28

Decker werd naar voren geduwd, struikelde en verloor bijna zijn evenwicht.

Iemand scheen met een lamp in zijn gezicht.

‘Tráelo aqui.’

Weer kreeg Decker een duw in de rug.

‘Schiet op!’

Hij kwam bij het gat en keek naar beneden, zag het lichaam in een zak en keek naar de andere mannen.

Ze waren met z’n vijven, plus Amaya. Ze waren jong, ruw en alle vijf gewapend.

Decker schatte zijn kansen laag in en hij vroeg zich even af hoe Jamison op zijn dood zou reageren.

Ik heb het je gezegd, Amos.

Maar hij wist dat ze dat niet zou zeggen. Ze zou er kapot van zijn. En op dit moment vond hij dat erger dan de gevaarlijke situatie waarin hij zich bevond.

De kleine man die hij bij het appartementengebouw had gezien was er niet bij. Danny had gezegd dat hij de man hier had gezien en dat die toen een pak droeg en een helm. Kennelijk stonden iemand vermoorden en het lijk verbergen niet in zijn functieomschrijving.

Misschien liepen er vanavond daarom geen bewakers rond, omdat ze niet wilden dat hier iemand was tijdens dit kleine extra klusje.

Maar de andere mannen hier leken meer dan bereid om lijken te begraven.

Een van de mannen keek Amaya aan en zei: ‘Espacio para dos.’

Om dat bevel te verstaan hoefde Decker ook niet goed Spaans te spreken. Het woord ‘dos was het enige wat hij nodig had: hij was de tweede persoon en zij zouden hem samen met die andere man begraven.

Maar er was iets wat in zijn voordeel werkte, ook al was de kans klein dat hij daar iets mee opschoot: ze hadden niet gecontroleerd of hij een wapen had. Dat was een vergissing.

Maar achter hem stond een man met een pistool. En de man met de zaklamp had een pistool in zijn andere hand. Beide pistolen waren op Decker gericht.

Bovendien waren er nog drie mannen, allemaal met een wapen. Hij kon er misschien één of twee uitschakelen, maar daarna zou een van de anderen hem misschien doden. Het was een eenvoudige rekensom, en hij was absoluut in het nadeel, welk plan hij ook bedacht.

‘El es federale,’ zei Amaya opeens en hij wees naar Decker.

De mannen draaiden zich om en keken naar hem.

‘Es un federale,’ zei Amaya weer. ‘fbi!’ Hij wees koortsachtig naar Decker.

De man met de zaklamp zette een stap in Deckers richting. ‘Federale?’

Decker knikte.

De man glimlachte. ‘Maakt me geen zak uit. Je bent dood.’

Decker had nu geen keus meer. Het maakte hem niet uit of hij wel of geen kans maakte. Als hij doodging, wilde hij ten minste één of twee van die klootzakken meenemen.

Hij liet zijn schouders zakken, dook in elkaar en sprong weer op. Hij ramde de man precies tegen het borstbeen en haalde de maximale kracht uit zijn benen. Decker raakte hem zo hard dat diens voeten van de vloer kwamen, de man achterover tuimelde en gillend in het gat viel.

Deckers probleem was nu duidelijk: hij moest met nog vier andere mannen afrekenen.

Het voordeel was dat de enige lamp zojuist in het gat was verdwenen.

Nu was de duisternis zijn beste vriend.

Om hem heen werd geschoten. Gelukkig had Decker zich kort daarvoor op de grond laten vallen en zijn wapen getrokken. Hij wilde net schieten toen iets zo snel langs hem heen vloog dat hij niet eens kon zeggen wat het was.

Maar hij hoorde de impact toen een lichaam tegen een ander lichaam knalde en een van beide lichamen meegaf. Daarna hoorde hij de plof van iets wat met een klap op de stenen ondergrond viel.

Hij rolde naar rechts, richtte zijn wapen en vuurde.

De man die zijn pistool in Deckers rug had gedrukt, kreeg de kogel in zijn buik. Hij klapte gillend voorover en even later kwam er bloed uit zijn mond. Hij viel op de grond, uitgeschakeld. Buikwonden zijn afschuwelijk, wist Decker. De man zou waarschijnlijk ter plekke doodbloeden, en dat kon hem helemaal niets schelen.

Kogels raakten de grond vlak bij hem. Hij voelde dat er brokjes beton door de lucht vlogen, en toen dat er iets in zijn arm sneed, een kogel of een stukje steen. Wat het ook was, het deed ongelofelijk veel pijn.

Er werd nog steeds geschoten en hij rolde door. Hij raakte iets, besefte dat het een muur was, draaide om zijn as en hurkte in elkaar. Hij maakte een inschatting van de situatie: drie uitgeschakeld, nog twee te gaan.

Terwijl hij zich snel omdraaide om te zien waar de overgebleven twee mannen waren, was er weer een flits en weer een botsing. Hij hoorde een gedempte kreet en een pistool dat tegen de stenen vloog, gevolgd door een lichaam dat hetzelfde deed.

Oké, nu was er nog maar één man over.

Hij was blij dat zijn situatie enorm was verbeterd.

Hij kroop naar voren, met zijn pistool in de aanslag, en zag dat Tomas Amaya met de laatste man aan het vechten was. De man had een pistool en was groter en sterker dan Amaya. Hij duwde de kleinere man van zich af, richtte zijn wapen en wilde de trekker overhalen.

Decker wilde net schieten toen de andere man ergens zo hard door werd geraakt dat hij door de lucht vloog. Degene die hem had geraakt hield hem vast, en toen de man tegen de stenen klapte liet hij het pistool uit zijn hand vallen.

Oké, vijfde en laatste man uitgeschakeld.

Eigenlijk was het ongelofelijk.

Decker liep naar voren, licht hijgend, met zijn pistool in de aanslag. Hij draaide zich vliegensvlug om, op zoek naar beweging, naar nieuwe bedreigingen. Er was nog steeds iemand. En hoewel deze persoon die andere mannen had aangevallen, had hij geen enkele moeite gedaan zichzelf voor te stellen.

Dus kon hij nog steeds een probleem vormen voor Decker.

Even later zag Decker een lichtflits en daarna een hand die de zijkant van het gat vastpakte, waarna er een hoofd verscheen.

De man die hij in het gat had geslagen, met de zaklamp in zijn mond. Zijn andere hand kwam omhoog en hij richtte zijn pistool op Decker.

Decker kon onmogelijk op tijd reageren. Hij zwaaide zijn pistool in de richting van de man, maar zette zich instinctief schrap voor de impact van het schot.

Op dat moment werd er met veel kracht een werklaars op de hand van de man gezet. De man gilde het uit. Daarna schopte diezelfde laars het pistool uit zijn hand. De man liet los en viel terug in het gat, terwijl zijn pistool op de vloer viel en geen kwaad meer kon aanrichten.

Decker keek naar Amaya, die zwaar hijgend naast het gat stond. ‘Bedankt,’ zei Decker.

Amaya knikte, bleek en zichtbaar te ontdaan om zelfs maar te antwoorden. Wankelend liep hij weg bij het gat en ging op de grond zitten.

‘Verdomme, man. Kun je niet gewoon voorkomen dat je in de problemen komt?’

Decker draaide zich vliegensvlug om en keek naar degene die de vraag had gesteld.

Iemand had een zaklamp in de hand en richtte de lichtstraal van Decker op zichzelf.

Melvin Mars, voorovergebogen en moeizaam ademend, glimlachte en zei: ‘Weet je, Decker, soms kan een schietgebedje effectief zijn!’