57

Ze waren niet in de chique woning van de Dabneys in het chique McLean, maar in het zuidoosten van d.c., waar acht van de verwaarloosde rijtjeshuizen samen nog niet eens hetzelfde vloeroppervlak van het herenhuis van de Dabneys zouden hebben.

De politie was er en het betreffende huis was afgezet met geel politietape dat in de wind wapperde.

‘Hoe hebben jullie dit zo snel ontdekt?’ vroeg Decker terwijl hij, Brown en Jamison naar de voordeur keken. Er stonden al nieuwsgierigen naar alle politieactiviteit te kijken.

Brown zei: ‘Ik heb een contactpersoon bij de hoofdstedelijke politie en zij wist dat ik belangstelling heb voor de Dabneys. Toen de melding binnenkwam en ze ontdekten waar ze werkte, belde mijn contactpersoon me. Daarop belde ik Bogart; hij kan hier elk moment zijn.’

Er kwam een brancard naar buiten met een lichaam erop in een zwarte lijkzak.

‘Wat weten ze al?’ vroeg Jamison. ‘Hoe is ze vermoord?’

‘De politie houdt haar mond stijf dicht, en dat zal ook zo blijven tot het Bureau er is. De dia heeft niet zoveel te zeggen bij de plaatselijke politie als de fbi.’

‘Nou, ze komen eraan,’ zei Decker toen Bogarts auto stopte en hij en Milligan eruit sprongen en snel naar hen toe liepen.

Brown vertelde in het kort wat er was gebeurd, waarna Bogart en Milligan naar de leidinggevende agent toe liepen.

De fbi-agenten lieten hun badges zien en vertelden de man wat ze van plan waren. De lichaamstaal van de agent veranderde onmiddellijk; hij haalde een schrijfblokje uit zijn zak en begon te praten. Vijf minuten later liepen Bogart en Milligan weer naar hen toe.

‘Oké, schotwond, klein kaliber, in het achterhoofd,’ zei Bogart. ‘Lijkt een professionele moordaanslag. Ze is al zo’n zes uur dood, dus ze is om een uur of twee vannacht vermoord. Tot nu toe hebben ze niemand gevonden die iets heeft gezien of gehoord.’

‘Inbraak?’ vroeg Decker.

‘Dat onderzoeken ze nog. Tot nu toe is er niets wat daarop wijst, maar dat is nog niet bevestigd.’

‘Zou ze die persoon zelf hebben binnengelaten?’ vroeg Brown.

‘Als haar dood is ingetreden kort nadat die persoon arriveerde, wie zou ze dan om twee uur ’s nachts haar huis binnenlaten?’

‘Iemand die ze heel goed kende,’ zei Decker.

‘Misschien heeft deze moord helemaal niets met onze zaak te maken,’ zei Milligan terwijl hij om zich heen keek. ‘Dit is niet bepaald een veilige buurt.’

‘Als het inbraak was, hebben ze dingen meegenomen,’ zei Decker. ‘Mist er iets?’

‘Niets wat meteen opvalt, maar dat onderzoeken ze nog. Misschien had ze vijanden, of is die persoon het verkeerde huis binnengegaan.’

‘Of ze is vermoord omdat ze iets over onze zaak wist,’ zei Decker.

‘Maar wat kon ze weten?’ vroeg Jamison.

Brown zei: ‘Ze werkte voor de Dabneys. Ze zag hen elke dag. Misschien heeft ze iets gehoord of gezien.’

‘Maar waarom vermoordden ze haar dan nu?’ vroeg Decker. ‘We onderzoeken deze zaak nu al een tijdje en tot nu toe is die vrouw niets overkomen. Waarom nu dan wel?’

‘Betekent dit dat er iets is veranderd?’ zei Bogart.

‘Dat zou de reden kunnen zijn,’ zei Decker. ‘Weten de Dabneys dit al?’

‘Dat betwijfel ik,’ zei Bogart.

‘We moeten het hun vertellen. En controleren of ze allemaal een alibi hebben.’

‘Denk je dat een van de dochters of de moeder hier midden in de nacht naartoe is gegaan om de huishoudster dood te schieten?’ vroeg Milligan ongelovig.

‘Ik weet dat een van de dochters haar vader bij een spionagecomplot heeft betrokken met als gevolg dat hij iemand heeft vermoord die dit land bespioneerde en daarna zelfmoord heeft gepleegd. Ik zou dus willen zeggen dat bij deze familie niets onmogelijk is.’

Milligan leek niet overtuigd, maar keek ook niet meer zo ongelovig als eerst.

Bogart zei: ‘Todd en ik blijven hier in de hoop meer te weten te komen. Waarom gaan jullie daar niet naartoe om hen alvast te ondervragen?’

‘Prima plan,’ zei Decker. ‘Maar wat denk je, mag ik misschien even binnen kijken?’ Hij liep achter Milligan en Bogart aan naar een paar rechercheurs van Moordzaken die net het huis van de vermoorde vrouw uit kwamen.

Daardoor bleven Brown en Jamison alleen achter.

Jamison keek Brown aan. ‘Over onze discussie,’ begon Jamison.

Brown keek haar aan. ‘Je had gelijk over bepaalde dingen en ongelijk over andere dingen. Je mag zelf uitzoeken wat wat was.’ Meer wilde ze er niet over zeggen.

 

* * *

 

‘Is Cissy dood?’ Ellie Dabney zat in de bibliotheek en keek de drie mensen tegenover haar aan alsof ze buitenaardse wezens waren die net waren geland.

Decker zei: ‘Ze is vermoord. In haar hoofd geschoten. Lijkt een professionele moordaanslag. Hebt u misschien informatie die ons hierbij kan helpen?’

‘Ik kan amper bevatten wat jullie me net hebben verteld,’ zei Ellie, die bijna verlamd leek. ‘Ik... ik dacht dat ze hier was. Ik was er gewoon van uitgegaan dat ze naar haar werk was gegaan, zoals altijd.’

Jules, Amanda en Samantha stonden naast hun moeder, nog steeds in hun ochtendjas. Alle dochters waren zichtbaar ontdaan. Samantha huilde zacht en Amanda leunde met haar hoofd tegen Jules’ schouder.

Jules leek de enige die zichzelf in de hand had. Ze keek gedecideerd naar Decker. ‘Zijn wij ook in gevaar?’ vroeg ze.

Decker keek haar aan. ‘Dat is mogelijk. We kunnen wel een agent voor het huis zetten.’

‘Ik heb een andere vraag,’ zei Jules. ‘Waar is Natalie?’

‘In Frankrijk,’ zei haar moeder. ‘Ze is gisteren vertrokken.’

Jules bleef Decker aankijken en zei: ‘Ze is niet in Frankrijk. Corbett stuurde me gisteren een sms. Ze is niet in dat vliegtuig gestapt. Ze belde hem en zei dat de plannen waren gewijzigd.’

‘Hoezo?’ riep Ellie. ‘Wat is er aan de hand? Waar is je zus?’

Jules zei: ‘Dat vraag ik dus aan hén. Want Natalie heeft Corbett ook verteld dat ze tegen “juridische problemen” was opgelopen toen ze het land wilde verlaten.’

Brown zei: ‘Ik werk bij de dia, de militaire inlichtingendienst. Wij deden onderzoek naar uw man in verband met mogelijke spionage, wat ook juist bleek.’

‘Maar dat deed hij om die achterlijke echtgenoot van Natalie te helpen,’ zei Jules.

‘Nee. Ook al wist uw vader dat niet, hij hielp Natalie. Zij was degene met het gokprobleem, niet Corbett. Zij heeft uw vader erbij betrokken, zodat hij haar gokschulden zou afbetalen.’

‘Dat is onzin!’ snauwde Jules. ‘Welke bewijzen hebt u daarvoor?’

‘We hebben duidelijke videobewijzen en de bekentenis van uw zus. Ze heeft al een deal gesloten in ruil voor strafvermindering.’

Ellie verloor bijna het bewustzijn en zakte opzij. Jules kon haar nog net opvangen en riep: ‘Hoe haalt u het in uw hoofd om haar dit soort dingen zo plompverloren te vertellen?’

‘Ik gaf alleen maar antwoord op uw vraag,’ zei Brown. ‘Maar u moet weten dat de politie hier ook zal komen om jullie te verhoren over de moord op Cecilia Randall. Ze zullen willen weten of u daar iets van weet.’

‘Wat zouden wij in vredesnaam kunnen weten?’ vroeg Jules.

‘Ze zullen ook willen weten of jullie een alibi hebben voor het moment waarop ze werd vermoord.’

‘Jullie kunnen onmogelijk denken dat wij iets te maken hadden met Cissy’s dood,’ zei Ellie. ‘Zij... zij maakte deel uit van ons gezin. Ze heeft nota bene geholpen met de opvoeding van de meiden!’

‘Toch zal de politie naar alibi’s vragen,’ zei Decker. ‘Dit is de standaardprocedure.’

‘Wanneer is ze vermoord?’ vroeg Jules.

‘Vannacht om een uur of twee.’

‘Nou, toen waren we hier, we lagen allemaal te slapen,’ zei Jules.

‘Kunnen jullie allemaal bevestigen dat de anderen hier waren?’ vroeg Brown.

Ellie zei: ‘Ik ben om een uur of elf naar bed gegaan. Tegen twaalf uur hoorde ik dat Jules en Samantha naar boven kwamen. Ik was aan het lezen en hoorde hen praten.’

‘En ik keek even bij mijn moeder naar binnen om haar welterusten te wensen,’ zei Jules.

‘Ik ook,’ zei Samantha. ‘Jules en ik slapen in dezelfde kamer. We hebben ieder onze eigen slaapkamer, maar ik wil niet alleen zijn. Ik ging tegen één uur naar bed, maar ik ben nog naar beneden gegaan om mijn bril te halen en te kijken hoe het met mijn moeder was. Net als Jules, toen ik terugging naar mijn kamer.’

‘Oké, dat zijn drie alibi’s,’ zei Brown. Daarna vroeg ze aan Amanda: ‘En u?’

Amanda ging abrupt zitten. ‘Ik... ik ben al voor de anderen naar bed gegaan. Ik voelde me niet goed. Ik ben gaan slapen en pas een uur geleden wakker geworden.’

‘Dus u hebt met niemand gepraat en niemand gezien?’ Brown keek de anderen aan. ‘Heeft een van jullie vannacht nog bij uw zus gekeken?’

‘Kom op, zeg!’ brulde Jules. ‘U ziet toch wel dat zij maar één arm heeft! Denken jullie nu echt dat ze een vuurwapen kan afschieten? En zij heeft Cissy de laatste tien jaar misschien een keer of vijf gezien. Waarom zou ze haar in vredesnaam vermoorden? Waarom zou een van ons haar in vredesnaam vermoorden?’

‘We zeggen ook niet dat jullie dat hebben gedaan. We bewijzen jullie zelfs een dienst, want als de politie hier straks komt en naar jullie alibi vraagt, hebben jullie je antwoord al klaar.’

Jules leek hierdoor van haar stuk gebracht, ging naast Amanda zitten en sloeg met een beschermend gebaar een arm om haar heen.

Ellie vroeg: ‘Waar is Natalie?’

‘Bij de fbi.’

‘Gaat ze... gaat ze naar de gevangenis?’

‘Ik heb geen idee,’ zei Brown. ‘Ik kan u wel vertellen dat de beschuldigingen tegen haar heel ernstig zijn. Het zou me niet verbazen als ze een hele tijd in de gevangenis moet doorbrengen.’

‘O mijn god!’ riep Samantha.

Amanda barstte in tranen uit. ‘Wat is er verdomme aan de hand? Onze hele familie valt zomaar uit elkaar.’

Jules keek naar Brown. ‘Wij hebben Cissy niet vermoord. Wij wisten niets over wat Nat wel of niet kan hebben gedaan. Ik begrijp nog steeds niet waarom mijn vader zelfmoord heeft gepleegd. Ik.. ik...’ Ze liet Amanda los en sloeg haar handen voor haar gezicht.

Met een trillende stem vroeg Ellie: ‘Zou u ons misschien even alleen willen laten? Wij moeten nu echt... een tijdje als familie bij elkaar zijn.’

Decker, Brown en Jamison stonden op. Decker zei: ‘We zullen de waarheid achterhalen, mevrouw Dabney. Hoe dan ook.’

‘Maar daardoor krijgen we Walt niet terug, of Cissy. En dat verandert ook niet wat er met Natalie gaat gebeuren.’

‘Nee, mevrouw, dat is waar.’

Ze vertrokken en lieten de door verdriet verscheurde Dabneys in de bibliotheek achter.

Buiten vroeg Brown aan Decker: ‘Wat denk jij?’

‘Ik denk dat er iets niet klopt, maar ik weet niet wat.’