53

Decker en Jamison reden zwijgend naar huis. Terwijl ze hun appartement binnenliepen vroeg ze: ‘Wil je dat ik iets te eten maak? En dan bedoel ik niet iets opwarmen in de magnetron. Ik kan kip met rijst maken.’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee, dank je wel. Ik heb niet echt trek.’

‘Je moet niet té dun worden, hoor!’ grapte ze, maar Decker was al naar zijn kamer gelopen.

Hij deed zijn slaapkamerdeur achter zich dicht, ging op zijn bed zitten en pakte de pop. Het regende alweer en de regen tikte ritmisch tegen het raam. Hij keek naar het plastic gezicht met de twee grote ogen die hem zonder te knipperen aankeken.

Steeds als hij naar deze pop keek, zag hij Molly’s gezicht. Hij wist dat dit niet gezond was, maar ook dat hij daar niet mee kon ophouden. Nog niet tenminste.

Hij had een dochter gehad, een prachtige kleine meid die een geweldige vrouw zou zijn geworden. Daar twijfelde hij absoluut niet aan. Maar daar had ze de kans niet voor gekregen. Ze was gestorven zonder te weten dat een terloopse opmerking van haar vader een rampzalige reeks gebeurtenissen in gang had gezet die uiteindelijk leidde tot de dood van haar, haar moeder en haar oom.

Hij streelde het haar van de pop en legde hem toen weer neer. Hij ging op het bed liggen en keek naar het donkere plafond.

Hij had het gevoel dat hij al eeuwen aan deze zaak werkte. En toch was hij nog geen zier opgeschoten.

Geen zier.

In allerlei opzichten leek het zelfs alsof ze stappen achteruit hadden gezet.

Hij had de simpele waarheid gezegd. Tenzij ze ontdekten waarom Walter Dabney Anne Berkshire had vermoord, zouden ze deze zaak nooit oplossen.

En ik heb alles verdomme zien gebeuren, maar toch kan ik het nog steeds niet verklaren.

Hij ging rechtop zitten, met zijn rug tegen het hoofdeinde.

Oké, hij moest dit stap voor stap aanpakken.

Feit: Dabney was gedwongen om geheimen te stelen om een zogenaamde gokschuld van tien miljoen dollar af te betalen.

Feit: Natalie had toegegeven dat ze haar vader bij dit complot had betrokken.

Speculatie: Natalie wist niets van de spionage.

Feit: Dabney was terminaal ziek.

Feit: Dabney heeft Berkshire doodgeschoten.

Feit: Berkshires verleden was een mysterie en de onderdelen die ze kenden, waren verzonnen.

Feit: Berkshire bezat een oude boerderij en een aftandse auto.

Feit: Berkshire bezat miljoenen dollars.

Feit: Berkshire bewaarde in een opslag iets wat eruitzag als spionageherinneringen.

Feit: Ze werkte als invaldocente en als vrijwilligster bij een hospice.

Feit: Ze had een usb-stick verborgen in die boerderij.

Feit: Iemand had Decker overvallen om die stick in handen te krijgen.

Speculatie: De door Dabney gestolen geheimen hadden iets te maken met geheime toegang tot gevoelige informatieplatformen die van cruciaal belang waren voor de nationale veiligheid.

Dit laatste had hij als Speculatie betiteld, omdat Brown degene was geweest die deze informatie had verstrekt en ook omdat ze de vorige keer dat hij haar dat vroeg tegen hem had gelogen. Hij wist het dus niet zeker en Bogart had het niet kunnen verifiëren doordat de dia dat onmogelijk had gemaakt.

Dus wat kon hij uit dit alles afleiden?

Hij stond op van het bed, liep naar het raam en keek naar buiten.

Hij sloot zijn ogen en liep in gedachten beeld voor beeld na.

Vaak kon hij op deze manier iets zien wat onzichtbaar was. Dan zag hij een rode vlag als een stukje informatie niet klopte met een ander stukje.

Soms wist hij daardoor in welke richting hij het moest zoeken.

Maar soms stond hij ook gewoon met lege handen.

Terwijl hij in gedachten beeld voor beeld bekeek, hoopte hij dat hem iets, wat dan ook, zou opvallen. Iets wat iemand had gezegd of gedaan. Een handeling die onlogisch was. Iets, wat dan ook.

Kom op, wat dan ook!

Kom op!

Hij opende zijn ogen.

Zijn uitgangspunt was geweest dat Berkshire nooit iets deed zonder een goede reden. Als hij daar gelijk in had, had hij de helft van de vergelijking over het hoofd gezien.

Shit!

Jamison schrok toen Decker zijn kamer uit schoot en als een torpedo door de gang vloog. Ze stond bij het aanrecht en bracht net een lepel muesli naar haar mond. ‘Wat doe je?’ riep ze.

‘We moeten weg!’

‘Waarnaartoe?’

‘Het Dominion Hospice.’

 

* * *

 

Het was harder gaan regenen, de ruitenwissers van Jamisons auto konden het bijna niet bijbenen. Decker zat als een watermeloen in een sok op de passagiersstoel gepropt, en zag er nerveus en gespannen uit.

‘Ga je me nog vertellen waarom we naar dat hospice gaan?’ vroeg Jamison.

‘Waarom werkte ze daar als vrijwilligster?’

‘Dat weet ik niet. Waarom werkte ze als invaldocente op een school?’

‘Omdat haar opslag aan de overkant was. Ik denk dat ze om de een of andere reden bij die spullen in de buurt wilde zijn. En weet je nog wat ze tegen Billings had gezegd? Volgens mij voelde ze zich superieur ten opzichte van Amerikaanse docenten en studenten. Als dat zo was, kunnen we dat wel van het lijstje schrappen. Dan blijft het hospice over. En als ze nog altijd spioneerde, heb ik altruïsme van de lijst geschrapt. Dus waarom dat hospice?’

Ze arriveerden bij het Dominion Hospice. Het bezoekuur was voorbij, maar dankzij hun fbi-legitimatie mochten ze naar binnen. De directeur, Sally Palmer, was al naar huis, maar de avondmanager, Alvin Jenkins, ontving hen in zijn kantoor.

Jenkins was klein en mollig, en achter in de vijftig. Hij droeg een bril en had een rand grijzend haar om zijn kale schedel. Als antwoord op hun vragen zei hij: ‘Ik heb Anne Berkshire nooit ontmoet, maar haar naam wel gehoord. Ik werk ’s avonds, en ik weet dat zij altijd ’s ochtends kwam.’

‘Hebt u nog meer vrijwilligers?’ vroeg Decker.

‘Jazeker, een heleboel. De meesten zijn ouder; gepensioneerden die de tijd hebben om hier mensen op te zoeken.’

‘Hebt u een lijst met hun namen? En een lijst met al uw medewerkers? Verpleegkundigen en administratief medewerkers, iedereen.’

Jenkins keek naar zijn computer en drukte een paar toetsen in. ‘Die kan ik wel voor u printen, maar waar gaat dit allemaal over?’

Voordat Decker kon antwoorden, zei Jamison: ‘Nationale veiligheid.’

Jenkins’ mond viel open. ‘Lieve help, oké.’ Hij overhandigde hun de geprinte pagina’s. ‘Het is tijd voor mijn ronde,’ zei hij. ‘U mag mijn kantoor zo lang als nodig is gebruiken.’ Daarop vertrok hij.

Decker en Jamison keken naar de lijsten.

‘Waar zijn we naar op zoek, Amos?’

‘Dat weet ik niet zeker. Naar alles wat anders is dan anders.’

‘Het lijkt me niet dat we dat kunnen ontdekken door naar de leeftijd en foto’s van deze mensen te kijken. Ik bedoel, wat zou Berkshire hier in vredesnaam kunnen doen? Bovendien weten we niet eens zeker of deze mensen hier tegelijk met haar waren. Ik bedoel, als zij met iemand wilde praten, zou die hier moeten zijn immers? En ze ging alleen bij een paar patiënten op bezoek. Misschien kunnen we Jenkins vragen of hij weet...’

‘Gevangene!’ riep Decker opeens.

Hij sprong op en rende het kantoor uit.

Jamison bleef alleen achter, met de papieren in haar hand en een verbijsterde blik op haar gezicht.

Even liet ze haar schouders zakken, maar toen stond ze op en rende achter hem aan. ‘Echt, ik zweer het, ik vermoord hem nog een keer!’