crisis en werd ik eruit geschopt. Ben alles kwijtgeraakt. Ik zei dat ze de pot op konden, en daar heb ik nooit spijt van gehad. Ik werk hier nu vier jaar en kan amper rondkomen, maar ik ben gelukkiger dan ooit.’

‘Fijn voor u. Herinnert u zich Dabney?’

‘Ja. Hij was hier die ochtend.’

‘Was hij hier al vaker geweest?’

‘Nee, tenminste volgens mij niet. Nadat ik zijn foto in de krant en op de tv heb gezien, was me dat wel weer te binnen geschoten.’

‘Hij zat aan dit tafeltje?’

‘Ja. Ik kwam er een paar keer langs met bestellingen. Het gekke is dat hij zijn scone niet eens heeft aangeraakt. Ik vroeg hem zelfs of er iets mis mee was.’

Decker verstijfde. ‘Wacht even, u hebt met hem gepraat?’

‘Eh, ja. Die man dronk zijn thee niet op en toen viel mijn blik op zijn scone. Ze zijn echt heel lekker en niet goedkoop. En die man had er geen hap van genomen!’

‘Wat zei u tegen hem?’

‘Ik vroeg of zijn scone koud was of zo. Zei dat ik hem wel kon opwarmen als hij dat wilde. En hem wat boter kon brengen.’

‘Wat zei hij?’

‘Hij zei dat hij niet veel trek had. Vreemd hoor, want hij had hem net zelf besteld.’

‘Ja,’ zei Decker. ‘Kennelijk was hij een vreemde man.’

Billy grinnikte. ‘Juist, die moord. Dat is vréémd!’

‘Juist,’ zei Decker droog.

‘Hoe dan ook, hij had vooral aandacht voor iets buiten.’

Decker verstijfde weer. ‘Wat bedoelt u daarmee?’

‘Ik bedoel dat hij zo snel rechtop ging zitten dat hij bijna zijn thee van de tafel sloeg. Hij keek gewoon langs me heen. Even later stond hij op en vertrok. Vergat bijna zijn aktetas. Sterker nog, ik riep hem dat achterna, anders had hij hem gewoon achtergelaten.’

En als hij dat had gedaan, zou Anne Berkshire nu nog leven, dacht Decker.

‘Dus ruimde ik zijn tafeltje af. Overwoog even de scone weer in de vitrine te leggen, maar daar hebben we regels voor. Dus heb ik hem maar weggegooid.’

‘Nog meer?’

‘Nee. Misschien had ik jullie moeten bellen. Amy gaf me dat kaartje. Maar ik was vrij en heb zitten niksen.’ Toen Decker niets zei, vroeg hij: ‘Wilt u iets eten of drinken? Ik kan wel een scone voor u warm maken.’

‘Nee hoor, dank u wel.’

‘Zeker weten?’

Decker antwoordde niet, maar keek naar buiten.

Ten slotte stond Billy op en liep weg.

Vanaf zijn stoel kon Decker een groot deel van de straat zien. Hij sloot zijn ogen en bladerde in gedachten door de beelden tot hij bij de serie was die hij zocht. Hij ging elke voetstap na die hij Dabney en Berkshire had zien zetten. De timing was cruciaal, maar hij had niet alle informatie die hij nodig had om een grondige analyse te kunnen maken. Maar toch moest hij dat proberen.

Stap voor stap.

Decker concentreerde zich niet op het einde van hun beider wandelingen die hadden geleid tot Berkshires dood en Dabneys fatale wond.

Decker opende zijn ogen en keek de straat in.

Hij was vrij zeker van één ding. Het kon niet zo zijn dat Berkshire de katalysator was geweest waardoor Dabney zo gespannen naar buiten had zitten kijken. Dat kón gewoon niet vanaf deze stoel. Op dat moment was ze al veel verder weg en al niet meer te zien vanaf deze plek.

Wat was dan wel de katalysator geweest?

Opeens wist Decker het.

Hij stond op, liep naar buiten en bleef aan de andere kant van het raam staan.

Dabney had geen telefoon bij zich gehad, dus was het geen elektronisch informatiemedium. Omdat dit van tevoren was gepland en het niet de bedoeling was dat Dabney het overleefde, hadden ze de telefoon niet kunnen gebruiken. Dat zou een spoor achterlaten, zelfs als hij probeerde dat te wissen. En misschien kon degene met wie hij samenwerkte er niet volledig op vertrouwen dát hij dat zou doen.

Maar er was één teken dat geen spoor achterliet.

Dabney had iemand op straat gezien; de aanwezigheid van die persoon was het teken geweest. Misschien was het de kleding van die persoon of een gebaar, maar iets had zijn plotselinge vertrek uit dat eethuisje veroorzaakt. En dat verklaarde ook de onaangeraakte thee en de niet-­opgegeten scone. Het eethuisje was gewoon de plaats waar hij op het teken moest wachten.

En het was wel duidelijk wat die persoon zou melden: dat Anne Berkshire onderweg was.

Decker stak de straat over en liep de stoep op. Hij volgde dezelfde route als toen, en ook dezelfde route als Dabney toen had gevolgd. Decker keek van links naar rechts, en vergeleek alles met hoe hij het op de dag van de moord had gezien.

De afzetting rondom het geopende putdeksel was verdwenen, maar verder leek alles hetzelfde.

Hij kwam langs het hokje van de bewakers, maar liep door. Dabney had voor hem gelopen. In gedachten zag Decker de man voor zich lopen.

Toen kwam Berkshire van de andere kant. Decker had geen reden gehad om naar haar te kijken, maar hij haalde de beelden op die hij van haar had gezien om te kijken wat hij daaruit kon afleiden.

Hij was te ver bij haar vandaan geweest om haar gezicht echt te kunnen zien, dus kon hij haar gezichtsuitdrukking niet terughalen. Hij wist nog wel dat ze niet op dezelfde manier had gelopen als Dabney, met grote, zelfverzekerde passen.

De man die de laatste meters naar zijn dood liep.

De man en de vrouw kwamen dichter bij elkaar. Ze sloegen uiteindelijk de hoek om, Dabney naar links en Berkshire naar rechts. En toen, als twee passagierstreinen in een rechte lijn op parallelle sporen, liepen ze bijna naast elkaar.

Op dat moment had Decker opzijgekeken naar dat kraampje en zich afgevraagd of hij wel of niet een ontbijtburrito zou kopen. Hij had op zijn horloge gekeken, besloten dat niet te doen, en weer voor zich gekeken.

Toen was het pistool al getrokken en op de onderkant van Berkshires nek gericht.

Daarna weerklonk het schot.

Ze viel op de stoep, dood.

De bewaker rende ernaartoe. Ze hielden Dabney aan.

Hij schoot op zichzelf.

Einde herinneringsbeelden.

Decker stond midden op de stoep, terwijl de mensen hem links en rechts passeerden. Hij keek naar de plek waar nog steeds kleine bloedsporen van de twee dode mensen te zien waren.

Daarna keek hij op en vroeg zich af wat er was gebeurd met de persoon die Dabney waarschijnlijk een teken had gegeven.

‘Dus hier ging je naartoe.’

Hij draaide zich om en zag Jamison staan.

‘Milligan heeft mevrouw Dabney gebeld, en zij heeft het md Anderson gebeld. Ik had gelijk: Walter Dabney ging daar een maand geleden inderdaad naartoe en daar hebben ze zijn hersentumor ontdekt. Hij had het ziekenhuis verteld dat hij zich niet wilde laten behandelen.’

Toen Decker helemaal niet reageerde, vroeg ze: ‘Wat is er? Heb je iets ontdekt? Dat is meestal zo nadat je er in je eentje vandoor bent gegaan.’

‘We moeten de camerabeelden van dit gebied van die dag hebben.’

‘Maar we weten precies wat hier is gebeurd, Amos.’

‘Nee hoor, echt niet.’