Patrick
Patrick
Patrick droomde niet meer over zijn vrouw. Tegenwoordig droomde hij dat die laatste dag thuis heel anders was verlopen. In plaats van zijn schuld op te biechten aan de rechercheur, pakte hij het aardappelschilmesje van de tafel en stak haar ermee in haar hart, en daarna was Nel Abbotts zus aan de beurt. De opwinding nam steeds meer toe, totdat hij eindelijk voldaan was en het mes uit de borst van de zus trok, opkeek en daar Helen zag staan, met de tranen op haar wangen en bloed druipend van haar handen.
‘Niet doen, pa,’ zei ze. ‘Je maakt haar bang.’
Zodra hij wakker werd, zag hij altijd Helens gezicht voor zich, de geschrokken uitdrukking erop toen hij hun vertelde wat hij had gedaan. Hij was blij dat hij Seans reactie niet had hoeven zien. Tegen de tijd dat zijn zoon die avond in Beckford was teruggekeerd, had Patrick al een volledige bekentenis afgelegd. Sean was hem een keer komen opzoeken, op verzoek. Patrick dacht niet dat hij nog eens zou komen, en dat deed hem onnoemelijk veel pijn, want alles wat hij had gedaan, alle verhalen die hij had opgehangen en het leven dat hij had opgebouwd, was allemaal voor Sean geweest.