3
Walter Dabneys borstkas ging op en neer met de spastische schokjes van iemand die niet lang meer te leven heeft. Het was alsof de longen de vermoeide achterhoede waren, terwijl de geest zich klaarmaakte om het lichaam te verlaten.
Alex Jamison was achter in de twintig, lang, slank en knap met lang bruin haar. Ze zat rechts naast het ziekenhuisbed op de intensive care. Links van het bed stond Ross Bogart, een special agent van de fbi. Hij was eind veertig en had een heel klein beetje grijs in zijn perfect gekamde haar. Hij stond kaarsrecht en met zijn vingers stijf om het zijhek van het bed geklemd.
Dabney lag in het bed, verbonden aan een heleboel bewakingsslangen en infusen met medicatie. Zijn rechteroog was een lege holte, doordat de kogel die hij in zijn kin had geschoten eerst zijn hersens had doorboord en daarna daardoor was uitgetreden. De huid van zijn gezicht was lijkbleek, op de plaatsen waar die niet opgezwollen of paars was door gesprongen haarvaatjes. Hij haalde onregelmatig adem, en op de monitor was te zien dat zijn vitale functies enorm fluctueerden. Hij lag op de intensive care, de ziekenhuisafdeling die bestemd was voor de ziekste en meest zwaargewonde patiënten.
Maar Walter Dabney was niet alleen gewond, maar ook stervende. De artsen die de hele dag in en uit waren gelopen, hadden allemaal bevestigd dat het slechts een kwestie van tijd was voordat de hersens het hart opdracht gaven op te houden met pompen, en dat ze daar niets aan konden doen.
De schade was zo groot dat geen enkel medicijn en geen enkele operatie de man in leven konden houden. Ze wachtten gewoon tot hij stierf.
Mevrouw Eleanor Dabney, meestal Ellie genoemd, was een halfuur nadat de fbi haar had verteld wat er was gebeurd gearriveerd. Ze zouden haar moeten verhoren, maar op dit moment was de vrouw een toekomstige weduwe die in de rouw was. Nu was ze in de badkamer aan het overgeven, bijgestaan door een verpleegkundige.
Bogart keek naar Jamison; dat leek ze te voelen, en ze keek op. ‘Iets van Decker gehoord?’ vroeg hij zacht.
Ze keek op haar telefoon en schudde haar hoofd. ‘Hij zou met Berkshires lichaam naar het mortuarium gaan.’ Ze typte een berichtje voor hem en verstuurde dat. ‘Ik heb Todd een kopie gestuurd,’ zei ze.
Bogart knikte. ‘Goed. Hij houdt Decker wel in toom.’
Ze wisten allebei dat Decker niet altijd even goed communiceerde. Sterker nog, dat deed hij heel slecht.
Bogart keek weer naar Dabney. ‘In zijn dossier staat niets wat hierop wees. En we kunnen geen enkele link met Berkshire vinden.’
Jamison zei: ‘Er moet íéts zijn, anders was het volkomen willekeurig. En dat lijkt ook nergens op te slaan.’
Bogart knikte bevestigend en keek toen naar de monitor. De hartslag en ademhaling van de stervende man dansten op en neer, als blote voeten op brandende kooltjes. ‘De kans is groot dat hij doodgaat zonder iets te zeggen.’
‘Maar áls hij iets zegt, zijn wij hier,’ antwoordde Jamison.
De deur van de badkamer ging open, en de verpleegkundige en Ellie Dabney kwamen naar buiten. Ellie was lang, had brede schouders, lange benen en een slanke taille en smalle heupen. Ze was heel aantrekkelijk, met een fraai gevormde kaak, hoge, stevige jukbeenderen en grote, mooie lichtblauwe ogen. Ze had haar lange haar gewoon grijs laten worden. Ze zag eruit alsof ze vroeger een geweldige atlete was geweest. Nu was ze begin zestig en had ze vier volwassen kinderen, drie kleinkinderen en een levensgevaarlijk gewonde echtgenoot. Ze leek nu dichter bij de dood dan mogelijk was zonder echt dood te zijn.
Bogart zette een stoel voor haar naast het bed, terwijl Jamison opstond en de verpleegkundige hielp om Ellie naar de stoel te leiden, waar ze meer in viel dan op ging zitten.
De verpleegkundige controleerde de monitor, keek Bogart met een veelbetekenende blik aan, vertrok en deed de deur achter zich dicht. Ellie had haar hand door het zijhek van het bed gestoken, hield de hand van haar man vast en leunde met haar voorhoofd tegen de rand van het zijhek.
Bogart stapte achteruit en Jamison ging weer zitten. Ze keken elkaar aan terwijl de vrouw zacht snikte.
‘Mevrouw Dabney, we kunnen ervoor zorgen dat uw kinderen hiernaartoe worden gebracht zodra ze in de stad aankomen,’ zei hij even later.
Ze antwoordde niet, maar knikte ten slotte.
‘Weet u al wanneer, of is er iemand anders die we...?’
Ze hief haar hoofd en zei zonder hem aan te kijken: ‘Mijn dochter Jules, zij... zij weet dat wel.’ Ze haalde een telefoon uit haar zak, drukte een paar toetsen in en gaf de telefoon aan hem. Bogart schreef het telefoonnummer op, gaf Ellie haar telefoon terug en verliet de kamer.
Jamison legde een hand op de schouder van de vrouw en zei: ‘Ik vind het heel erg voor u, mevrouw Dabney.’
‘Heeft hij... heeft Walt iemand echt iets aangedaan? De fbi... zij... zij zeiden...’
‘Daar hoeven we nu niet over te praten.’
Ellie draaide haar betraande gezicht naar Jamison. ‘Dat kán hij niet hebben gedaan. Weet u zeker dat iemand anders niet op hem heeft geschoten? Weet u, Walt zou niemand kwaad doen. H-hij...’ Haar stem stierf weg en ze leunde weer met haar voorhoofd op het zijhek.
De monitor begon te piepen en ze keken er allebei naar, maar het apparaat werd weer stil.
‘We weten het zéker, mevrouw Dabney. Ik wilde dat ik u iets anders kon vertellen. Er waren een heleboel getuigen.’
Ellie snoot haar neus in een tissue en vroeg met een krachtiger stem: ‘Hij wordt niet meer beter, hè?’
‘De artsen hebben niet veel hoop, nee.’
‘Ik... ik wist niet eens dat hij een vuurwapen had.’
Nadat ze even naar de vrouw had gekeken, vroeg Jamison: ‘Hebt u de laatste tijd een verandering bij uw man opgemerkt?’
‘Wat voor verandering?’ vroeg Ellie afwezig.
‘Zijn stemming? Zorgen over zijn bedrijf? Veranderde eetlust? Dronk hij meer dan normaal? Iets wat wees op depressie?’
Ellie leunde achterover in haar stoel, verfrommelde de tissue in haar hand en staarde naar haar schoot.
Op de gang hoorden ze voetstappen, soms rennende voetstappen, het alarm van een monitor, stemmen via de omroepinstallatie, en apparatuur en patiënten die door de gang werden verplaatst. Het rook er zoals het altijd ruikt in ziekenhuizen: naar ontsmettingsmiddel. En het was er altijd kil. Er hing ook een dreigende spanning in de lucht van de intensive care, alsof het enige wat de levenden van de doden scheidde het onverwachte waarschuwingssignaal van een monitor was.
‘Walt praatte thuis nooit over zaken. Hij dronk thuis ook niet echt, maar ik weet dat hij dat wel deed tijdens zakendinertjes en zakelijke bijeenkomsten, dat soort dingen. Ik ging weleens met hem mee. Maar hij dronk net genoeg voor de gezelligheid, om een deal erdoor te krijgen, contact te leggen, weet u, dat soort dingen.’
‘Ik begrijp het. Waren er financiële zorgen?’
‘Niet dat ik weet, maar dat regelde Walter altijd. We hebben nooit deurwaarders aan de deur gehad, als u dat misschien bedoelt.’
‘Was zijn stemming anders dan anders?’
Elly depte haar ogen en keek even naar haar man, alsof het haar een ongemakkelijk gevoel gaf om een onbekende iets over hem te vertellen. ‘Hij had allerlei verschillende stemmingen. Hij werkte heel hard en als het goed ging met de zaken was hij gelukkig, maar als het slecht ging werd hij depressief, net als iedereen.’
‘Dus er was niets wat afweek van het normale?’
Ellie propte haar tissue nog steviger in elkaar en gooide hem toen met een definitief gebaar in de afvalbak. Ze keek naar Jamison, die geduldig wachtte. Als haar tijd met Amos Decker haar één ding had geleerd, was het geduld, zowel om positieve als negatieve redenen.
‘Hij is laatst op reis geweest.’
‘Waarnaartoe?’
‘Dat was het vreemde: dat heeft hij me niet verteld. Dat was nooit eerder gebeurd.’
‘Hoe lang is hij weggebleven?’ vroeg Jamison.
‘Een dag of vier, volgens mij, misschien langer. Hij was al voor een andere afspraak in New York en is van daaruit vertrokken. Hij belde me en zei dat er iets onverwachts was gebeurd en dat hij ergens naartoe moest en niet wist hoe lang hij wegbleef.’
‘Vliegtuig, trein? Een ander land?’
‘Dat weet ik niet. Hij zei dat het te maken had met een potentiële cliënt, dat hij iets glad moest strijken. Zoals hij het vertelde, leek het niet erg belangrijk. Zijn kantoor zal de reis wel hebben geregeld.’
‘Oké, en hij heeft u ook niets verteld toen hij weer thuis was?’
‘Niets. Ik dacht dat het gewoon iets zakelijks was. Maar na die dag was er iets... ik weet het niet, mis.’
‘En wanneer was dat?’
‘Ongeveer een maand geleden.’
‘En uw man heeft een eigen bedrijf?’
Ellie knikte. ‘Walter Dabney & Co. Gevestigd in Reston. Ze werkten bijna alleen aan geheime projecten. Het begon met alleen mijn man, maar nu werken er zo’n zeventig mensen. Hij heeft ook partners in het bedrijf, maar Walter is bestuursvoorzitter en bezit de meerderheid van de aandelen.’ Haar ogen werden groot. ‘O mijn god, die zullen nu wel van mij zijn.’ Ze keek Jamison geschrokken aan. ‘Betekent dit dat ik het bedrijf moet leiden? Ik weet helemaal niets van zijn bedrijf. Ik heb niet eens toegang tot de geclassificeerde informatie.’
Jamison pakte haar hand. ‘Volgens mij hoeft u zich daar nu geen zorgen over te maken, mevrouw Dabney.’
Ellie ontspande en keek weer naar haar man. ‘Hoe heet die persoon ook alweer? Die Walter... Dat hebben ze me wel verteld, maar ik ben het vergeten. Alles is nu heel wazig.’
‘Anne Berkshire. Zij werkte als invaldocente op een katholieke middelbare school in Fairfax. Kent u haar?’
Ellie schudde haar hoofd. ‘Ik heb nog nooit van haar gehoord. En ik weet ook niet waarom Walt haar zou kennen. Docente aan een middelbare school? Walt en ik waren nog jong toen de kinderen kwamen. Jules, onze oudste, is zevenendertig. En ons oudste kleinkind zit nog maar net op de basisschool. En ze wonen niet eens in Virginia. En we zijn niet katholiek, maar presbyteriaans.’
‘Juist. Goed, dank u wel voor deze informatie. U hebt ons goed geholpen.’
‘Heb ik straks een advocaat nodig?’ vroeg Ellie opeens.
Jamison leek niet op haar gemak. ‘Ik ben echt niet degene die u daarover advies moet geven. Als u of uw man een advocaat heeft of kent, zou ik dat met hem of haar overleggen.’
Ellie knikte versuft en stak haar hand weer door het zijhek om de hand van haar man vast te pakken.
Even later kwam Bogart weer binnen. ‘Het is allemaal geregeld, mevrouw Dabney,’ zei hij. ‘Volgens uw dochter zal iedereen, behalve Natalie, hier vanavond zijn.’
‘Natalie woont in Parijs. Ik heb geprobeerd haar te bellen, maar niemand nam op. En het was niet... dit is niet iets wat ik haar via haar voicemail of een mailtje kan vertellen.’
‘Uw dochter Jules heeft haar net gesproken en haar verteld wat er aan de hand is. Ze komt hier zo snel mogelijk met het vliegtuig naartoe.’
‘Ik kan gewoon niet geloven dat dit echt is,’ zei Ellie. ‘Toen Walt vanochtend van huis ging, was alles... perfect. En nu?’ Ze keek naar hen op. ‘Dat is allemaal verleden tijd. Zomaar.’
Zomaar, dacht Jamison.