69

Het regende alweer.

Sterker nog, de regen viel met bakken uit de hemel en het onweerde, felle bliksemflitsen gevolgd door heftige donderslagen.

Decker was zich duidelijk niet bewust van het noodweer. Hij zat in een stoel in de keuken van hun appartement naar zijn laptop te kijken.

In een auto voor hun gebouw zaten twee fbi-agenten, net als voor het huis van Harper Brown. Mars was bij haar gebleven.

Bogart en Milligan waren na de overval naar hen toe gekomen. De technische recherche had niets gevonden, alleen een heleboel mp5-hulzen en de verdeelkast die de aanvallers hadden opengebroken om de elektriciteit in Browns huis af te sluiten. Buren hadden de schoten gehoord, en twee hadden gezien dat de mannen in een gereedstaande suv sprongen waarvan de kentekenplaat helaas afgedekt was geweest. Toen Decker en Jamison niets meer konden doen, waren ze teruggegaan naar hun eigen appartement en lieten het aan Mars en Brown over om de rommel op te ruimen.

Decker zat al meer dan een uur in de keuken; Jamison was allang naar bed. Decker voelde even aan het plekje op zijn gezicht waar hij geraakt was door een brokje stucwerk. Brown had de snee schoongemaakt en er een pleister opgeplakt.

Hij keek weer naar het beeldscherm. Hij zat al zo’n twintig minuten naar één webpagina te kijken.

Hij deed zijn ogen dicht en dacht na. Toen hij ze weer opende, keek hij op zijn horloge.

Het was bijna zeven uur ’s ochtends. Hij had niet geslapen, maar voelde zich toch behoorlijk fit.

Hij pakte zijn telefoon en toetste een nummer in. De vrouw nam op. Daarna pakte hij Jamisons autosleutels van het haakje, ging naar beneden, zwaaide naar de fbi-agenten in hun auto, beende over de parkeerplaats – waarbij hij drijfnat werd – en stapte in haar auto.

Hij reed naar het Hoover Building en ging naar binnen, naar zijn afspraak met lijkschouwer Lynne Wainwright in de autopsiekamer.

Ze had haar labjas aan en haar bril hing aan een koortje voor haar borst. Ze gaapte en zei: ‘Het was een heel gedoe om hier vanochtend naartoe te komen. De ochtendspits en het noodweer zijn geen goede combinatie.’

‘Klopt.’

‘Wat is er aan de hand?’

‘Ik heb een paar vragen.’

‘Dat dacht ik al.’ Ze nam hem mee naar een bureau in de hoek, en ze gingen zitten. ‘Roept u maar!’ zei ze.

‘Als ik u een paar symptomen geef, kunt u me dan een mogelijke oorzaak vertellen?’

‘Oké.’

‘Aangeboren afwijkingen. Ontbrekende tenen en een misvormde arm.’

‘Oké. Daar kunnen een heleboel redenen voor zijn.’

‘Ik ben nog niet klaar. Bovendien astma bij alle kinderen?’

‘Dat beperkt het aantal mogelijkheden een beetje, maar niet genoeg, Decker. Waar wilt u naartoe?’

‘Dan geef ik u nog de namen van een paar medicijnen.’ Hij had de namen onthouden en ze opgeschreven, en gaf haar nu het stuk papier.

Wainwright nam de lijst door. Ze wees er eentje aan en zei: ‘Die gebruik je bij een leverziekte, en deze bij een nierziekte. Lipitor is voor als je een hoog cholesterolgehalte hebt, dat weten de meeste mensen dankzij de tv-reclames. Zoloft is tegen depressie en die helpt mee je botdichtheid te vergroten.’

Decker knikte. ‘Is u tijdens Dabneys autopsie iets opgevallen?’

‘Niet echt. We hebben de uitslagen van het bloed- en gifonderzoek terug. Zoals ik u al vertelde, slikte hij pijnstillers, maar zaten er geen sporen van andere medicijnen in zijn bloed, voor het geval dat u zich afvroeg of hij high was toen hij deed wat hij deed.’

‘Op geen enkel medicijnflesje stond zijn naam; die stonden allemaal op naam van zijn vrouw.’

‘Eigenlijk was hij uitstekend in vorm, op die hersentumor na natuurlijk. Zonder die tumor had hij nog minstens twintig jaar te leven.’

‘Stom geluk.’

‘Stomme pech,’ zei Wainwright.

‘Ja,’ zei hij afwezig, voor zich uit kijkend.

Ze vroeg: ‘Waar denkt u aan?’

‘Ik vraag me gewoon af waarom zo’n gezond uitziende familie zoveel fysieke en medische problemen had.’

‘Nou, die astma kan erfelijk zijn.’

‘Een van de dochters zei dat haar moeder het had, niet haar vader.’

‘Klopt. Dabneys longen, luchtwegen en slokdarm waren schoon. Ik heb daar nergens irritaties gezien die zouden wijzen op een soort astma of andere longkwaal.’

‘Dus was het zijn vrouw die al die medicijnen gebruikte.’

‘Luister, in dit land worden veel te veel pillen geslikt, door zowel kinderen als ouderen. Mijn moeder slikte in de laatste drie jaar van haar leven vierentwintig pillen per dag, en zij had vrienden die er zelfs nog meer slikten. En het schijnt zo te zijn dat een op de twee kinderen Ritalin of iets dergelijks krijgt. Het is belachelijk, maar ook waar.’

‘Dat weet ik,’ zei Decker. ‘Maar het zit me toch dwars. En verder zie ik in deze zaak ook bijna geen andere aanknopingspunten.’

‘Dus klampt u zich aan elke kleinigheid vast?’

‘Misschien. Maar ik denk liever dat de kans steeds groter wordt dat ik die naald in de hooiberg vind.’