20

Tomas Amaya leek niet blij toen hij zag dat ze voor zijn deur stonden. ‘Ja?’ vroeg hij stug en hij keek hen strak aan. Hij ging zo staan dat ze niet naar binnen konden lopen.

‘Meneer Amaya, we hebben elkaar al ontmoet. Ik ben Alex Jamison, de manager van dit gebouw.’

Achter hem zag Decker dat Danny Amaya zijn hoofd om de hoek stak.

‘Ja?’ vroeg Amaya weer en hij bleef staan waar hij stond.

‘We hoorden dat u vanochtend een probleem had met twee mannen op de parkeerplaats?’

‘Probleem? No entiendo,’ zei hij op scherpe toon.

‘Ze bedoelt die mannen die u aanvielen, papa.’

Amaya draaide zich om en zag zijn zoon achter hem staan, met een schetsboek in zijn rechterhand en een stift in de andere. Amaya begon snel in het Spaans tegen zijn zoon te praten, waarop deze bleek werd, zich omdraaide en in het kleine appartement verdween.

Amaya wendde zich weer tot Jamison en Decker. ‘Ik heb geen probleem met niemand.’

Voordat Jamison iets kon zeggen, zei Decker: ‘Ze vielen u aan, zoals uw zoon al zei. De auto waar ze in reden, was gestolen. Ze hadden pistolen. Het is wel duidelijk dat het criminelen zijn, en wij kunnen helpen.’

Amaya keek op naar Decker. ‘Ik heb niemands hulp nodig.’

‘Vanochtend had u mijn hulp wel nodig,’ antwoordde Decker. ‘Als ik me er niet mee had bemoeid, hadden ze u misschien wel vermoord.’

Nu wilde Amaya de deur dichtdoen.

Decker zette zijn grote voet in de opening voordat de deur helemaal dicht was. ‘En Danny dan? Stel dat ze hem straks aanvallen? Wilt u wachten tot dat gebeurt?’

Amaya schreeuwde: ‘Vete ahora. Ahora!’

Decker trok zijn voet terug, waarop de deur werd dichtgeslagen.

Jamison keek nijdig naar Decker. ‘Fijn dat je míj het woord liet doen.’

‘Die man is bang en kwaad,’ zei Decker terwijl ze naar boven liepen, naar hun appartement.

Ze draaiden zich om toen ze voetstappen achter zich hoorden. Eerst dacht Decker dat het Tomas Amaya was, maar het was Danny. Hij droeg een vale spijkerbroek, een wit T-shirt dat accentueerde hoe mager hij was en vieze, gescheurde sportschoenen die te groot waren voor zijn voeten.

‘Danny, gaat het wel?’ vroeg Jamison.

Hij knikte. ‘Het spijt me dat mijn vader zich zo gedroeg.’

‘Hoeft niet, hoor. Hij zit kennelijk in een heel lastig parket.’

‘Weet jij wie die mannen waren?’ vroeg Decker.

Danny schudde zijn hoofd. ‘Maar ik weet dat mijn vader ze kent. Ik heb hem op de parkeerplaats met die kleine zien praten en die grootste is ook een paar keer langs geweest. Maar mijn vader laat me nooit bij hen in de buurt komen’.

‘Tot vanochtend,’ zei Decker.

Danny knikte. ‘Ik was zo bang. Ik... ik wist niet wat ik moest doen.’ Hij sloeg zijn blik neer. ‘Ik had moeten proberen mijn vader te helpen, maar dat deed ik niet.’ Hij keek weer naar hen. ‘Ik ben denk ik niet erg dapper.’

‘Jij bent een kind,’ zei Decker. ‘Ik ben een grote vent, en zelfs ik was bang. En ik had een pistool.’

‘Heeft je vader iets tegen je gezegd over wat die mannen wilden?’ vroeg Jamison.

Danny schudde zijn hoofd. ‘Mijn vader haalde me een keer van school op, maar moest toen nog even terug naar zijn werk. Dus reden we ernaartoe en toen heb ik in de auto mijn huiswerk gemaakt. Hij werkt aan een gebouw vlak bij het water. Daar heb ik die kleine man gezien. Hij liep voor onze auto langs, maar hij zag mij niet. Hij droeg een pak en net zo’n helm als mijn vader als hij aan het werk is.’

‘Vanochtend had hij ook een pak aan. Denk je dat hij in dat gebouw werkt?’

‘Of is hij een van de eigenaren?’ vroeg Jamison.

‘Dat weet ik niet. Hij ging met een van de bouwliften naar boven.’

‘Waar staat dat gebouw precies?’ vroeg Decker.

Nadat Danny hem dat had verteld, zei hij: ‘Ik moet terug.’

‘Wacht even, Danny, ik heb dit voor je.’ Ze haalde het schetsboek en de houtskoolpotloden uit haar handtas.

Hij nam ze met een verbaasde blik aan. ‘Waarom?’ vroeg hij.

‘Ik weet dat je kunstenaar wilt worden en dacht dat je ze wel kon gebruiken.’

‘Bedankt.’

Decker keek de jongen aandachtig aan. ‘Waar is je moeder?’

Danny stopte de potloden in de zak van zijn spijkerbroek voordat hij antwoord gaf. ‘Ze is dood.’

‘Wat is er met haar gebeurd?’

‘Ze is vermoord. Voordat we hiernaartoe kwamen.’

‘Vermoord? Een ongeluk?’

‘Het was geen ongeluk.’

Voordat Decker nog iets kon zeggen, draaide Danny zich om en rende de trap weer af.

Decker en Jamison bleven nog even staan, maar draaiden zich toen om en liepen verder naar boven naar hun appartement. Daar gingen ze in de woonkamer zitten en keken naar buiten. De zon ging al onder en kleurde de lucht rood en goud.

‘Hoe gaat het met je multitasking?’ vroeg Jamison.

‘Ik heb honger. Laten we al multitaskend gaan eten.’

 

* * *

 

Ze liepen naar een eenvoudig eethuisje ongeveer achthonderd meter van hun appartement. Ze liepen naar een tafeltje bij het raam met uitzicht op de straat. Nog geen kwart van de tafeltjes was bezet en het menu was met krijt op een schoolbord geschreven.

Toen de serveerster bij hen kwam, zei Decker: ‘Een medium cheeseburger met alles erop en eraan: friet en uienringen. En een gewone Budweiser.’ Hij keek Jamison met een bijna uitdagende blik aan.

‘Voor mij ook,’ zei Jamison, terwijl ze hem strak aankeek.

Nadat hun bier was gebracht, namen ze allebei een grote slok en leunden weer achterover in hun stoel.

‘Geen salade vanavond?’ vroeg Decker.

‘Op de burger zit sla en tomaat, Amos. Wat vind je van de Amaya’s?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Als die man in pak op de bouwplaats werkt, kunnen we hem laten natrekken.’

‘Ik vraag me af wat voor probleem hij heeft met Tomas.’

‘Dat kunnen heel veel dingen zijn.’

‘Dus we gaan hen helpen?’

‘Volgens mij is het antwoord wel duidelijk, denk je niet? Maar we mogen ons ook niet laten afleiden van ons gewone werk, Alex.’

‘Dat weet ik wel, hoor. En ik kan ook wel checken of we iets over de Amaya’s hebben. Maar ik zal niets gevaarlijks doen,’ zei ze snel. Ze nam nog een slok bier en zette de fles op een viltje. ‘Wat stond er op die usb-stick, denk je?’ vroeg ze.

‘Antwoorden op een heleboel van onze vragen over Anne Berkshire. Antwoorden die we nu dus niet hebben,’ voegde hij er grimmig aan toe.

‘Hopelijk vinden we die op een andere manier.’

Daar leek Decker weinig vertrouwen in te hebben.

Nadat hun eten was gebracht, zaten ze zwijgend te eten.

Toen Jamison haar laatste frietje in haar mond stopte, kreunde ze en zei: ‘Ik zal de hele week moeten trainen om dit te compenseren.’

Decker keek haar aan. ‘Anne Berkshire had aandelen en obligaties ter waarde van een dikke twintig miljoen dollar,’ zei hij. ‘Heeft Todd gecheckt.’

‘Verdomme!’ zei Jamison en ze likte het zout van haar vingers.

‘Het probleem met bankrekeningen is dat je een Social Security-nummer en correcte persoonlijke informatie moet opgeven. En die van haar lijken allemaal gecheckt, in elk geval goed genoeg om een bankrekening te kunnen openen bij een financieel-managementbedrijf.’

‘Heeft ze ooit persoonlijk met iemand daar gesproken?’

‘Dat heeft Todd ook gecheckt. Want door de omvang van haar portefeuille had ze iemand toegewezen gekregen, een financieel-account­manager, maar hij zei dat hij haar maar één keer had gezien. Het kantoor waar ze die rekening heeft geopend is aan de westkust. En de rente en het dividend van haar portfolio werden meteen op haar lopende rekening gestort. En ze betaalde haar rekeningen met die bankrekening. Ze heeft het appartement en de auto contant betaald, zodat haar maandelijkse lasten vrij laag waren. De inkomsten van die portfolio waren meer dan genoeg om alle kosten te dekken, en zelfs dan bleef er nog een heleboel over.’

‘Lijkt me heerlijk,’ zei Jamison spijtig. ‘Ik heb het je al eens eerder verteld: als ik aan het einde van de maand naar mijn saldo kijk, zie ik alleen maar nullen. Ik heb geen idee waar mijn geld blijft, echt niet.’

‘Nou, we weten wel waar Berkshires geld naartoe ging. Zij heeft haar huidige portfolio een jaar of zes geleden geopend met tien miljoen dollar, en geen nieuwe contante stortingen gedaan. Dus is het in die tijd meer dan verdubbeld, zelfs met de uitgaven voor het appartement en de auto. Todd zei dat dit heel goed kon, doordat de aandelenmarkt de laatste zeven, acht jaar is gestegen. Kennelijk stak ze al haar geld in bedrijven als Amazon, Apple en Google, en meer recent Facebook. En die zijn in die periode allemaal in waarde gestegen.’

‘Nou, ze had dus geluk,’ zei Jamison.

‘Niet echt, want ze is nu dood. Waar het om gaat, is dat ze haar oorspronkelijke vermogen in één keer heeft verkregen. Ik kan me voorstellen dat er wetten zijn waardoor je verplicht bent aan te tonen waar je geld vandaan komt. Als iemand met tien miljoen dollar, wat zal ik zeggen, Merrill Lynch binnenstapt en een rekening wil openen, moet hij waarschijnlijk een paar vragen beantwoorden en duidelijk maken waar dat geld vandaan komt.’

‘Je bedoelt in verband met witwaspraktijken?’

Decker knikte. ‘Dus kennelijk heeft ze de eerste test bij haar huidige financieel-manager doorstaan, tenminste volgens Todd. Al haar rekeningen leken in orde. Maar toen hij in de achtergrond van die rekeningen dook ‒ haar oude adres bijvoorbeeld – klopte er niets van.’

‘En dat heeft die financieel-managementfirma niet ontdekt?’

‘Ik denk dat ze niet zo diep groeven als de fbi. Ik bedoel, kom op zeg, ze hebben vast niet veel moeite gedaan om een rekening met tien miljoen dollar af te wijzen.’

‘Inderdaad. Maar hebben ze ook verteld waar het geld volgens haar vandaan kwam?’

‘Ja. Spaargeld, investeringen en een kleine erfenis.’

‘Oké.’

‘Dat appartement in Reston heeft ze vier jaar geleden gekocht, en de auto een jaar later. Hiervóór woonde ze in Atlanta en daarvoor in Seattle. Tenminste, dat denken we. Maar we hebben alleen informatie over haar van de laatste tien jaar. Voor die tijd hebben we niets, alsof ze niet bestond. Maar ze heeft wel een cv dat teruggaat tot haar middelbare school, dat is geaccepteerd door de backgroundcheck door haar school.’

Toen de rekening werd gebracht, betaalde Decker die. Hij weigerde Jamisons aanbod om mee te betalen. ‘Ik heb je vanavond niet goed behandeld,’ zei hij. ‘Laat me dat maar goedmaken met dit etentje.’

Ze glimlachte, maar die glimlach verdween toen iemand naar hun tafeltje liep.

Harper Brown keek Decker strak aan. Ze droeg een spijkerbroek, een leren jasje en een witte blouse. Door haar puntlaarsjes was ze een paar centimeter langer. ‘Meneer Decker, mag ik misschien even met u praten?’ Ze keek even naar Jamison, maar toen weer naar Decker. ‘Alleen.’

‘Ik kan wel buiten wachten,’ zei Jamison, met een ongelukkige blik op haar gezicht.

‘U kunt wel vooruitgaan, juffrouw Jamison. Ik kan uw vriend wel naar huis rijden.’

‘Ik vind het niet erg...’

Decker zei: ‘Het komt wel goed. En ik hoef u waarschijnlijk niet eens te vertellen hoe u moet rijden, want ik weet bijna zeker dat u precies weet waar ik woon.’

Brown stapte achteruit, glimlachte en wees naar de deur. ‘Zullen we dan maar?’ Ze keek Jamison aan en zei: ‘Maak u maar geen zorgen. Ik zal heel goed op uw collega passen.’

‘Dat is u geraden,’ zei Jamison dreigend.