47

Bogart was in het appartement van Decker en Jamison. Hij ging naast Jamison zitten, legde een hand op haar schouder en vroeg: ‘Weet je zeker dat je niets nodig hebt?’

Jamison had haar ogen gesloten en er druppelden tranen uit. Langzaam knikte ze.

Bogart keek op naar Decker die aan de keukentafel zat en een ijskompres tegen zijn gezwollen kaak drukte. ‘Gaat het?’

‘Ik klaag niet, hoor. Alex heeft ons leven gered.’

Milligan stond naast Decker. ‘Ze had nooit eerder iemand doodgeschoten,’ zei hij zacht. ‘Dat is niet iets waar je zomaar even overheen stapt.’

Decker keek naar Jamison. ‘Het komt wel goed, ze is heel dapper.’

Bogart stond op en liep naar Decker toe. ‘We zullen mensen voor het gebouw zetten, voor het geval dat Alvarez vrienden heeft. Weet je zeker dat het goed gaat met jullie?’

Decker knikte. ‘Ik regel het nu wel.’

Bogart en Milligan vertrokken.

Decker stond op, liep naar Jamison toe en ging naast haar zitten. ‘Het spijt me dat dit is gebeurd, Alex,’ begon hij.

Ze veegde met haar mouw langs haar neus en ging rechtop zitten. ‘Als jij me niet had verteld wat ik moest doen, waren we nu allebei dood.’

‘Als jij niet had gedaan wat je deed, waren we nu dood.’

Ze leunde achterover en keek naar het plafond. ‘Ik heb iemand gedood, Amos.’

Hij keek haar ongemakkelijk aan. ‘Er is geen perfecte manier om daaroverheen te komen.’

‘Wat deed jij nadat je dat voor het eerst had gedaan?’

‘Wil je dat echt weten?’

Ze knikte.

‘Ik belde Cassie en zei dat ik die avond niet thuiskwam. Ik schreef mijn rapporten, had gesprekken met Interne Zaken, sprong door alle bureaucratische hoepels, ging aan de zuip en werd stomdronken.’

‘Hielp dat?’

‘Nee. Ik werd wakker met een gigantische kater en voelde me nog steeds ellendig door wat er was gebeurd.’

‘Bedankt voor je peptalk,’ zei ze met een holle klank in haar stem.

‘Wat ik wil zeggen is dat ik er zelfs met mijn perfecte geheugen niet overheen kwam. Die dingen blijven me achtervolgen, Alex. Maar ik kan ermee leven. Jij ook. Daar is alleen tijd voor nodig.’

Ze liet haar hoofd in haar handen zakken. ‘Ik zal zijn gezicht de rest van mijn leven blijven zien.’

‘Nee hoor. Hij is hiermee begonnen, en jij moest het afmaken. Je hebt ons leven gered, Alex.’

‘Ik was zo bang, Amos.’

‘Ik ook.’

‘Maar jij bent politieagent geweest. Jij bent gewend aan dit soort dingen.’

‘Je went er nooit aan dat iemand je probeert te vermoorden.’

Jamison haalde een tissue uit haar zak en wreef over haar ogen. ‘Ik ben blij dat je me had laten zien hoe ik met dat pistool moest schieten.’

‘Goed met een pistool leren schieten is niet zo moeilijk. Schieten als dat echt nodig is, dát is moeilijk. Daarvoor ben je met vlag en wimpel geslaagd.’

‘Maar nadat ik op hem had geschoten, raakte ik in paniek. Ik kon mezelf niet eens verdedigen.’

‘Dus toen was het mijn beurt om jou te helpen. Dat doen partners, Alex. Wij passen op elkaar.’

‘Dat is de eerste keer dat je me zo noemt.’

‘Hoe?’

‘Je partner.’ Ze streek een lok haar uit haar gezicht. ‘Dat klinkt wel leuk, vind ik.’

‘Je moet onder een hete douche, een pil nemen, naar bed gaan en er vanavond niet meer aan denken.’

‘Maar...’

‘Je moet je hersens rust geven. Morgen kun je proberen ermee in het reine te komen, maar vanavond niet.’ Hij keek haar na toen ze wegliep.

Vlak voordat ze haar slaapkamerdeur dichtdeed, draaide ze zich om en zei: ‘Dank je wel, Amos.’

‘Waarvoor?’

‘Voor... voor dat je nu niet je normale zelf bent.’ Ze liet een zwakke glimlach zien en deed de deur dicht.

Een minuut later hoorde hij dat haar douche aanging.

Decker stond op en keek naar zijn telefoon. Hij had al vier keer geprobeerd Mars te bellen om hem te vertellen wat er was gebeurd, maar er werd niet opgenomen en dat was niets voor hem.

Decker trok zijn jas aan, pakte Jamisons autosleutels, verliet het appartement en deed de voordeur achter zich op slot. Hij liep langs de fbi-agenten in de lobby van het gebouw. ‘Goed op haar passen, jongens,’ zei hij.

Hij wist waar Mars verbleef, het was niet ver. Hij perste zichzelf in Jamisons cabriolet en wenste even dat hij dertig centimeter kleiner en veertig kilo lichter was.

De rit duurde maar een kwartier, want er was maar heel weinig verkeer op dit tijdstip.

Hij reed de parkeerplaats van het hotel op en zette de auto op een lege parkeerplek. Hij wilde net uitstappen toen er een auto voor het gebouw stopte en een van de parkeerhulpen van het hotel uit de auto stapte. Hij overhandigde de autosleutels aan de eigenaar, die daarop instapte en wegreed.

Decker keek op zijn horloge.

Het was bijna vijf uur ’s ochtends, dus besloot hij zijn plannen te wijzigen: hij reed achter de andere auto aan.

Twintig minuten later werd de auto op een open plek langs de stoeprand geparkeerd. Het portier ging open en de chauffeur stapte uit.

Decker stopte ook en deed zijn raampje naar beneden. ‘Jij was nog laat uit,’ zei hij. ‘Of je komt laat thuis.’

Harper Brown draaide zich om en keek hem aan. ‘Wat doe jij hier?’

‘Je hebt de waarheid verteld.’

‘Waarover?’

‘Dat je best sociaal bent in je vrije tijd. Hoe gaat het met Melvin? Lekker aan het uitrusten?’

Ze slaakte een zucht, leunde tegen de motorkap van haar bmw en vroeg: ‘Wil je binnenkomen voor een kop koffie?’

‘Dat weet ik niet. Wil ik dat?’ Decker parkeerde zijn auto op een lege plek twee auto’s verderop en stapte uit.

Hij ging naast Brown staan toen ze de sleutel in het slot van haar voordeur stak. ‘Ik ben blij voor je dat je een leuke nacht hebt gehad,’ zei hij.

‘Bedankt, ik ook. En jij?’

‘Niets om over naar huis te schrijven,’ zei Decker toen ze naar binnen liepen.