27

Toen Decker en Jamison die avond thuiskwamen, zat er iemand op hen te wachten.

Danny Amaya was bleek en zenuwachtig.

Jamison vroeg: ‘Danny, wat is er?’

‘Mijn vader, hij heeft me vandaag niet opgehaald van school.’

‘Hoe ben je thuisgekomen?’

‘De moeder van een vriendje heeft me thuisgebracht.’

‘Heb je de politie gebeld?’

‘Nee, ik was... Ik wist niet wat ik moest doen, ik was bang.’

‘Het komt wel goed, Danny. We bedenken wel iets.’ Jamison pakte zijn hand en nam hem mee naar boven naar hun appartement. ‘Heb je honger?’ vroeg ze.

Hij knikte en keek gespannen naar Decker.

‘Dan maak ik iets te eten voor je. Goed, Danny, vertel ons alles wat ons kan helpen te achterhalen waar je vader is.’ Jamison ging aan de slag in de keuken.

Danny zat aan de bar naar haar te kijken, terwijl Decker naast hem stond. ‘Hij zette me vandaag zoals altijd af bij school.’

‘Heeft hij iets tegen je gezegd wat zou kunnen verklaren waarom hij je later niet kwam halen?’ vroeg Decker.

‘Nee, ik kan niets bedenken. Ik ga naar de naschoolse opvang. En papa is daar altijd om zes uur. Maar hij kwam niet en toen wist ik niet wat ik moest doen.’

‘Heb je een mobieltje?’ vroeg Jamison.

Danny schudde zijn hoofd. ‘Mijn vader wel, maar het is te duur als ik er ook een heb.’

‘Maar kon je je vader niet bellen met de telefoon van een vriendje?’

‘Dat heb ik ook gedaan. Ik heb een mobieltje geleend en belde hem, maar hij nam niet op.’

Jamison zei: ‘Oké, eerst gaan we de politie bellen, dan kunnen zij op zoek gaan naar je vader.’

Decker zei: ‘Ik kan wel naar de bouwplaats gaan waar hij werkt. Jij hebt ons verteld waar dat is. Bij het water.’

Danny knikte.

Jamison sneed een tomaat in stukjes voor de salade waar ze mee bezig was, maar hield ermee op en zei: ‘Amos, je zou niet alleen moeten gaan.’

‘Ik zal echt niets gevaarlijks doen. Ik ga er even een kijkje nemen, dat is alles. Als ik iets verdachts zie, bel ik de politie.’ Hij stak zijn hand uit. ‘Ik zal met jouw auto moeten, Alex.’

Ze haalde de sleutels uit haar jaszak, maar aarzelde voordat ze die aan hem gaf. ‘Beloof je dat je niets gevaarlijks doet?’

‘Beloofd.’

Decker keek naar Danny. ‘Wat doet je vader precies, Danny, op die bouwplaats?’

‘Van alles. Meestal werkt hij als metselaar, daar is hij heel goed in.’

‘Ik ben zo terug.’

 

* * *

 

Even later perste Decker zich in Jamisons auto en reed weg. Het kostte hem maar een minuut of vijftien om naar de bouwplaats te rijden, waar het nu helemaal donker was. Decker zag niemand.

De gebouwen aan weerszijden van zijn bestemming werden gesloopt. De hele omgeving werd snel gerenoveerd. Er waaide een kille wind tussen de gebouwen door. Decker zette de auto in de straat tegenover de bouwplaats en trok de kraag van zijn jas omhoog. Hij nam rustig de tijd om om zich heen te kijken, maar zag niemand. Ook Amaya’s Nissan Sentra zag hij nergens.

Hij liep snel naar de overkant en bleef voor het gebouw staan. De buitenmuren stonden er al en er waren betonnen vloeren gestort. Decker telde twaalf verdiepingen. Er waren bouwliften aan het betonnen skelet bevestigd als spieren aan bot.

Hij liep langs een paar afzettingen, stapte door een opening naar binnen en keek op de begane grond om zich heen. Het verbaasde hem dat er geen bewakers op de bouwplaats waren. Hij legde een hand op zijn pistool en haalde een zaklamp uit zijn zak. Hij scheen om zich heen, maar zag alleen stapels bouwmaterialen.

Er was een trap die naar de lagergelegen verdiepingen leidde. Hij vroeg zich af of hij dit wel moest doen, maar besloot van wel. Misschien was Amaya beneden, gewond of zelfs dood.

Hij liep de trap af, scheen met zijn zaklamp om zich heen en zag dat de ruimte al voor een deel klaar was. In de vloer zat een groot gat en tegen een van de muren stonden stapels bakstenen. Toen hij naar beneden keek, zag hij dat de vloer bestond uit gemetselde bakstenen op een betonnen plaat.

Even later hoorde hij een geluid en deed hij zijn zaklamp uit. Hij liep naar een hoek en luisterde. Hij dacht dat hij stemmen hoorde, maar kon geen woorden onderscheiden.

Toen kwamen er voetstappen.

En verscheen er een licht.

Decker trok zich verder terug in het donker.

Vier mannen kwamen de trap af. Ze droegen iets.

Toen Decker zag wat het was, ging zijn hand naar zijn telefoon.

Het was duidelijk een lichaam.

Ze liepen ermee naar het gat en legden het ernaast. Daarna scheen een van de mannen met een zaklamp in het rond.

Toen zag Decker een bijzonder zenuwachtig ogende Tomas Amaya. Zijn gezicht was gekneusd en bloederig.

Twee mannen hadden een pistool in de hand. Ze richtten dat op Amaya, waarop hij en de vierde man het lichaam optilden en in het gat legden.

‘Prepara el hormigón.’

Deckers Spaans was niet erg goed, maar dat hoefde ook niet.

Amaya sneed een zak cementmix open en stortte de inhoud in een betonmolen. Hij voegde er water aan toe en zette het apparaat aan.

Nu was wel duidelijk wat er zou gaan gebeuren.

En waarvoor ze Amaya nodig hadden.

Hij moest het beton in het gat storten en er bakstenen op leggen, die naadloos aansloten bij het werk dat hij hier al had verricht.

Daar hadden ze hem voor nodig.

Om het lijk te verbergen.

Decker dacht niet dat de metselaar na deze klus bleef leven, zodat hij ooit nog een andere klus kon uitvoeren.

Decker haalde zijn telefoon tevoorschijn en zag tot zijn grote afschuw dat hij geen bereik had.

Shit.

Op datzelfde moment merkte hij dat er nog iemand hier bij hem was.

Doordat die persoon de loop van een pistool in zijn rug drukte.