72

Decker rende. Alleen niet in het echte leven, maar in een droom.

Hij droeg het uniform van de Cleveland Browns. Hij was tweeëntwintig en sprintte over het footballveld op de eerste dag van een nieuw nfl-seizoen. Hij was als rookie bij het team gekomen dankzij zijn speciale inzet voor het team. Dit betekende dat hij vol overgave over het veld rende en met een bijna levensgevaarlijke roekeloosheid zijn lichaam tegen dat van andere, even grote jonge mannen ramde.

En toen, als vanuit het niets, kwam de klap. Afkomstig van de blind side, die hem verpletterde waardoor hij door de lucht vloog, zijn helm van zijn hoofd vloog en hij een meter verderop bewusteloos neerkwam en, ook al wist niemand dat toen, doodging.

En toen hij in het ziekenhuis weer bij bewustzijn kwam, was de Amos Decker die in zijn lichaam had gewoond verdwenen en vervangen door een bijna volkomen onbekende. Zo verschillend van de oorspronkelijke Amos Decker ‒ zowel emotioneel als mentaal ‒ als maar mogelijk was.

Terwijl dit laatste deel van de droom als een brandende vuurpijl door zijn hoofd ricocheerde, opende Decker zijn ogen en ging hij rechtop zitten, zwaar ademend, terwijl het zweet over zijn gezicht stroomde.

Het was koel en donker in zijn kamer. Buiten hoorde hij het verkeer, de motregen tegen zijn raam en even later de motoren van een vliegtuig dat begon te klimmen na de take-off van National Airport.

Toch bleef hij nietsziend voor zich uit staren in het donker, in gedachten nog steeds op het footballveld. Hij dacht aan de man die hij was geweest. Maar ondanks het perfecte geheugen dat hij nu had, kon hij zich de jonge man van twintig jaar geleden niet meer herinneren.

Ik kan me herinneren wie ik was, alleen niet meer precies. Dat is toch ironisch?

Hij keek opzij, naar de pop op zijn nachtkastje. Net zo’n pop als Molly had gehad. Alleen was deze waarschijnlijk gebruikt voor spionage.

Hij ging weer liggen en begon alle informatie te rubriceren.

Hij had heel veel touwtjes in handen, maar niet één leek het belangrijkst of meer aanwijzingen te bevatten dan de andere. Hij voelde gewoon dat hij doelloos rondjes draaide, nooit proactief was, nooit voorzag wat er stond te gebeuren.

Hij was een rechercheur, een goede zelfs. Hij had in de loop der jaren een heleboel zaken opgelost, maar slechts weinige die zo raadselachtig waren als deze. Hij had tegen Brown gezegd dat ze deze zaak misschien van de verkeerde kant benaderden, ook al had ze niet helemaal begrepen wat hij daarmee bedoelde.

Maar ik misschien ook niet.

Alles leek terug te leiden naar Walter Dabney. Dat kwam deels door gebrek aan beter. Ze hadden veel informatie uit zijn verleden kunnen vinden, maar voor Berkshire gold dat in veel mindere mate.

Deckers allerbelangrijkste eigenschap was zijn geheugen, dus greep hij daar nog maar een keer op terug.

Hij sloot zijn ogen en liet de beelden aan zich voorbijschieten.

Hij dacht aan iets wat iemand had gezegd. Hij wist niet eens zeker of het wel met de zaak te maken had. Om de een of andere reden leek het een losse opmerking, maar misschien had die opmerking een secundaire betekenis die iets zou verduidelijken.

De beelden vertraagden en hij fronste.

Het was bijna alsof de spoelen van een fruitmachine heen en weer klikten en toen de cyclus bijna ten einde was vertraagden, zodat je zodra de plaatjes allemaal naast elkaar stilstonden kon zien of je had gewonnen of verloren.

Toe nou! Blijf naast elkaar stilstaan, doe het voor mij. Dat zou ik goed kunnen gebruiken.

Vreemd genoeg kwam het beeld van Melvin Mars tevoorschijn. Ze waren in Harpers huis geweest en hadden voor de aanval ergens over gepraat.

Het geklik verdween, de beelden gingen steeds langzamer.

Mars had iets over Brown gezegd. Iets wat volkomen onschuldig had geklonken toen hij het zei. Het was een heel natuurlijke opmerking geweest in de loop van hun gesprek en had helemaal niets met de zaak te maken.

Eén... twee... drie... vier.

Het geklik ging nog langzamer. De voorbijvliegende beelden ook, zodat Decker kon zien dat één beeld echt vorm kreeg.

Mars had Decker verteld dat hij erg onder de indruk was van Brown. Dat ze veel had gereisd, maar helemaal niet pronkte met haar rijkdom. Mars had gezegd dat hij dat in haar bewonderde. Dat hij genoot van haar gezelschap. Ze was leuk en cool, en ze gaf hem een goed gevoel.

Maar nee, dat was het niet. Het was iets anders.

Decker had het gevoel dat hij een stuk vliegenpapier in de hand had en dat er stukjes confetti – die de feiten van de zaak vertegenwoordigden – door de lucht vlogen. Kon hij er maar voor zorgen dat die stukjes confetti naar beneden vielen en aan het vliegenpapier bleven plakken, dan zou hij er misschien meer van begrijpen.

Meer geklik en meer rondtollende beelden.

Vijf... zes... zeven... acht.

Bingo!

Dat ene woord knalde zijn hoofd binnen en werd zichtbaar op dezelfde manier als de geaccentueerde woorden in het Harry Potter-boek van de pagina sprongen.

Hij ging zo snel rechtop zitten dat hij er duizelig van werd.

Atleet.