2
Duisternis. Dat staat ons allemaal te wachten, niemand uitgezonderd, in onze laatste ogenblikken. Dat dacht Amos Decker terwijl hij op de stoel naar het lichaam zat te kijken.
Anne Berkshire lag op een metalen tafel in het mortuarium van de fbi. Al haar kleren waren uitgetrokken en in bewijszakken gestopt. Haar naakte lichaam lag onder een laken. Haar verwoeste gezicht was ook bedekt, hoewel er vlekken in de stof zaten van haar bloed en vernield lichaamsweefsel.
Volgens de wet moest er een lijkschouwing worden uitgevoerd, ook al was er geen enkele twijfel aan de oorzaak van haar dood.
Door een bizarre speling van het lot was Walter Dabney niet dood. Nóg niet in elk geval. De artsen in het ziekenhuis waar hij snel naartoe was gebracht, hadden weinig hoop dat hij herstelde of zelfs weer bij bewustzijn kwam. De kogel was dwars door zijn hersens gevlogen; het was een wonder dat hij niet meteen was gestorven.
Alex Jamison en Ross Bogart, twee van Deckers collega’s bij de joint taskforce die bestond uit burgers en fbi-agenten, waren op dat moment in het ziekenhuis bij Dabney. Als hij bij bewustzijn kwam, wilden ze alles horen wat hij misschien zou zeggen dat verklaarde waarom hij Anne Berkshire op straat had vermoord en daarna had geprobeerd zelfmoord te plegen. Volgens de artsen was het uitgesloten dat Dabney zover herstelde dat hij kon worden verhoord.
Dus zat Decker gewoon in het donker naar het afgedekte lichaam te kijken.
Hoewel voor hem het vertrek niet donker was.
Voor Decker was het een etherisch lichtblauw. Door een bijna fatale klap op het footballveld waren zijn zintuiglijke verbindingsbanen verward geraakt, een conditie die synesthesie wordt genoemd. Voor hem had de dood de kleur blauw. Die kleur had hij op straat gezien toen Dabney Berkshire vermoordde.
En hij zag die kleur nu ook.
Decker had een verklaring afgelegd bij de politie van d.c. en de fbi, net als de bewaker die bij hem was geweest. Ze hadden niet veel kunnen vertellen. Dabney had een pistool getrokken en eerst op Berkshire geschoten en daarna op zichzelf. Dat was heel duidelijk. Wat niet duidelijk was, was waaróm hij dat had gedaan.
Het plafondlicht ging aan en een vrouw in een witte labjas kwam binnen. De lijkschouwer stelde zichzelf voor als Lynne Wainwright. Ze was in de veertig en had de gespannen, ietwat opgejaagde blik van iemand die elke soort geweld heeft gezien die de ene mens de andere kan aandoen. Decker stond op, liet haar zijn id zien en vertelde dat hij bij een fbi-taskforce zat. En ook dat hij getuige was geweest van de moord.
Decker keek op toen Todd Milligan, het vierde lid van de joint taskforce, het vertrek binnenkwam. Een vijfde lid, Lisa Davenport, een afgestudeerd psycholoog, was niet teruggekomen bij de eenheid; zij had besloten weer bij een privépraktijk in Chicago te gaan werken.
Milligan was midden dertig, 1 meter 82, had kortgeknipt haar en een lichaam dat uit graniet gehouwen leek. Hij en Decker hadden in eerste instantie met elkaar gebotst, maar nu konden ze goed met elkaar opschieten – tenminste voor zover Decker dat kón met een ander mens.
Decker had er moeite mee een band met iemand aan te gaan. Dat was niet altijd zo geweest, maar hij was niet meer dezelfde man als vroeger.
Behalve aan synesthesie leed Decker ook aan hyperthymesia – een perfect geheugen – na een hersentrauma veroorzaakt door dezelfde keiharde klap tijdens zijn uiterst korte carrière in de nfl. Die klap had zijn persoonlijkheid veranderd. Vroeger had hij genoten van het gezelschap van andere mensen en graag plezier gemaakt, maar tegenwoordig was hij ontoeschietelijk en miste hij het vermogen sociale hints op te vangen – een vaardigheid die de meeste mensen normaal vinden. Iemand die hem pas kende, zou denken dat hij een autismespectrumstoornis had. En dan zaten ze er misschien niet eens ver naast.
‘Hoe gaat het, Decker?’ vroeg Milligan. Zoals altijd droeg hij een donker pak, een smetteloos wit overhemd en een gestreepte stropdas. Vergeleken met hem leek de onverzorgd uitziende Decker wel een dakloze.
‘Beter dan met haar,’ zei Decker en hij wees naar de dode Berkshire. ‘Wat weten we inmiddels van haar?’
Milligan haalde een kleine notebook uit zijn binnenzak en scrolde over het scherm. Ondertussen keek Decker naar Wainwright, die het laken van Berkshire aftrok en de instrumenten klaarlegde die ze nodig had voor de autopsie.
‘Anne Meredith Berkshire, negenenvijftig, ongetrouwd, invaldocente bij een katholieke school in Fairfax County. Ze woont, of woonde, in Reston. Er hebben zich geen familieleden gemeld, maar we zijn nog steeds op zoek.’
‘Waarom was ze bij het Hoover Building?’
‘Dat weten we niet. We weten niet eens of ze daar echt naartoe wilde. Ze stond ook niet op het rooster om vandaag les te geven.’
‘En Walter Dabney?’
‘Eenenzestig, getrouwd, vier volwassen dochters. Heeft een goedlopend bedrijf dat als contractor voor de overheid werkt, voor de fbi en andere diensten. Daarvoor heeft hij tien jaar bij de nsa gewerkt. Woont in een groot huis in McLean. Hij heeft uitstekend geboerd.’
‘Hád uitstekend geboerd,’ verbeterde Decker hem. ‘Zijn vrouw en kinderen?’
‘We hebben zijn vrouw gesproken. Ze is hysterisch. De kinderen wonen verspreid, eentje woont in Frankrijk. Ze komen hier allemaal naartoe.’
‘Heeft een van hen een idee waarom hij dit zou doen?’
‘We hebben hen nog niet allemaal gesproken, maar tot nu toe is er niets naar boven gekomen. Ze lijken allemaal nog in shock.’
Daarna stelde Decker de meest voor de hand liggende vraag. ‘Is er een relatie tussen Berkshire en Dabney?’
‘We zijn pas net begonnen, maar hebben nog niets ontdekt. Denk je dat hij een willekeurig iemand wilde vermoorden voordat hij zelfmoord pleegde en dat zij toevallig het dichtstbij was?’
‘Ze was zeker weten het dichtst bij hem,’ zei Decker. ‘Maar als je zelfmoord wilt plegen, waarom zou je dan een onschuldige mee de dood in nemen? Waarom zou je dat doen?’
‘Misschien was die vent doorgedraaid. Misschien ontdekken we iets in zijn achtergrond wat deze vreemde actie verklaart.’
‘Hij had een aktetas en een legitimatiebewijs bij zich, en het leek alsof hij naar het Hoover Building ging. Ging hij naar een vergadering?’
‘Ja. We hebben bevestigd gekregen dat hij naar een vergadering ging over een project dat zijn bedrijf voor het Bureau uitvoerde, een routineklus.’
‘Dus hij draait door, maar kon nog wel een pak aantrekken en naar het centrum gaan voor een onbelangrijke vergadering?’
Milligan knikte. ‘Ik zie de inconsistentie, maar het ís mogelijk.’
‘Alles is mogelijk, tot het dat niet meer is,’ antwoordde Decker.
Decker stond op en ging naast Wainwright staan. ‘Moordwapen was een Beretta 9mm. Contactwond onder aan de nek met een opwaartse baan. Ze was op slag dood.’
Wainwright maakte een Stryker-zaag klaar waarmee ze Berkshires schedel wilde openzagen en zei: ‘Klopt zeer zeker met de externe wonden.’
‘Als Dabney sterft, voer jij de autopsie dan ook uit?’
Ze knikte. ‘Het Bureau heeft de leiding van dit onderzoek, omdat Dabney als contractor voor hen werkte en het voor hun deur is gebeurd. Dus voer ik die inderdaad uit.’
Decker draaide zich om naar Milligan en vroeg: ‘Heeft de fbi al een team samengesteld om deze zaak te onderzoeken?’
Milligan knikte.
‘Wie zitten erin? Ken je ze?’
‘Ik ken dat team heel goed, want wíj zijn dat team.’
Decker knipperde. ‘Wát zeg je?’
‘Bogarts team, wij dus, heeft opdracht deze zaak te onderzoeken.’
‘Maar wij doen cold cases.’
‘Ja, dat was dus het onderwerp van de bespreking van vandaag. Ze wilden onze opdracht wijzigen: van cold cases naar hot cases. En omdat jij erbij was, leek het logisch ons erop te zetten.’
‘Ook al ben ik een getuige van deze misdaad?’
‘Het is niet zo dat er twijfels zijn over wat er is gebeurd, Decker. En er waren heel veel getuigen van wat hij deed. Ze hebben jou niet nodig.’
‘Maar ik ben hier om cold cases te doen,’ protesteerde Decker.
‘Tja, het is niet aan ons om dat te beslissen, Decker. Dat is aan de hoge pieten.’
‘En zij kunnen ons zomaar laten vallen? Zonder het zelfs maar te vragen?’
Milligan glimlachte, maar zijn gezicht betrok toen hij Deckers ongeruste blik zag. ‘Dit is een bureaucratie, Decker, en wij moeten bevelen opvolgen. Dat geldt tenminste voor Ross en mij. Ik neem aan dat jij en Jamison ermee kunnen kappen, maar mijn carrière is afhankelijk van het Bureau.’ Hij zweeg even. ‘We zullen nog steeds criminelen vangen, alleen nu daders van nieuwere misdaden. Jij blijft doen waar je zo goed in bent.’
Decker knikte, maar leek niet echt gerustgesteld door Milligans woorden. Hij keek naar Berkshires lichaam en werd van alle kanten aangevallen door de kleur blauw. Hij werd er misselijk van.
Wainwright keek naar hem en zag de naam op Deckers legitimatie. ‘Wacht eens even... Amos Decker. Ben jij die man die niets kan vergeten?’
Toen Decker niet antwoordde, zei Milligan snel: ‘Ja, dat is hij.’
Wainwright zei: ‘Ik hoorde dat jullie de afgelopen maanden een heleboel cold cases hebben opgelost. Vooral de zaak-Melvin Mars.’
‘Dat was een teamprestatie,’ zei Milligan. ‘Maar dat was ons zonder Decker niet gelukt.’
Decker verroerde zich en wees naar een paarse veeg op de rug van Berkshires hand. ‘Wat is dat?’
‘Ik zal eens kijken,’ zei Wainwright. Ze trok een vergrootglas aan een draai-arm boven de plek. Ze deed de lamp aan en richtte die op de hand van de dode vrouw. Terwijl ze door het vergrootglas keek, zei ze: ‘Lijkt een soort stempel.’
Nu keek Decker door het vergrootglas. ‘Dominion Hospice,’ zei hij en hij keek naar Milligan die al met zijn notebook bezig was.
Milligan keek naar het scherm. ‘Oké, gevonden. Dat hospice staat vlak bij het Reston-ziekenhuis. Zij behandelen terminale patiënten, maar dat lijkt me logisch.’
Decker keek naar Berkshire. ‘Als die stempel nog op haar hand zit, is ze daar vandaag misschien nog geweest. Na een douche was die eraf gewassen.’
‘Denk je dat ze daar iemand heeft bezocht?’ vroeg Milligan.
‘Nou ja, zelf was ze nog niet terminaal, tot Dabney haar vermoordde.’ Zonder nog iets te zeggen verliet hij opeens het vertrek.
Wainwright keek Milligan met opgetrokken wenkbrauwen aan na zijn onverwachte vertrek.
‘Dat soort dingen doet hij gewoon... heel vaak,’ zei Milligan. ‘Ik ben er al een beetje aan gewend.’
‘Dan ben je een beter mens dan ik,’ zei Wainwright. Ze hield de Stryker-zaag omhoog en zei: ‘Want als hij mij op die manier liet staan, zou ik hem hier misschien wel mee slaan.’